Verbonden Léven

Mt. 8,18-22 (28/06/2021)

Jezus zag het vele volk rondom zich en hij beval [aan de leerlingen] naar de overkant [van het meer] te trekken.
Er kwam daar een schriftgeleerde naar hem: “Meester, ik zal je volgen [letterlijk met je meegaan], waar je ook gaat.” Jezus antwoordde hem: “De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd kan neerleggen.”
Een andere leerling zei tegen hem: “Heer, sta mij toe eerst weg te gaan om mijn vader te begraven.” Maar Jezus zei hem: “Volg mij [letterlijk] en laat de doden hun doden begraven.

Tijd om naar de overkant te trekken. Een moment om keuzes te maken: Ga ik ‘letterlijk’ mee met hem of blijf ik veilig leven binnen onze menselijke denkkaders die in regels en wetten gegoten werden?
Effectief de stap zetten is een radicale keuze. Jezus wil ons daar toch even voor waarschuwen: ‘Weet waar je aan begint als je mee de weg van de Liefde ten einde wil gaan!’
Je zal alles moeten loslaten. Er zullen geen zekerheden zijn, daar aan de overkant, alleen die ene: Het gaat om Léven. De doden, al het doodse, moet je achterlaten, daar hoef je geen tijd aan te besteden. De gerichtheid daar aan de overkant is Liefde-vol léven in alle vrijheid. Zo vrij dat alle basiswaarheden verdwijnen, dat je grensoverschrijdend moet durven worden. Alles achterlaten, alles riskeren en alles opgeven, dat is toch wel héél veel gevraagd… Kan ik dat, durf ik dat, hem zó onvoorwaardelijk volgen?
Eén ding is zeker, als ik het doe zal ik mogen ervaren: Liefde die over de grenzen van bezit, familie en eigen waarheden heen reikt, leidt je naar het land van de lévenden.

Mt.8,28-34 (30/6/2021)

Jezus kwam aan de overkant, in het gebied van de Gadarenen. [Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods] Uit de grafspelonken kwamen twee bezetenen op hem af. Ze waren zeer woest, zodat niemand sterk genoeg was om langs die weg te gaan.
Kijk! Ze krijsten: “Wat is er tussen ons en jou, Jezus, zoon van God? Ben je hier gekomen om ons te kwellen vóór de juiste tijd?” Een eind verderop was een grote kudde varkens aan het grazen. De demonen smeekten hem: “Als je ons verdrijft, sta ons dan toe in die kudde varkens te trekken.”
Hij zei hen: “Ga heen.” Zij trokken weg [uit die mensen] en namen hun intrek in de kudde varkens. En kijk, de hele kudde stortte zich vanaf de helling in het meer en ze verdronken.
Degenen die de varkens aan het hoeden waren, vluchtten weg naar de stad en berichtten over wat er met de bezetenen gebeurde. Kijk! Heel de stad liep naar buiten voor een ontmoeting met Jezus. Maar toen ze hem zagen, smeekten ze hem dat hij uit hun gebied zou weggaan.

Mensen zijn bang van ‘wie een beetje raar doet’. (Onze woordenschat daarover verschilt met die uit Jezus’ tijd, ons gedrag niet.)
Jezus niet.
Mensen zijn zelfs bang van wie niet bang is. (Als je dat niet zou geloven: herlees het Evangelie (v.34) én kijk om je heen!) Veel liever houden we het bij het oude vertrouwde, zelfs als dat lastige kanten heeft en ‘omwegen’ van ons vraagt. We leggen ons liever in een verkrampte bocht, dan dat we onbevangen iets nieuws toelaten.
Jezus’ bevrijdende boodschap (= Evangelie, eu-angellion) gaat juist híerom: Laat nu toch eindelijk eens je vastgeroeste zienswijzen los! Kijk anders, gedraag je anders, en de wereld zal er anders uitzien!
Het ‘bevrijdende’ zit hem er niet in dat er plots iets of iemand zou komen die alle problemen oplost in onze plaats, maar wel dat wij de Jezus-durf in ons werkzaam laten zijn om het leven (en dat omhelst áltijd ‘gewone’ en ‘rare’ dingen) zonder angst tegemoet te treden – en dat zal alles anders maken.

 

 

Mt.9,1-8 (1/7/2021)

Hij stapte in de boot en stak over en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm]. Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem. Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf: “Die daar spreekt [God]lasterlijk!” Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus: “Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart? Immers, wat is makkelijker te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, opdat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak hij tegen de verlamde: sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.” En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
De menigte die dit zag, werd van ontzag vervuld en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.

Een bekend ‘verhaal’. Ik mag dus wijzen op een detail.
Jezus spreekt de verlamde aan met ‘kind’. Het is onwaarschijnlijk dat het letterlijk om een kind gaat, dat wijst uit de context; hooguit een jong iemand, want gehandicapten was geen lang leven beschoren.
Als Jezus hem (of haar) ‘kind’ noemt, dan gaat het veeleer over een genegenheid, een heel oprechte en diepe zorg, een aanhankelijkheid – en ja, ik bedoel van Jezus naar de verlamde toe: hij is er met heel zijn wezensvezels aan verbonden. Hoe helend is dat al niet! Éindelijk iemand die hem als méns benadert, niet als ‘mee te slepen object’ (waarmee ik hier niet de dragers op het oog heb, die bedoelden het duidelijk heel goed).
Bij onze op-en-top Joodse leraar Matteüs mogen we bij het Griekse woord voor ‘kind’ óók denken aan de achterliggende Hebreeuwse betekenis: Dan wordt de genegen ouder-kind-relatie die van de leraar-leerling! Zouden wíj in die verlamde, die sukkelaar, die steuntrekker, die rafelrander, … een leerling van Jezus herkennen? Híj wél!
Misschien was het zelfs voor de verlamde zelf een verrassing, dat ook hij, in zijn situatie en in zijn huis, leerling van Jezus kon zijn?!

Mt.9,9-13 (2/7/2021)

Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”

Straf stukje Evangelie, bevrijdende boodschap, hoor, als je er ook maar even over nadenkt! “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?” Ja, waarom? Antwoord eens, jij, leerling van díe meester? En het gaat ‘van kwaad naar erger’: hij eet er niet alleen mee, hij vraagt ze ook als volgeling!
Sta ik, die me toch ook volgeling van die meester noem, dan in dát rijtje?
Ja! …
En hoe bevrijdend is dat!, te weten dat Jezus mij in al mijn schamelheid blijkbaar de moeite waard vindt om er zijn boodschap in de wereld mee te vestigen. Mededogen, hoe zachtaardig en onooglijk ze soms ook mag lijken, is een enorme hefboomkracht. Iets kleins, dat iets heel groots in beweging zet.
Het kan geen toeval zijn dat de evangelist Matteüs hier de tollenaar bij zijn naam noemt: Matteüs! Het ziet er niet naar uit dat hij het zelf was (daarvoor draagt zijn tekst teveel sporen van een iets latere datum (ca.70 na Chr.)), maar minstens herkende hij zich in hem. Het mededogen dat uit deze gebeurtenis straalt, zet alvast hem in beweging om zijn Evangelie te schrijven, dat op zijn beurt al vele eeuwen mensen in beweging zet …
… tot het ook mij in beweging zet …? tot mededogen …

 

Mt.9,14-15 (19/2/2021)

Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”

“Vriend(in) van de bruidegom” (hier duidelijk doelend op Jezus), zou jij jezelf zo noemen?
Het zijn woorden die we vandaag niet zo vaak gebruiken. Nochtans hebben ze sterke Bijbelse wortels
én zijn ze heel vaak in de spiritualiteit beleefd en bezongen geweest.
De ‘vrienden van de bruidegom’ zijn hier niet de schare fuifbeesten die graag wat meepikken van het feest (op kosten van een ander),
maar juist een klein aantal intimi. Hun vriendschap is zo hecht en bijzonder dat ze hun vriend overal nabij zijn,
ook op momenten dat misschien twijfel of schrik hem/haar overvalt.
Als wij nu in de Vastentijd zijn, betekent dat dan dat onze vriend, Jezus, níet bij ons is?
De woorden struikelen hier natuurlijk wat over elkaar. In z’n historisch menselijke gestalte is dat inderdaad zo.
Tegelijk geeft ons dat een stimulans te ontdekken dat er andere gestalten bestaan: de innerlijke (waar hij NOOIT afwezig van is, integendeel, hij woont ín ons!) én de menselijke gestalte die hij voortdurend aanneemt in onze mede-mens.
Daarom is het christelijke vasten geen treurtijd, maar een groeitijd. Tijd om te (her-)ontdekken hóe nabij onze Vriend wel is …

 

Mt.9,18-26 (5/7/2021)

Hij was nog niet uitgesproken, of kijk: er kwam een overste [van de synagoge] naar hem, boog voor hem neer en zei: “Mijn dochter is zojuist gestorven, maar kom, leg haar je hand op en ze zal leven.” Jezus veerde op [werd klaarwakker] en volgde hem, samen met zijn leerlingen.
En kijk, er was een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed die hem langs achteren naderde en de zoom van zijn mantel aanraakte. Want ze dacht: “Zelfs als ik alleen maar zijn mantel aanraak, zal ik bevrijd worden.” Maar Jezus draaide zich om en zag haar: “Wees gerust dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.” En vanaf dat uur was de vrouw bevrijd.
Nu kwam Jezus in het huis van de overste. Hij zag de fluitspelers en de vele getroebleerde mensen en zei hen: Ga weg [maak plaats], want het meisje is niet gestorven, maar slaapt.” Maar ze lachten hem uit. Toen de menigte dan buitengedreven was, ging hij binnen. Hij nam haar hand vast en het meisje stond op [werd wakker].
Het verhaal hierover ging rond in heel de streek.

Vorige zondag (27/6) hoorden we de langere Marcus-versie van dit gebeuren. Kun je dus ook even teruglezen (Mc.5,21-43). Matteüs haalt er enkele kernthema’s uit.
Mij valt op hoe het hier voortdurend over ‘bevrijding’ gaat. Uiteraard van het dochtertje en de vrouw (die Jezus óók ‘dochter’ noemt!) en de omstaanders (de ouders en de “vele getroebleerde mensen”), maar ook voor Jezus zelf!
In het hele Evangelie lezen we hoe horden mensen Jezus volgen. Tegelijk lezen we er ook hoe Jezus helemaal geen ‘massamens’ was. Al zeker niet in de betekenis van een meeloper, maar ook dat hij niet graag met die massa’s omging. Hij spreekt hen wel toe (“in gelijkenissen, omdat zij horende niet horen”), maar als hij in actie schiet (t.t.z.: eenvoudige, maar doeltreffende handelingen stelt) is dat steeds met een zeer beperkt aantal mensen, meestal zelfs ‘van aangezicht tot aangezicht’.
Hier is het twee keer een heel concrete mens in nood die hem bevrijdt uit het massagebeuren – “en hij veert op”.

Wie mag míj vandaag bevrijden?