Verbonden Léven

Mt.13,36-43 (27/7/2021)

Toen liet hij de mensen gaan en ging naar huis. Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen: “Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
Hij antwoordde hen: “Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon, en de akker is de wereld. Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap, en de dolik zijn de kinderen van het kwaad. De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos]. De oogst is de voleinding van de tijd en de maaiers zijn de engelen.
Zoals de dolik wordt verzameld en in het vuur verbrand, zo zal het zijn in de voleinding van de tijd. De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid verzamelen [Sef.1,3] en zij zullen hen in de vuuroven werpen. Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen] stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader.
Wie oren heeft, moet luisteren!”

Jezus vertelt gelijkenissen, en ja, ze vragen om duiding! Maar of die duiding ook alles verheldert, durf ik toch niet te stellen. Het lijkt alsof elke gelijkenis wel iets verduidelijkt maar tegelijkertijd ook prikkelt en uitdaagt om verder te denken en te zoeken. Misschien is dat juist de bedoeling? Misschien wil Jezus met zijn gelijkenissen (en zijn vragen-oproepende uitleg) bij zijn hoorders (en dus ook bij ons) een beslissing oproepen?: “Ga je mee in het dol-dwaze avontuur op zoek naar het ‘volle’, G-dgerichte, leven, of drijf je mee met de diabolos?”
In ieder geval speelt het zich allemaal af in een wereld die ons gegeven is. Een wereld als plaats waar we leven en te leven hebben met al wie op ons pad komt (goed zaad, onkruid, zaaier, uiteendrijver, tweedrachtzaaier…). Daar gebeurt het! G-ds rijk zal daar te zien zijn – of niet. En een levenswijze waar G-d de focus mag richten, roept het beste wakker in mensen. Het voedt de droom van een leven zoals het bedoeld is, het ‘volle’ leven. En dat leven ís bereikbaar: “Wie oren heeft, moet luisteren!”

Mt.13,44-46 (28/7/2021)

“Opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een schat die verborgen is in een akker.
Iemand vindt hem en verbergt hem weer,
om vol blijdschap alles te gaan verkopen wat hij heeft
om die akker te kopen.”
“En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een koopman op zoek naar mooie parels.
Als hij één uitzonderlijk waardevolle vindt,
gaat hij alles verkopen wat hij heeft
en koopt die ene parel.”

Van Jezus vielen in zijn eigen tijd vooral twee dingen op: enerzijds natuurlijk zijn ‘machtige daden’, zijn genezingen en bevrijding van demonen; maar anderzijds dat hij zijn boodschap bracht door middel van verhalen. Hij leek een meester te zijn in het vertellen van snedige vergelijkingen en het vinden van betekenisvolle beelden.
Kijk nu naar dat stukje Evangelie dat we vandaag voorgeschoteld krijgen: 2 x 2 parallelle zinnen, meer is het niet. En toch zou het ontstellend zijn als we hier nu een geschiedenisboek zouden kunnen openen dat vertelt hoevelen er op déze woorden hun leven een totale wending hebben laten nemen!
De vraag is even simpel als radicaal: Wat is jouw schat? Waar ligt die? En zul je er – met alles wat in je mogelijkheden ligt – achteraan gaan?

Mt.13,47-53 (29/7/2021)

“En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
Als het vol is, trekt men het op de oever,
men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
de slechte werpen ze weg.
Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden. De engelen zullen er op uittrekken en zij zullen de slechten [verdwaasden] van de rechtvaardigen [integeren] scheiden en hen in de vuuroven werpen. Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”
Jezus vroeg hen nu: “Hebben jullie dit alles begrepen?” “Ja”, antwoorden zij. Nu zei hij: “Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling is geworden in het koningschap der hemelen op een huisvader die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”
Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, vertrok hij van daar [Kafarnaüm].

Veel van deze ‘verhaaltjes’ heeft Jezus verteld in Kafarnaüm, waar hij als volwassen man woonde. Het stadje had in die regio enig belang omdat het aan het meer lag. Veel van de arbeid die daar gebeurde had met het vissen te maken.
Als Jezus dus zijn verhalen vertelt aan het meer, heeft dat niets van doen met wat wij misschien ‘een idyllisch uitstapje naar zee met wat diepzinnige gedachten’ zouden noemen! Langs dat meer bevond hij zich op ‘de werkvoer’, tussen mensen die aan het – soms zware – werk waren! De beelden die Jezus gebruikt om over ‘het koningschap der hemelen’ te spreken, zijn meestal ook ontleend aan dat alledaagse leven.
Wij hebben Jezus helaas niet meer rechtstreeks bij ons, maar de vraag kan dezelfde blijven: Wat zie ik in mijn alledaagse omgeving rond mij gebeuren dat mij vertelt over ‘het koningschap der hemelen’. We hoeven het echt niet ver te zoeken. De schat ligt in onze alledaagse handen! Zullen wij uit het oude het nieuwe voortbrengen?

Mt.13,47-53 (30/07/2020)

In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een sleepnet
dat in de zee geworpen, vissen van allerlei soort bijeenbracht.
Toen het vol was trok men het op het strand; men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken
en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen.
Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken om de slechten
tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen. Daar zal geween zijn en tandengeknars.
Hebben jullie dit alles begrepen?' Zij antwoordden Hem: 'Ja.'
Hij zij hun: 'Daarom is iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen gelijk aan een huisvader
die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.'
Toen Jezus deze gelijkenissen had beeindigd, ging Hij vandaar weg.

Deze korte parabel loopt eigenlijk parallel met die over het goede graan en het onkruid. (zie Mt.13,24-30 – 19 juli)
In de ‘school’ van de samenleving zwemmen de ‘goede’ en de ‘slechte’ vissen allemaal dooreen.
Als je Jezus’ beeld van de ‘mensenvissers’ er op toepast, mag je ook zeggen dat ze állemaal geroepen zijn
deel uit te maken van zijn ‘rijk der hemelen’. Maar het blijkt dus zeer menselijk (en dus van alle tijden)
dat níet ‘alle vissen’ in dezelfde richting (van het rijk G-ds) zwemmen.
Onderscheiding, daar komt het opnieuw op aan. Wie ‘onderwezen is in het rijk der hemelen’ moet ergens het verschil weten te vinden.
Evenwel met alle behoedzaamheid én barmhartigheid eigen aan een huisvader, zoals Jezus die zich voorstelt (uit ervaring?).
Ja, in de praktijk van het leven in de wereld moet het onderscheidend oordelen soms gebeuren.
De ‘huisvader’ weet echter dat hij slechts ‘rentmeester’ is, beheerder van de geheimen en rijkdommen van een ander (Ander in dit geval).
Het uiteindelijke oordeel is aan G-d, en daar zal ik zelf, én mijn ge-oordeel over anderen, óók onder vallen.

Mt.13,54-58 (30/7/2021)

Hij kwam in zijn vaderstad [Nazareth, ca. 40km van Kafarnaüm] en onderrichtte hen in hun plaats van samenkomst [synagoge], zodat ze versteld stonden: “Vanwaar heeft hij die wijsheid en die machtige daden [wonderen]? Is dat niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broers Jakobus, Joses, Simon en Judas ? En wonen zijn zussen niet allemaal bij ons? Vanwaar heeft hij dan dit alles?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen vaderstad en in zijn huis.”
En hij kon daar niet veel machtige daden doe omwille van hun niet-vertrouwen.

Nu gaat Jezus van zijn woonplaats Kafarnaüm terug naar het dorp waar hij is opgegroeid, Nazareth. Ze kennen hem daar – natuurlijk, in zo’n dorp kent iedereen iedereen. Daar is geen meer – het is een heel gewoon dorp, wat hogerop – dus gaat hij naar die andere plaats van samenkomst, de synagoge.
Hoe komt het toch – het is vandaag niet anders dan toen – dat we zo moeilijk kunnen accepteren dat iemand uit onze eigen kring iets te vertellen zou hebben? Je zou kunnen denken dat het is omdat we van die ook zijn kleine kantjes kennen en dat die lijken een schaduw te werpen op zijn wijsheid. Dat kan wel eens gebeuren, maar het zou nogal kortzichtig zijn het alleen daaraan te wijten. Alsof wijsheid nu net niet ontstaat in het passend leren omgaan met kleine kantjes! Zou het niet eerder jaloezie zijn? Een soort afgunst omdat die ander ergens geraakt is waar we zelf niet raken (of de moeite niet voor willen doen om er te geraken)?
Misschien een uitnodiging om eens op een niet-jaloerse manier open te staan voor de mensen die ik vandaag ontmoet?

Mt.14,1-12 (31/7/2021)

In die tijd hoorde de viervorst Herodes het gerucht over Jezus en hij zei tegen zijn vertrouwelingen: “Dat is Johannes de doper die is opgestaan uit de doden! Daardoor werken die krachten in hem.”
Want Herodes had Johannes gegrepen en hem gebonden in de gevangenis, omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus. Johannes had hem immers gezegd: “Het is je niet geoorloofd haar te huwen.” Hij had hem willen doden, maar hij vreesde de menigte omdat zij hem als een profeet beschouwden.
Toen Herodes echter een verjaardagsfeest gaf, danste de dochter van Herodias in hun midden. Zij behaagde Herodes zozeer dat hij met een eed beloofde haar te geven wat ze vroeg. Zij zei, eerder al opgestookt door haar moeder: “Geef mij, hier op een schotel, het hoofd van Johannes de doper.” De koning werd bedroefd, maar vanwege de eed en de tafelgenoten, beval hij dat het haar zou worden gegeven. En hij zond iemand om Johannes in de gevangenis te onthoofden.
Men bracht zijn hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje en zij bracht het naar haar moeder.
Zijn leerlingen kwamen, namen het lichaam mee en begroeven het. Daarna gingen ze het Jezus melden.

Arme koning Herodes (arme wij?) … Je zo in bochten wringen om je eigen losbandigheid toch maar het oog van ‘recht’ te geven … (Bemerk de ‘interessante’ tegenstrijdigheid in de woorden (bemerken we ze ook in onze daden?): bocht – recht, los – band.)
Liever een ander een kopje kleiner maken (figuurlijk kan dat ook) dan te erkennen dat je fouten maakt en te proberen je eigen leven te corrigeren. Liever maar je eigen begeerten achternalopen, en de consequenties daarvan in het graf van stilzwijgen vegen, dan moedig en consequent de richting van de profeet te volgen.
Wat geef je Herodias’ dochter, die nieuwe generatie die je zogezegd zo lief had, mee? Niets meer dan een horrorverhaal waar geen leven in zit!
Arme koning Herodes … arme wij …!