Verbonden Léven

Joh.7,1-2.10.25-30 (24/03/2023)

Hierna trok Jezus rond in Galilea. Hij wilde dat niet in Judea doen omdat de Joden hem zochten te doden. Het Joodse Loofhuttenfeest was nabij. Maar toen zijn broers vertrokken waren naar het feest, ging hij zelf ook, maar niet openlijk, maar in het verborgene.
Nu zeiden sommige Jeruzalemmers: “Is dat niet degene die ze zoeken te doden? En kijk, hij staat hier vrijmoedig te spreken en ze zeggen niets. Zouden de oversten werkelijk erkend hebben dat hij de Gezalfde [christos / messiah] is? Maar van hem weten we vanwaar hij is, terwijl als de Gezalfde komt niemand weet vanwaar hij is.”
In zijn onderricht in de tempel riep Jezus daarom uit: “Ja, jullie kennen mij! Ja, je weet vanwaar ik ben! Maar ik ben niet uit mezelf gekomen, het is de waarachtige die mij gezonden heeft en die kennen jullie niet. Maar ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom en hij mij gezonden heeft.”
Ze zochten hem dus te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan hem omdat zijn uur nog niet gekomen was.

Stel dat jij gezocht wordt. Stel dat er tijdens elk journaal, op facebook, … klinkt dat je een gevaar vormt en men je dus best zou komen aangeven als men je ziet? Je zou je voor minder even terugtrekken en wegblijven uit de gevaren zone. In eerste instantie lijkt ook Jezus hiervoor te kiezen, maar dan gaat hij toch. Het is sterker dan hemzelf. Hij moet – van binnen uit – naar Jeruzalem. Dus dan maar in alle stilte, zo onopgemerkt mogelijk.
Maar zo’n Go(e)d-mens kan niet onopgemerkt blijven. Heel zijn doen en laten straalt ‘Aanwezigheid’ uit. Hij is en spreekt waar nodig. Ondertussen voelt hij de onrust. Hij vangt op wat er over hem gezegd en bevraagd wordt. Hij voelt waar het schort: Mensen blijven maar uitkijken naar iets nieuws, iemand die ze niet kennen, zodat ze het nieuwe dat onder hun neus gebeurt niet zien, niet (h)erkennen als zijnde van G-d. Hij roept het uit! Hij roept hen toe wie hij is en vanwaar hij is, in de hoop en het vertrouwen dat ooit mensen hun ogen opengaan.
Zouden wij die mensen kunnen zijn? Durven wij het zien, herkennen en erkennen?

Joh 7, 40-53 (2/04/2022)

Sommigen die zijn woorden hoorden, zeiden: “Hij is waarlijk de profeet!” [= de profeet die Mozes had aangekondigd]
Anderen zeiden: “Hij is de Gezalfde!” [Christos / Messiah] Maar nog anderen zeiden:
“De Gezalfde komt toch niet uit Galilea!? Zegt de Schrift niet dat de Gezalfde zal komen
uit de nakomelingen van [koning] David en uit Betlehem, het dorp waar David vandaan kwam?”
Zo ontstond er onenigheid onder het volk om hem. Sommigen wilden hem grijpen, maar niemand kon beslag leggen op hem.
Zo kwamen de gerechtsdienaars bij de hogepriesters en farizeeën en die zeiden tegen hen:
“Waarom heb je hem niet meegebracht?” De dienaars antwoordden: “Nog nooit heeft een mens gesproken zoals deze mens!”
De farizeeën antwoordden daarop: “Jullie zijn toch ook niet aan het dwalen geraakt?!
Niet één van de oversten of van de farizeeën heeft toch in hem vertrouwen gesteld?
Maar alleen die meute, die de wet niet kent – vervloekt zijn ze!”
Nikodemus, één van hen, die eerder al ’s nachts bij Jezus was gekomen, zei hen:
“Onze wet veroordeelt toch geen mens zonder hem eerst te hebben gehoord en kennis te hebben van wat hij doet?”
Ze antwoordden hem: “Jij komt toch ook niet uit Galilea?! Zoek het maar op, en je zult zien dat er uit Galilea geen profeet opstaat!”
Toen vertrok iedereen naar huis.

Als reactie op Jezus’ woorden ontstaat er verdeeldheid in de menigte. Het gaat er heftig aan toe. Wanneer er in conflicten heftig gereageerd wordt – vol emoties of zelfs agressief – dan is dat altijd een signaal dat er meer meespeelt en dat los je niet op door tegen-agressie. De interventie van Nikodemus laat ons voelen dat je ook kan reageren op een ander niveau. Hij wijst met zijn tussenkomst een weg om je zelf het voordeel van de twijfel te gunnen. Hij werpt een dam op tegen de tirannie van Het Grote Gelijk. Een bescheiden dammetje weliswaar. Het heeft vooralsnog weinig effect en zal ook de afloop van het geheel niet kunnen verhinderen. Toch is deze tussenkomst van Nikodemus betekenisvol. Het kan ons op het spoor zetten van een open houding in onze conflicten en maatschappelijke verdeeldheid. Het biedt ons een strategie, nl. respectvol van mening mogen verschillen, door je niet bij voorbaat vast te klampen aan je eigen gelijk.

Joh.11,45-57 (9/04/2022)

Veel Joden die naar Maria waren gekomen [de zus van Lazarus [El-azar/God helpt], die Jezus uit de dood had opgewekt], en zagen wat Jezus had gedaan, gingen hun vertrouwen stellen in hem. Maar sommigen gingen naar de farizeeën en vertelden wat Jezus had gedaan.
De hogepriesters en farizeeën riepen de Raad [sanhedrin] bijeen: “Wat staat ons te doen?, want die man doet veel tekenen. Als wij hem zo laten begaan, zullen allen in hem vertrouwen gaan stellen, en dan komen de Romeinen en vegen onze tempel en ons volk weg.”
Maar één van hen, Kajafas, die toentertijd hogepriester was, zei tegen hen: “Jullie hebben er geen verstand van! Je bedenkt niet dat het in ons belang is dat er één mens sterft voor de gemeenschap en dat niet het hele volk ten onder gaat!” Maar hij zei dit niet uit zichzelf. Als hogepriester in ambt sprak hij de profetie uit dat Jezus zou sterven voor het volk. En niet voor het [Joodse] volk alleen, maar ook om de verstrooide kinderen van God bij één te verzamelen. Vanaf die dag beraadslaagden zij dus samen om hem te doden.
Jezus kon dus niet meer vrij rondwandelen onder de Joden, maar hij vertrok van daar naar de streek dicht bij de woestijn, naar een stad die Efraïm genoemd wordt, en hij verbleef daar met zijn leerlingen.
Het Paasfeest van de Joden was dichtbij en velen gingen vanuit het land op naar Jeruzalem om zich te reinigen. Ze zochten Jezus en op het tempelplein staande, zeiden ze onder elkaar: “Wat denk je, zou hij niet naar het feest komen?” De Hogepriesters en farizeeën hadden immers bevel gegeven dat als iemand wist waar hij was, men het moest melden opdat ze hem konden grijpen.

Interessant aan deze passage is te zien hoe de tweespalt over de figuur van Jezus van alle tijden is. Kon er een duidelijker ‘teken’ zijn dan de opwekking van Lazarus? En toch zijn er enerzijds die van daaruit beginnen te vertrouwen en anderzijds die het wantrouwen. Altijd – toen én nu – vraagt geloven een keuze, een sprong, anders zou geloven geen geloof zijn, maar een wiskundige zekerheid (wat een soort zekerheid is die maar op een heel beperkt deel van het leven slaat).
De farizeeën ‘kiezen’ dus voor het wantrouwen en het vasthouden aan het oude vertrouwde. Maar laten we hen niet te snel veroordelen! Zij staan met hun verantwoordelijkheid immers voor een zwaar dilemma: ze willen er zorg voor dragen dat er niet teveel onrust ontstaat onder het volk, om de bezettingsmacht van de Romeinen niet te verontrusten! Zij ontkennen ‘de tekenen’ niet, maar denken aan andere consequenties.
Hoe ver zou jíj gaan om verontrustende consequenties van een keuze uit de weg te gaan?hten dan op G-d. Mensen houden nu eenmaal graag de controle over de dingen, terwijl een leven in G-ds-dienst er net om gaat die controle los te laten en je leven in G-ds hand te laten. In díe Verbondenheid is alle Léven te vinden.

Joh.5,17-30 (22/03/2023)
 
Jezus zei tegen de Joden: “Mijn Vader werkt tot nu toe, en ik werk ook!” Hierom zochten ze des te meer om hem te doden, omdat hij niet alleen de sabbat losmaakte, maar ook God zijn eigen vader noemde, waarmee hij zichzelf aan God gelijk maakte.
Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie: De Zoon kan niets uit zichzelf tenzij hij het de Vader ziet doen, want wat de Vader doet, doet de Zoon evenzo. En de Vader heeft de Zoon lief, daarom toont hij hem alles wat hij zelf doet. En hij zal hem nog grotere dingen laten doen dan deze. Je zult je nog verwonderen! Zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt, zo maakt ook de Zoon levend wie hij bedoelt. De Vader zelf oordeelt niemand, maar het gehele oordeel heeft hij in handen gegeven van de Zoon opdat allen de Zoon zouden eren zoals ze de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft.
Amen, amen, ik zeg jullie: Wie mijn woord hoort en vertrouwen stelt in wie mij gezonden heeft, heeft het volle leven. Hij komt niet in het oordeel, maar is al overgegaan uit de dood in het leven.
Amen, amen, ik zeg jullie: Er komt een uur – ja, het is er al – dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen, en die luisteren, zullen leven. Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft hij het ook aan de Zoon gegeven leven te hebben in zichzelf, en hij heeft hem de volmacht gegeven te oordelen, omdat hij mensenzoon is.
Verwonder je er dus niet over dat er een uur komt waarin de mensen in de graven zijn stem zullen horen en er uit zullen trekken, wie het goede gedaan heeft voor opstanding tot leven, maar wie het kwade gedaan heeft voor opstanding tot oordeel.
Ik kan niets uit mezelf. Ik oordeel naar wat ik hoor. En mijn oordeel is rechtvaardig, omdat ik niet míjn wil zoek, maar de wil van de Vader die mij gezonden heeft.”
Een lastige kwestie: Is Jezus mens of G-d? Aan dit theologisch traktaat ga ik me niet wagen. Ik vermoed dat het ook voor Jezus daar niet om gaat. Hij wil ons gewoon vertellen hoe levengevend het is om G-d ten diepste te leren kennen, om je volledig – met alle gevolgen van dien – aan hem te verbinden. Heel zijn leven getuigt ervan. Hij ging een relatie aan en raakte zo in kennis met G-d. Hij heeft zich door het anders zijn van de Ander laten uitdagen, om te groeien als mens helemaal naar G-d toe.
Hij heeft leren zien wat er voor de Ander op het spel staat. Hij heeft zich door hem laten bevragen, z’n leven getoetst aan hem. Hij heeft zijn leven aan G-d geven, en zo werd dat leven een en al getuigenis van de Vader, een en al eerbetoon aan hem.
Die intense verbondenheid tussen hen beide maakt dat er geen onderscheid is tussen hen. Het is de Vader die ín hem beweegt. Het is de Vader die hem stuurt. 
Durven wij in ons ruimte maken voor die totaal Andere, ons aan hem toevertrouwen, en hem écht leren kennen? Mag hij zich met ons verbinden, zich in ons bewegen. Niet om G-d te zijn maar wel om te worden als G-d.

 

Joh.5,31-47 (23/03/2023)

“Als ik getuig over mezelf, heeft mijn getuigenis geen waarde. Maar er is iemand anders die over mij getuigt en ik weet dat zijn getuigenis over mij waar is.
Jullie hebben gezanten gezonden naar Johannes en hij heeft naar waarheid getuigd. Zelf heb ik het getuigenis van een mens niet nodig, maar ik zeg dit tot jullie vrijmaking. Hij was de lamp, brandend en schijnend, maar jullie hebben je maar een uur in zijn licht willen verheugen.
Maar ik heb een getuigenis dat groter is dan dat van Johannes: de werken die de Vader aan mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt over mij dat de Vader mij gezonden heeft.
En de Vader die mij gezonden heeft, heeft zelf over mij getuigd. Jullie hebben zijn stem nooit gehoord, noch heb je zijn beeltenis gezien en zijn woord heb je niet in je opgenomen, omdat je geen vertrouwen stelt in wie hij gezonden heeft.
Jullie onderzoeken de Schriften omdat je meent daarin het volle leven te vinden. Maar zij getuigen juist over mij! En toch wil je niet naar mij komen om leven te vinden.
Ik neem geen eer van mensen aan, maar ik weet dat jullie de liefde voor God niet in jullie hebben. Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en je neemt mij niet aan; en als een ander komt in zijn eigen naam, neem je hem wel aan!
Hoe kunnen jullie leven in vertrouwen als je wel eer van elkaar aanneemt, maar niet de eer van de enige God zoekt?
Denk niet dat ik jullie zal aanklagen bij de Vader. Degene die jullie zal aanklagen, is Mozes,
op wie je je hoop had gevestigd. Want als jullie écht in Mozes je vertrouwen hadden gesteld, zou je ook je vertrouwen stellen in mij, want hij heeft over mij geschreven! Maar als je geen vertrouwen stelt in zijn geschriften, hoe zul je dan vertrouwen stellen in mijn woorden?”

Het cirkelen rond dat Jezus-geheim gaat ook vandaag verder. Een bijkomende vraag is: wie (of wat) getuigt van Jezus? Johannes geeft alvast enkele mogelijke getuigenissen: Johannes de Doper, de Schriften (Mozes en de profeten), en – bovenal – ‘de werken’, dat is wat Jezus doet, hoe hij leeft en met mensen omgaat, hoe hij de Liefde daad-werkelijk vorm geeft.
Wat zien we Jezus vandaag doen? Hij spreekt mensen aan en maakt zo relaties mogelijk, net daar waar deze verbroken waren. Hij heelt mensen door de verbindingen te herstellen met zichzelf, met hun omgeving en met G-d. Dit alles doet hij steeds in verbondenheid met zijn Onderstroom (deze verbinding zuiver houden is een werk op zich), door de stilte op te zoeken en zo kracht op te doen.
Aan ieder van ons om elke dag opnieuw de vraag te stellen: Maak ik mijn Christen zijn waar? Beleef ik daadwerkelijk mijn geloof? Durf ik mijn vertrouwen te stellen in zijn Woord?

Joh.10,31-42 (31/03/2023)

De Joden raapten weer stenen op om hem te stenigen. Jezus antwoordde hen: “Ik heb jullie vele goede werken getoond, die ik deed vanuit mijn Vader. Om welke van mijn werken wil je mij stenigen?” De Joden antwoordden hem: “Wij stenigen je niet om een goed werk, maar om een godslastering, omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.”
Jezus antwoordde hen: “Staat er niet geschreven in jullie wet: ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’?” [Ps.82,6] Als hij hen tot wie het woord van God gesproken wordt, goden noemt, en de Schrift niet kan ontbonden worden, noemen jullie dan wie de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden, een godslasteraar, omdat ik heb gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God.’? Als ik niet de werken van mijn Vader doe, moet je mij niet vertrouwen, maar als ik ze wel doe, zelfs als je mij niet vertrouwt, vertrouw dan de werken. Dan zul je herkennen en erkennen dat de Vader in mij is en ik in de Vader.”
Opnieuw trachtten ze hem te grijpen, maar hij kon aan hun handen ontkomen. Hij trok weer naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes vroeger doopte, en hij verbleef daar. Velen kwamen naar hem en zeiden: “Johannes heeft weliswaar geen enkel teken gedaan, maar alles wat hij zei over deze man was waar.” En velen gingen daar hun vertrouwen stellen in hem.

“Om welke van mijn goede werken wil je mij stenigen”, vraagt Jezus? Ze beweren dat het hen dáár niet om te doen is, maar Jezus ontmaskert hen. Hij geeft zelf aan dat het niet zo uitmaakt of je nu gelooft dat hij ‘zoon van God’ is of niet. Als je echt de diepte en betekenis van de goede werken zou willen zien, zou dat genoeg zijn. Als zij dat niet doen, tonen zij zich
als mensen die in naam van hun religieus systeem niets willen aanvaarden wat niet uit hun eigen systeem komt! Dát is de ontmaskering hier: Jullie zéggen dat het jullie gaat om een godslastering, maar éigenlijk gaat het om jullie gekrenkte eer omdat je moet vaststellen dat er ook goede werken gebeuren buiten jullie om.
Als Jezus vandaag hier bij ons zou rondlopen, zou hij ongetwijfeld ook veel naar zijn hoofd geslingerd krijgen. Zijn goede werken zouden ongetwijfeld niet door iedereen toegejuicht worden. Door wie wel, door wie niet? Denk niet te vlug dat je het antwoord weet! Durf kijken en vraag je ook eens af aan welke kant jij zelf wil staan: van wie stenen gooit of van wie ze naar het hoofd krijgen?