Verbonden Léven

Bijbel 1

Wil je graag het evangeliecommentaar dagelijks in je mailbox? Schrijf je dan in op onze dagelijkse nieuwsbrief onderaan de homepagina.

Goede Vrijdag
GOEDE VRIJDAG

Wat zou Jezus hebben gedacht
op de ochtend van deze nieuwe dag?

Vandaag zal het gebeuren.
Ik heb het een tijdje kunnen afwentelen
maar het was onontkoombaar:
ze zullen mij doden
en het zal een gruwelijke dood zijn.
Vader, waarom toch?
Ik weet het:
het is de consequentie van Jouw Liefde.
Maar die is hard om dragen.
Zul Jij bij mij zijn?
Nu zie ik het allemaal niet meer …
Het zal de pijn zijn
van zoveel mensen
die nodeloos gemarteld worden
met de kruisen van deze wereld.
Moet ik die werkelijk dragen?
Ik zal het niet kunnen;
ik zal eraan ten onder gaan.
Maar Jij – Jij
zult mij eruit verheffen
en daarmee alle dood ongedaan maken.
Dit vertrouwen is het enige wat ik heb.

Wat moet ik denken?
Zullen mijn leerlingen het beseffen?

witte donderdag

WITTE DONDERDAG

Wat zou Jezus hebben gedacht
op de ochtend van deze nieuwe dag?

Wat wordt het vanavond,
een vriendenmaal
of een verraderspartij?
Wat is het toch met het hart van de mens
dat beide samen kunnen gaan?
En ik zal hen hoe dan ook
dienen – de voeten wassen zelfs.
Ze zullen mijn vrienden wórden
als ik hen als mijn vrienden behandel,
herschapen naar G-ds Woord.
En ik zal mijn leven
breken – in het brood
om het hen te kunnen geven
en zij het verder kunnen uitdelen.

Wat moet ik denken?
Zouden ze het doen?

Woensdag (27/03/2024)
Mt.26,14-25

14    Toen [na de zalving van Jezus door Maria in Betanië]
       ging één van de twaalf, Judas van Keriot,
       naar de hogepriesters en zei:
15    “Wat zul je mij geven?
       Ik zal hem aan jullie uitleveren.”
       Ze zegden hem dertig zilverlingen toe. [Zach.11,12]
16    En van dan af zocht hij een goede gelegenheid
       om hem uit te leveren.
17    Op de eerste [dag van het feest] van de ongezuurde [broden]
       kwamen Jezus’ leerlingen hem vragen:
       “Waar is het je bedoeling
       dat wij het Paasmaal voor jou bereiden?”
18    Hij zei:
       “Ga de stad in, naar je-weet-wel, en zeg hem:
       ‘De meester laat weten: Mijn tijd is nabij.
       Bij jou wil ik het Paasfeest vieren met mijn leerlingen.’”
19    De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen
       en ze bereidden het Paasmaal.
20    Toen het avond werd
       ging hij met de twaalf aan tafel.
21    Terwijl ze aten, zei hij:
       Amen, ik zeg jullie:
       Eén van jullie zal mij uitleveren.”
22    Heel bedroefd geworden,
       begonnen zij elk aan hem te vragen:
       “Ik ben het toch niet, heer?”
23    Hij antwoordde:
       “Die met mij de hand in de schotel heeft gestoken,
       hij zal mij uitleveren. [cf. Ps.41,10b]
24    De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem geschreven is,
       maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt uitgeleverd.
       Het was beter voor hem geweest
       als hij niet geboren was die mens.”
25    Judas, die hem zou uitleveren, zei hem ook:
       “Ik ben het toch niet, rabbi [meester]?”
       Jezus antwoordde hem: “Wat je zegt …”

Judas gooit roet in het eten. Hij verpest het feestje. Niet alleen toen, maar ook nu. Wij zouden gewoon met Jezus willen meegaan op deze gloriedagen en niet teveel stilstaan bij alle negatieve kantjes die eraan vastzitten. Maar de figuur van Judas dwingt ons er toch naar te kijken. – Overigens eigenlijk niet alleen Judas: álle leerlingen zullen op een of andere manier Jezus laten vallen!
Het gaat dus eigenlijk niet zozeer over de historische figuur ‘Judas’, maar om de ‘rol’ die hij vervult. En het is zijn rol ons een spiegel voor te houden van hoe wij soms met Jezus omgaan, hoe dierbaar hij ons ook is, naar wij zeggen.
Het is een zeer lastige vraag, maar hij moet gesteld: waar en hoe verraad ík soms mijn ‘vriend’ Jezus?

Dinsdag (26/03/2024)
Joh.13,21-33.36-38

21    Toen Jezus dit zei,
       raakte zijn innerlijk sterk beroerd
       en hij getuigde:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Eén van jullie zal mij uitleveren.”
22    De leerlingen keken naar elkaar
       in vertwijfeling over wie hij dit zei.
23    Eén van zijn leerlingen
       – de leerling die Jezus liefhad –
       lag aan zijn borstzijde.
24    Simon Petrus wenkte hem
       om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei.
25    Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg:
       “Heer, wie is het?”
26    Jezus antwoordde:
       “Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven
       dat ik zal indopen.”
       En hij doopte het stuk brood in
       en gaf het aan Judas, [de zoon] van Simon van Keriot.
27    En na dit stuk brood
       ging de tegenstander [satan] in hem.
       Jezus zei:
       “Wat je te doen hebt, doe dat snel.”
28    Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei.
29    Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg
       te kopen wat nodig was voor het feest
       of dat hij iets aan de armen moest geven,
       omdat Judas de geldbeurs had.
30    Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen,
       ging hij onmiddellijk weg.
       Het was nacht.
31    Toen hij was weggegaan, zei Jezus:
       “Nu komt de grootsheid van de mensenzoon aan het licht,
       en in hem de grootsheid van God.
32    Als Gods grootsheid in hem aan het licht komt,
       zal God ook hem in die grootsheid laten delen,
       en wel onmiddellijk.
33    Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie.
       Je zult mij zoeken,
       maar zoals ik al zei tegen de Joden
       ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’,
       zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
36    Simon Petrus vroeg hem:
       “Heer, waar ga je heen?”
       Jezus antwoordde hem:
       “Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen.
       Later zul je mij volgen.”
37    Petrus zei opnieuw:
       “Heer, waarom kan ik je nu niet volgen?
       Mijn leven wil ik voor je geven!”
38    Jezus antwoordde:
       “Jij wil je leven voor mij geven?
       Amen, amen, ik zeg je:
       Nog voor een haan kraait,
       zul je mij driemaal verloochend hebben.”

Met deze woorden zijn we al aanwezig op het Laatste Avondmaal. Jezus stelt zichzelf er heel duidelijk mee in de grote traditie van zijn volk, terwijl hij tegelijk weet dat hij door datzelfde volk verworpen zal worden. Hij gebruikt er Psalmwoorden voor (Ps.41,10) omdat ze zijn eigen ervaring met de mensen weerspiegelen. Wie is vriend, wie is vijand? Dat is niet zomaar zo duidelijk. Daar kun je je wel eens aan mispakken.
Toch heeft hij ze allen aan tafel uitgenodigd. Toch heeft hij ze allen het brood aangereikt – zijn eigen leven. Toch heeft hij ze allen de voeten gewassen … én heeft hij ze vrienden genoemd!
‘Vriend’ worden we niet omdat we er zelf toe beslissen de ander tot vriend te ‘nemen’, maar omdat de ander bereid is onze on-vriend-elijkheden te vergeven …
Het klinkt een beetje een simpele boodschap voor dit Laatste Avondmaal. Dat het dat níet is, weet je als je het – zoals Jezus – eens probeert!

Maandag (25/03/2024) – hoogfeest vd Aankondiging vd Heer (Maria Boodschap)
Lc.1,26-38

26    In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
       werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
       naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27    naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
       met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
       De naam van die jonge vrouw was Maria.
28    De engel kwam bij haar binnen en zei:
       “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
       Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29    Zij echter was erg in de war van deze woorden
       en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30    De boodschapper zei tegen haar:
       “Wees niet bang, Maria,
       jij hebt genade gevonden bij God.
31    Kijk! Je zult zwanger worden
       en een zoon baren
       en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32    Hij zal groot zijn
       en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
       en God de Heer zal aan hem geven
       de troon van zijn vader David.
33    Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
       tot in eeuwigheid
       en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34    Nu zei Maria tegen de boodschapper:
       “Hoe zal dat gebeuren,
       aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35    De boodschapper antwoordde haar:
       “Heilige geest zal over jou komen,
       de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
       Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
       heilig genoemd worden, zoon van God.
36    Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
       ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
       Ze is in haar zesde maand,
       hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37    Want bij God is geen woord krachteloos.”
38    Nu zei Maria:
       “Ziehier de dienares van de Heer.
       Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
       En de boodschapper ging van haar weg.

9 maanden voor Kerstdag vieren we de aankondiging van die geboorte aan Maria. Het is zowat het enige ‘feest’ dat tijdens de Vasten gevierd wordt, en nu ook nog in de Goede Week. Het reële leven laat zich niet zomaar in vakjes steken zoals de liturgische kalender dat wel doet. Vreugde en verdriet, uitbundigheid en innigheid, opgaan en neergaan, … ze zijn allemaal wel ergens aanwezig in het haarfijn en wijs opgestelde liturgische jaarschema, maar in ons leven lopen ze heel vaak veel dichter door elkaar, met soms zelfs op één zelfde moment heel tegenstrijdige ervaringen.
Maria was duidelijk ook niet voorzien op déze ervaring. Ze was ervan in de war. Ook een dergelijke positieve melding, kan moeilijke elementen met zich meebrengen. Toch gaat ze ons er in voor met een navolgenswaardige kracht. Het is de kracht van de eenvoud, de kracht van het ‘fiat’ (naar de Latijnse woorden: het moge met mij gebeuren), de kracht van het ‘simpele ja’, de kracht van de overgave.
Díe kracht brengt ons door de tijden heen, wat er ons ook moge gebeuren …