Verbonden Léven

Lc.17,11-19 (9/11/2022)

Op weg naar Jeruzalem ging Jezus tussen Samaria en Galilea in. Toen hij daar een dorp binnenging, kwamen tien melaatsen hem tegemoet, die op een afstand bleven staan. Ze riepen: “Jezus, ontferm je over ons!”
Jezus zag hen aan en zei: “Ga, en toon jullie aan de priesters.” En terwijl ze gingen, werden ze gereinigd.
Eén van hen nu, toen hij zag dat hij geheeld was, keerde terug en verheerlijkte God met luide stem, en hij viel voor Jezus’ voeten neer om hem te danken – en hij was een Samaritaan [die volgens de Joden niet op de juiste wijze hun geloof beleefden].
Jezus vroeg hem: “Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de andere negen? Is er dan niemand teruggekeerd om God de eer te geven dan alleen deze allochtoon?” En hij zei tegen hem: “Sta op en ga. Je geloof heeft je behoed.”

Waar mensen in nood zijn, maakt Jezus geen onderscheid naar hun afkomst. Hij vraagt er niet eens naar, maar aangezien hij in het grensgebied was, kan het niet verwonderen dat er tussen de groep ook Samaritanen waren. Dat was een bevolkingsgroep die eigenlijk wel Joods was, maar door een historisch conflict op nogal gespannen voet leefde met de Judese (Jeruzalem) en Galileïsche Joden. Als hij terugkomt, vraagt Jezus er nog niet naar, maar zijn tongval zal het hem wel duidelijk gemaakt hebben.
Wat prijst Jezus in deze allochtoon? Niet het feit dat hij allochtoon is, niet het feit dat hij er wat andere religieuze gebruiken op na houdt, niet het feit dat hij melaats was en genezen is. Hij prijst de dankbaarheid! Dankbaarheid is blijkbaar een levenshouding die boven dit alles staat. Meer nog, Jezus zegt letterlijk dat het eigenlijk een gelovige levenshouding is.
Er is veel melaatsheid in mijn leven. En er is veel heling door Jezus in mijn leven. Is er ook dankbaarheid?

Lc.19,41-44 (17/11/2022)

Toen Jezus al dichtbij was en de stad zag, weende hij over haar: “Als je toch maar zou inzien, ook vandaag nog, wat je vrede kan brengen … Nu is het verborgen voor je ogen: Er zullen dagen over jou komen waarop je vijanden een wal om je heen zullen werpen, je zullen omsingelen en langs alle kanten inklemmen. Ze zullen jou en je kinderen verpletteren, geen steen zullen ze op de andere laten, omdat je niet hebt ingezien het goede moment waarop naar jou werd omgezien.”

Jezus trekt verder vanuit Jericho naar Jeruzalem. Hij ziet de stad al liggen. Je zou denken dat je wel kunt raden wat er in hem omgaat op dat moment. Hij weet immers wat daar zal gebeuren en wat ze hem zullen aandoen. Logischerwijze zou je verwachten dat er angst zal zijn, en vluchtgedachten.
“Jezus weende over haar …” Hij doorvoelt een innig medelijden met de stad – uiteraard haar mensen – met zo’n hoge roeping, maar die die roeping niet waarmaakt uit eigengereide verblinding. ‘Verdwaasdheid’, zo heet het in de bijbelse taal: Eigenmachtig eigen wegen volgen i.p.v. de ‘richtingwijzing van G-d’ te volgen.
“Jezus weende over haar …”, niet omdat hij zich verheugt over de inherente gevolgen van haar eigen houding, maar omdat het zoveel mooier had kunnen zijn …
Jezus weende over Jeruzalem. Jezus weent over onze mensenstad vandaag, waar hij steeds verder buiten geweerd wordt omdat men liever eigen wegen gaat. Hij weent over onze verdwaasdheid, niet uit leedvermaak, maar omdat het zoveel mooier zou kunnen …

Lc.21,20-28 (24/11/2022)

“Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legerkampen omsingeld wordt, weet dan dat haar verwoesting nabij is. Laat dan wie in Judea is, vluchten naar de bergen, wie in de stad is, naar buiten vluchten, en wie in de velden is, niet de stad binnengaan. Want dit zijn dagen van voltrekking van het vonnis, tot vervulling van wat geschreven is. Wee de zwangeren en zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en woede over dit volk. Ze zullen gedood worden door het zwaard, gevangen weggevoerd naar alle volken en Jeruzalem zal door de volken vertrapt worden, tot hun tijd vervuld is.”
Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren, op het land benauwdheid en radeloosheid bij de volken en geraas van zeeën en golven. [Ps.65,8] Angst zal de mensen de adem benemen om wat ze denken dat wereld zal overkomen, want de krachten van het universum worden aan het wankelen gebracht.
En dan zullen ze de mensenzoon zien komen op een wolk, met stuwkracht en grote heerlijkheid. Als deze dingen nu beginnen te gebeuren, richt je op en hef je hoofden omhoog, want jullie vrijmaking is nabij!”

Het lijkt alsof Jezus de belegering en de val van Jeruzalem – in 70 na Chr. – voorspelt en beschrijft. We mogen echter niet vergeten dat het Lucas is die dit schrijft, en hij schrijft zijn Evangelie ná die val. Christenen toen zagen daarin ‘het teken’ – waarvan Jezus naar het scheen gesproken had – dat ‘het einde nabij was’. Ze vergisten zich, maar dat mogen we hen niet kwalijk nemen.
Probeer het je maar eens voor te stellen. Wij leven vandaag ook in zogezegd moeilijke tijden en veel mensen leven nu al in angst en verwarring. Wat zou het zijn als een vreemde mogendheid in ons land binnenvalt en Brussel (of Amsterdam voor onze Nederlandse lezers) binnenvalt en verplettert? Wie zal dan nog durven zeggen dat het een vergissing is te denken dat ‘het einde nabij is’?
Jezus! Híj zegt: “Richt je op en hef je hoofden omhoog, want jullie vrijmaking is nabij!” Wat een lef! Maar wel om over na te denken: Is mijn leven – vooral mijn innerlijk Léven dan – afhankelijk van een land, een stad? Zelfs van oorlog of vrede, hongersnood of overvloed? Nee, zegt Jezus, je Léven ligt in G-ds hand, altijd, wat de omstandigheden ook zijn. Wie dát beseft en beleeft, díe is vrij!

Lc.1,26-38 (8/12/2022)

In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper], werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David. De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.” Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen. De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk! Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?” De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.” En de boodschapper ging van haar weg.

Er zijn in de loop van een jaar nu eenmaal meer Maria-feesten dan er passages over Maria in het Evangelie staan. We komen daarom telkens uit bij een beperkt aantal teksten die ons haar door en door Bijbelse levenshouding leren kennen – om na te volgen.
Vandaag gaat het om de puurheid van haar ‘fiat’ – de Latijnse vertaling voor: het moge gebeuren. Dichter aansluitend bij de Bijbelse taal én bij de uitspraak van de engel, zou je het ook mogen vertalen als: in mij moge geschapen worden! De engel heeft het immers over Gods Woord dat nooit krachteloos is, waarmee hij(?) uiteraard verwijst naar het Scheppingswoord.
Maria laat zich meenemen in dat scheppingsgebeuren, waardoor in haar de nieuwe schepping een aanvang kan nemen! Om ‘oermaterie’ voor Gods schepping te worden moet zij – en ook wij dus – wel eerst ‘niets’ worden, t.t.z. niet op de voorgrond treden, niet denken dat wij al ‘af’ zijn, maar juist ontvankelijk en meegaand, ‘als klei in de handen van de pottenbakker’. Zó zal aan ons gebeuren – ook vandaag – Góds nieuwe schepping!

Lc.14,25-33 (14/12/2022)

[Jezus trok verder naar Jeruzalem en] velen trokken met hem mee. Hij keerde zich naar hen toe en zei: “Wie dichter bij mij wil komen, maar zich niet losmaakt van zijn vader en moeder, van zijn vrouw en kinderen, van zijn broers en zussen, meer nog: van zichzelf, kan onmogelijk mijn leerling zijn. En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt en mij volgt op mijn weg, kan onmogelijk mijn leerling zijn.
Want wie van jullie die een toren wil bouwen, zal niet eerst er bij gaan zitten om de kosten te berekenen en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken? Anders legt hij misschien het fundament, maar is niet in staat het werk te voltooien, en begint al wie dit ziet hem te bespotten: “Die mens begon te bouwen, maar was niet in staat het te voltooien!” Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning, zal niet eerst er bij gaan zitten om te beraadslagen of hij met tienduizend man in staat is op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen? Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn, een gezant uitsturen en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
Zo kan elk van jullie die niet loskomt van alles wat hem toebehoort, mijn leerling niet zijn.”

Gedachtenis van Johannes van het Kruis (1542-1591). Hij is een van de belangrijkste mystici van de Katholieke Kerk. Uit zijn latere geschriften weten we dat hij zich radicaal liet leven door de liefde van Jezus. Het lijden en de dood tot op het kruis waren voor hem het ultieme teken van die Liefde. Hij zag dat Jezus het lijden voor lief nam, omdat hij niet kon stoppen met mensen lief te hebben. En dat Jezus zich zó ‘leeg’ maakte, om ‘vol te zijn van Gods liefde’.  Dat is wat hem inspireerde en wat de kern vormt van zijn latere mystiek.

Je kan wel verlangen om dichter bij Jezus te naderen, maar welk weldenkend mens kiest ervoor om radicaal te breken met z’n familie en met alles wat hij bezit? En waarvoor? Een onzekere toekomst? Als je er van te voren even bij zou gaan zitten en een rekensommetje maakt, zal je tot de conclusie komen: niet aan beginnen, veel te riskant.
En toch …
Het gaat over op weg gaan en vertrouwen dat die weg leven-gevend is. Onderweg zal je regelmatig voor keuzes gesteld worden en op dat moment heb je de wijsheid van de bedachtzaamheid (de berekening) nodig, en zal je rekening moeten houden met je eigen menselijke grenzen. Maar je hebt ook wat anders nodig, nl. het lef om het te wagen, om te durven kiezen zonder alles van te voren te overzien.
Er is duidelijk een spanning aanwezig tussen het berekenende, weloverwogen handelen, en het onredelijke, haast onverantwoorde van de volledige overgave. Het is een wikken en wegen, wagen en winnen. Maar het is vooral onderweg zijn, de weg gaan van het volle leven, een weg die toekomst belooft omdat ze een bestemming heeft.

Lc.1,39-45 (21/12/2022)

Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea. Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet.
Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest. Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
Vanwaar valt mij dit toe dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam, sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd zal vervulling vinden.”
De ontmoeting van twee gezegende vrouwen. De ene eigenlijk piepjong – zij overbrugt dan ook de fysieke afstand; de ander ‘al op jaren’ – en toch (of juist daardoor) ‘voorloper’, gids.

Wat kwam Maria daar doen? Dat het niet zozeer om te helpen was, blijkt uit het vervolg waar Maria al weer vertrekt vóór de bevalling. Wat kwam ze daar dus doen? Mij lijkt dat het erom ging steun en bevestiging te zoeken. Er was haar iets ongehoords overkomen, en jong als ze was, wist ze daar geen blijf mee. Maar ze wist dat op een of andere even ondoorgrondelijke manier de oude Elisabeth een ‘voorloper’ was. Bij die gaat ze te rade.
Is hun beider ‘geheim’ hun zwangerschap? Dat is ’slechts’ de vrucht ervan! Het ‘geheim’ is hun beider gegevenheid aan G-d! En dat ‘weten’ – of juister gezegd: voelen – ze bij elkaar. Daar zijn niet eens woorden voor nodig. De trillingen van diepe vreugde – ‘tot in hun ingewanden’ – gaan door hen beide.
Als je als lezer eerder aan de ‘piepjonge’ kant staat, weet dan dat er ‘voorlopers’ zijn en ga er bij te rade. Als je als lezer eerder aan de ‘al op jaren’-kant staat, weet dan dat er nieuwe generaties zijn die de kracht hebben de tijd te overbruggen en durf daar op vertrouwen. Voor ons beiden geldt: Laten wij ons leven geven aan G-d, zo diep, dat wij het voelen trillen van vreugde in onze ‘ingewanden’!