Verbonden Léven

Lc.1,39-56 (15/08/2021)

Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea. Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet. Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest. Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
Vanwaar valt mij dit toe
dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd
zal vervulling vinden.”

En Maria zong het uit:
“Mijn ziel maak groot de Heer,
uitbundig blij is mijn geest om God, mijn bevrijder,
want hij heeft omgezien
naar de kleinheid van zijn dienares.
Kijk! Vanaf nu zullen alle generaties mij gezegend noemen.
Want hij die geestkrachtig is,
deed grote dingen aan mij.
Heilig is zijn Naam!
Zijn barmhartigheid duurt over alle generaties
voor wie hem vreest.
Hij toont machtige daden
en slaat hoogmoedigen van hart uiteen;
machthebbers haalt hij neer van hun troon
en kleinen maakt hij groot;
hongerigen vervult hij met goede gaven
en rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich Israël, zijn dienaar, aan,
her-innerend zijn tederheid
– zoals hij het gezegd had tegen onze vaders –
voor Abraham en voor alle generaties, tot in eeuwigheid.”
Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar
en keerde dan naar huis terug.


We komen dit stuk Evangelie nogal eens tegen in de loop van een jaar! Er staan dan ook meerder Maria-feesten op de kalender, terwijl er eigenlijk niet zoveel passages over Maria in de Bijbel staan. Als men dan déze passage telkens aanhaalt, wil dat wel zeggen dat het een bijzonder rijke is, waarin heel Maria’s levensdiepte in vervat ligt!
Elisabet, zelf vervuld van heilige geest, wijst het beknopt, maar zeer raak aan: “Gezegend ben jij! Gezegend ben jij omdat je vertrouwde!”
En Maria, door diezelfde geest bewogen, al haar hele leven lang, zingt het nu lang en breed uit: “God is groot! Híj is het die alles omkeert, toekeert naar zijn wezen!” Wat ze in haar eigen concrete leven had zien gebeuren, herkent ze ook in hoe het met ‘de mensheid’ gaat (of is het omgekeerd?).
Het feest van Maria ten hemelopneming gaat erom dat zó leven in vertrouwen grenzeloos is. Net zoals de maatschappelijke afgrenzingen voor G-d geen grens zijn, is ook het fysieke leven van de mens dat niet voor hem.
In het ‘fiat’ – het gebeure maar – van Maria gaat zij ons voor in dát vertrouwen.

 

Lc.1,67-80 (24/12/2021)

Johannes’ vader Zacharias werd vervuld van heilige geest en sprak profetisch uit:
“Gezegend de Heer, de God van Israël,
want hij heeft daad-werkelijk omgezien naar zijn volk
en het verlossing bereid.
Hij heeft voor ons een bevrijdende kracht gewekt
uit het huis van David, zijn Dienaar,
zoals hij het van oudsher had gezegd
bij monde van zijn heilige profeten:
Bevrijding van onze weerstrevers
en uit de handen van al wie ons haten
– en zo tederheid te tonen over onze vaders
en indachtig te zijn zijn heilig verbond,
de eed die hij aan Abraham had gezworen –
zodat wij onbevreesd hem zouden dienen,
gered uit de handen van onze weerstrevers,
in heiligheid en integriteit voor zijn aangezicht,
al de dagen van ons leven.
En ook jij, jongetje,
zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd.
Want je zult voor de Heer uitgaan
om zijn wegen te bereiden;
om zijn volk bekend te maken met zijn bevrijding
in de vergeving van hun zonden,
door de innige tederheid van onze God
waarmee hij daad-werkelijk naar ons heeft omgezien
– stralend licht uit den hoge,
dat verschijnen zal
aan al wie zitten in duisternis
en schaduw van de dood –;
en om onze voeten te richten
op een weg van vrede.”

Voor Zacharias, is de geboorte van zijn zoon, Johannes, een scharnier tussen verleden en toekomst. De Geest doet hem profetisch spreken: Geworteld in een levende traditie die daad-werkelijk G-d verwoordt, vrij en teder her-innerend hun G-d, de G-d van Abraham. Er loopt een wonderlijke lijn doorheen de geschiedenis van de Schrift. Onvruchtbare vrouwen worden zwanger, een herdersjongen wordt koning, een stotteraar krijgt de leiding over de Uittocht ut Egypte, een kwetsbaarkind de Messias. De heilsgeschiedenis is tegendraads, een voortdurend verzet van het leven tegen de dood.
Johannes, gezegend ben je. Er wordt jou een grote taak toegedicht. Ook jij zal profeet zijn. Jij zal verwijzen vér wijzen, oude woorden zo uitspreken dat ze nieuwe toekomst worden. Jouw vader (én moeder) zullen je de weg wijzen, die jij aan anderen zult wijzen … tot ze uitkomen bij de Messias. Stralend licht zal er zijn, Licht dat onze voeten richt op een weg van vrede.

 

Lc. 16,19-31 (17/03/2022)

Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!”
Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”


Op zich is rijk zijn geen schande, en feestvieren is ook niet verkeerd of verboden, al is het dan misschien wel wat véél van het goede om 'elke dag' uitbundig feest te vieren, zoals die rijke dat doet. Het is geen schande, maar wat als de rijke in zijn overdaad en de arme in zijn ellende zo dicht bij en tegenover elkaar worden gezet, dan krijgt het wel iets van een schandaal. Dan gaat er minstens een vraag uit van de arme in zijn armoede, naar die rijke in zijn overvloed. Wat voor antwoord geef je daarop?
Je kan kiezen om onverschillig en gelaten te reageren en zoals de rijke, leven in feestvierende onverschilligheid. Je kan ervan op aan dat je plezier zal beleven en je zal genieten.
Je kan ook kiezen om hen (de armen, de vluchteling, de vernederde…) heel bewust te zien, aan te zien, en hun noodkreet te horen: “Zie mij, respecteer mij en erken mij in mijn nood en ellende ook al kan je concreet niks doen.” Je kan ervan op aan dat het deugd zal doen en dat je sámen zal genieten en Léven.

Lc.11,14-23 (24/03/2022)

Eens dreef Jezus een demon uit die stom was. Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken. De omstaanders verwonderden zich daarover. Sommigen zeiden: “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen, dat hij demonen kan uitdrijven!” Anderen – om hem op de proef te stellen – verlangden van hem een teken uit de hemel.
Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden en zei daarom: “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is, raakt verwoest; het ene huis valt op het andere. Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf. En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf, door wie drijven jullie zonen ze dan uit? Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn. Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf, dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt, dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede. Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij, overwint hij hem, ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
Wie niet mét mij is, is tegen mij, en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.

Wat is er nodig om een sterke kracht te verslaan? – Een minstens even sterke kracht uiteraard. In de beleving van de mensen was die ‘vorst der demonen’ zo’n sterke kracht. Als Jezus die kon bedwingen waren er eigenlijk maar twee mogelijkheden: hij is ‘des duivels’ of ‘des hemels’.
Jezus bouwt een even simpele als sluitende redenering op: Een kracht die zichzelf aanvalt, is niet krachtig meer. Dat doet ‘Beëlzebul’ uiteraard niet. Dus kom ik met een andere, grotere kracht.
We kwamen de ‘demonen’ in deze commentaren al meerdere keren tegen. Ze zijn niet alleen ‘van toen’. Ook vandaag worden mensen gekweld door allerlei zaken die ze van zichzelf niet begrijpen en waar ze weinig verweer lijken tegen te hebben. (Om er maar één te noemen: waarom voeren mensen oorlog? tussen twee landen of tussen twee buren?)
Welke is die ‘grotere kracht’ van Jezus? Zijn Liefde! ’t Is te zeggen: de Liefde van de Vader die hij door door zich heen naar de mensen laat stromen. Dát kunnen wij ook proberen! Doe maar, en je zult zien dat je er ‘demonen’ mee verdrijft!

Lc.1,57-66 (23/12/2022)

Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld. De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar.
Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias. Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
Ze antwoordden haar: “Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd. Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!” En allen verwonderden zich.
Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God.
Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart: “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.

Kan – mag – het kind anders heten dan zijn éigenlijke oorsprong, G-ds Genade: Jo-hannan (= Hebr.: G-d is genadig). Zijn familie-oorsprong heeft natuurlijk ook z’n belang, dat weten Elisabet en Zacharias uiteraard als eersten, maar dat belet hen blijkbaar niet ook de diepere oorsprong te zien. Johannes is er gekomen door hun fysieke samenzijn, maar niet alleen die negen maanden daarvoor, maar hun hele leven dat ze samen G-dgericht hebben geleefd – en dat is Genade!
Hun kindje is als het ware de ontvangen bekroning van een leven in Genade. Mag het dan anders dan Genade – Jo-hannan – heten? Voor de ouders zijn daar geen woorden voor nodig. Zij ‘weten’ het, een ‘weten’, even zeker als hun hele G-dgerichte leven.
Er zou ons allen “huiver mogen overkomen” – onverwoestbare hoop ook – dat een leven dat jarenlang uiterlijk onvruchtbaar líjkt, maar G-dgericht is, bekroond wordt met Genade!

Lc. 24,35-48 (13/04/2023)

En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood. Terwijl ze dit aan het vertellen waren, kwam hijzelf in hun midden en zei hun: “Vrede voor jullie!” Ze schrokken erg en werden bang omdat ze dachten een geest te zien. Hij zei hun: “Waarom zijn jullie zo verward en waarom bekruipt zo’n twijfel jullie hart? Kijk naar mijn handen en mijn voeten: Ik ben het zelf! Voel aan mij en kijk. Een geest heeft toch geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik wel heb?” En dit zeggende, toonde hij hun zijn handen en voeten. Omdat zij door de vreugde en de verwondering nog steeds het moeilijk konden vertrouwen, zei hij hun: “Hebben jullie hier iets te eten?” Ze gaven hem een stuk gebakken vis (en honingkoek). Hij nam het en at het voor hun ogen op. Daarna zei hij tegen hen: “Dit zijn de woorden die ik tot jullie sprak toen we nog samen waren: dat het ‘moet’ dat vervuld wordt wat over mij geschreven staat in de wet van Mozes, de profeten en de psalmen.”
Toen opende hij wijd hun verstand om de Schriften te bevatten. En hij zei tegen hen: “Zo staat het geschreven en zo ‘moet’ het: Dat de Gezalfde [Christos] zou lijden en opstaan uit de doden op de derde dag, en dat er in zijn Naam ommekeer verkondigd zou worden tot vrijmaking van zonden [verwijdering] voor alle volken, te beginnen met Jeruzalem. En jullie zijn hiervan de getuigen [martyres].
“Waarom zijn jullie zo verward en waarom bekruipt zo’n twijfel jullie hart?” Jezus vraagt het aan míj. En terecht, want die verwarring en twijfel heeft hij inderdaad opgemerkt in mijn hart, waar hij niettemin in woont.

De gestalte van het ‘succesvolle Christendom’, waarin onze (groot)ouders zich een tijd hebben kunnen vermeien, heeft afgedaan. Christus is hoe langer hoe doder in onze maatschappij. En heel ons kerkgebeuren – ons eigen hart dus incluis – hangt daar nog wat aan vast. Dat is begrijpelijk een benauwende en verwarrende situatie.
Maar Jezus staat (in de tegenwoordige tijd!) in ons midden en zegt: “Maar kíjk toch! Ik heb een níeuwe gestalte, en ze is heel reëel tastbaar, ze is van vlees en bloed. Ze is midden onder jullie. Zíe je het dan niet?” Nee, we ‘zien’ het dus niet. ’t Is te zeggen: het gebeurt onder onze ogen, maar ons niet-vertrouwen belemmert ons te zíen.
Het ‘kompas’ om door de verwarring en de twijfel heen nieuw te zien, is G-ds Woord, zoals het in de Schriften staat én zoals het ons toegesproken wordt in het stille gesprek met hem in ons hart.