Verbonden Léven

Mc.7,31-37 (9/02/2024)

31    Jezus ging weer weg van het gebied van Tyrus en Sidon
       en kwam bij het meer van Galilea,
       in het gebied van Dekapolis.
       [dus aan de oostzijde van het meer, ook Helleens/’heidens’ gebied]
32    Men bracht hem een dove,
       die ook moeilijk sprak,
       en ze smeekten
       hem de handen op te leggen.
33    Jezus nam hem uit de menigte apart,
       stak zijn vingers in zijn oren,
       spuwde en nam zijn tong vast.
34    Hij keek op naar de hemel,
       zuchtte
       en zei tegen hem:
       “Effata!” – wat betekent: word geopend.
35    Onmiddellijk openden zich zijn oren
       en werd de band van zijn tong los
       en kon hij gewoon spreken.
36    Jezus gebood hun het aan niemand te zeggen,
       maar hoe meer hij het verbood,
       hoe meer zij het verkondigden.
37    Ze waren uitermate versteld
       en zeiden:
       “Alles doet hij goed!
       Doven doet hij horen
       en sprakelozen spreken.”

Jezus trekt verder en komt aan het gebied van Dékapolis. Net als overal waar hij komt verschijnt er ook daar een menigte. Het zijn zorgzame mensen. Ze zijn betrokken op elkaar. De stemloze, de slechthorende wordt er gezien en gehoord en mensen beseffen dat het niet ok is zoals deze man moet leven. Ze brengen hem bij Jezus. Ze geven hem uit handen en vertrouwen hem toe aan Jezus.
Jezus laat zich raken door het leed van die man. Tot in zijn lichaam voelt en deelt hij zijn lijden en neemt de man apart. Hij wil met hem alleen zijn. Of zit er ook iets in, dat hij deze gekwelde mens wil beschermen tegen de menigte, vrij wil maken van de meningen van anderen, van hun goede bedoelingen? Hij doet wat er moet gedaan worden, maar hij weet dat de uiteindelijke diepe genezing van elders komt. Ook Jezus geeft het uit handen: “Effata! Word geopend!” Hij geeft het in handen van G-d. Telkens weer als we zaken uit handen durven geven en vertrouwen, gebeuren er wonderen. Logisch dat alles wat hij doet Go(e)d is.

Mc.9,14-29 (21/02/2022)

Toen ze bij de [overige] leerlingen kwamen, zagen zij een grote menigte rondom hen en de schriftgeleerden waren met hen in discussie. Onmiddellijk toen de menigte hem zag, waren ze erg ontdaan, renden op hem af en groetten hem. Hij vroeg aan de schriftgeleerden: “Waarover discussieerden jullie met hen?” Het was iemand uit de menigte die hem antwoordde: “Meester, ik bracht mijn zoon naar jou toe. Hij heeft een geest die [maakt dat hij] niet kan praten. En waar hij hem overvalt, verscheurt hij hem: hij schuimt, knarst zijn tanden en verstijft. Ik heb je leerlingen gevraagd hem uit te drijven, maar zij konden het niet.”
Hij zei tegen hen: “O generatie zonder vertrouwen! Hoe lang nog moet ik bij jullie zijn, hoe lang nog moet ik jullie verdragen?! Breng hem bij mij.” En ze brachten de jongen bij hem.
Toen de geest hem zag, liet hij onmiddellijk de jongen stuiptrekken. Hij viel op de grond en kronkelde schuimbekkend. Jezus vroeg aan zijn vader: “Hoe lang gaat dat al zo met hem?” Hij zei: “Van jong af aan. Dikwijls heeft hij hem ook in vuur of water geworpen om hem te doden. Maar als je íets kunt doen, help ons! Laat je innerlijk grijpen door ons [ontferm je over ons]!” Jezus zei hem: “Over dat ‘als je iets kunt’: alles is mogelijk voor wie vertrouwt.”
Onmiddellijk schreeuwde de vader van het kind onder tranen: “Heer, ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!” Jezus zag dat er een menigte samenstroomde. Hij sprak de nog niet gereinigde geest streng toe: “Geest die stom en doof maakt, ik beveel je: ga weg uit hem en kom nooit meer in hem.” Luid roepend en met erge stuiptrekkingen ging hij uit hem weg. De jongen was als een lijk, zodat velen zeiden dat hij gestorven was. Maar Jezus nam zijn hand vast om hem overeind te helpen en hij stond op.
Toen Jezus in (een) huis binnenging, vroegen zijn leerlingen hem apart: “Waarom konden wij hem niet uitdrijven?” Hij zei hen: “Dit soort kan door niets worden uitgedreven dan door gebeds-verbondenheid.”

Dit stukje Evangelie is in-gebed in het dagelijks leven: een ziek kind, een bezorgde ouder, een grote menigte, een klein groepje van trouwe leerlingen en enkele tegenstanders. De vader richt zich met zijn verzoek in de vorm van een gebed tot Jezus. “Als je iets kunt doen, help ons!” “Ik vertrouw – kom mijn niet-vertrouwen te hulp!”
Gebeds-verbonden leven, is leven in-gebed. Gebed niet als een dagelijks af te handelen ritueel maar, als een levenshouding, een manier van in het leven staan. Het is een wijze van bestaan, een onderstroom die in alles doorwerkt. Gebed dus als een altijd onderhouden openheid naar G-d toe.
Misschien zit daar voor de leerlingen (en voor ons?) het zwakke punt. Ze wilden het zo graag. In al hun ijver wilden ze het zelf doen, trots omdat hun iets werd gevraagd, omdat ze aangesproken werden op hun geloof, op hun veronderstelde vermogen. Maar gebed wordt geboren uit het besef van onvermogen. Het is geen redmiddel om te gebruiken in geval van nood, het is een levenshouding die ruimte schept zodat G-d in ons aan het werk kan.

 

Mc.8,22-26 (15/02/2023) 

Ze kwamen in Betsaïda [stad(je) aan de noordkant van het meer]. Men bracht hem een blinde en ze smeekten dat hij hem zou aanraken. Jezus pakte de hand van de blinde en leidde hem buiten het dorp. Hij spuwde in zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg of hij iets zag.
Hij keek op en zei: “Ik zie de mensen, want ik zie iets als wandelende bomen.”
Toen legde hij opnieuw zijn handen op zijn ogen en deed hem erdoorheen zien. De blinde herstelde zich en zag nu alles duidelijk. Jezus zond hem naar huis en zei: “Ga zelfs het dorp niet in en spreek niemand van het dorp!”

Een fascinerend verhaal over zien en béter zien. Nergens in het Evangelie is het fysieke herstel dat Jezus brengt eerst maar half. Dat is dus hier ook niet zo! Dat ‘de blinde’ eerst ‘wandelende bomen’ ziet, ligt misschien aan die mensen! Misschien zíjn ze wel als wandelende bomen?! Als je naar mensen kijkt, dan kun je wel eens dat idee krijgen: mensen leven wel, maar Léven vaak zo weinig. Ze zien er (afge)mat uit, ongelukkig, stroef.
‘De blinde’ wordt echter door Jezus gevraagd ‘erdoorheen’ te zien. Het is niet duidelijk of dat door de waas van zijn eigen ogen is, door Jezus’ vingers of door het oppervlakkige kijken naar mensen. Het gebeuren hier lijkt ons duidelijk te maken dat die drie net één zijn: door ‘door Jezus’ vingers’ naar mensen te kijken, gaan wij hen heel anders zien! ttz. Dan pas zíen we hoe ze erbij lopen ‘als bomen’; we gaan beseffen dat ze ‘maar half’ leven en dat dit niet G-ds bedoeling is met mensen!
Op het ogenblik dat we dat inzien, zouden we het van de daken willen schreeuwen. Maar Jezus stuurt ons ‘alleen maar’ naar ons eigen huis, onze eigen leefomgeving: kijk dáár de mensen met G-ds liefdesblik tot Léven!

Mc.7,1-13 (6/02/2024)

1      Nu verzamelden zich de farizeeën
       en enkele schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren,
       bij Jezus.
2      Zij merkten op dat sommige van zijn leerlingen
       met onreine – dat wil zeggen: ongewassen – handen het brood aten.

3      (De farizeeën en alle Joden eten immers nooit
       zonder eerst de handen te wassen
       – vasthoudend aan de traditie van de oudsten.
4      Als ze bijvoorbeeld terugkomen van de markt,
       zullen ze niet eten zonder zich eerste te besprenkelen.
       Zo zijn er nog vele andere gewoontes waar ze aan vasthouden,
       zoals de onderdompeling van drinkbekers, kannen en koperen vaten.)

5      Nu vroegen de farizeeën en schriftgeleerden hem:
       “Waarom handelen jouw leerlingen
       niet naar de traditie van de oudsten,
       maar eten zij het brood met onreine handen?”
6      Hij antwoordde hun:
       “Hoe goed heeft Jesaja over jullie geprofeteerd, huichelaars [hypokrites, voorbij het oordeel],
       waar geschreven staat:

       Dit volk eert mij met de lippen,
       maar hun hart is ver van mij verwijderd!
7      Tevergeefs vereren ze mij.
       Wat ze leren, zijn geboden van mensen. [Jes.29,13]

8     Terwijl je het gebod van God loslaat,
       hou je vast aan de traditie van mensen.
9     ’t Is mooi: Je schaft het gebod van God af
       om je eigen traditie in stand te houden!
10     Want bijvoorbeeld:
       Mozes heeft gezegd:

       Eer je vader en je moeder,
       en: Wie aan zijn vader of moeder het kwade toezegt,
       moet sterven. [Ex.20,12]

11    Maar jullie zeggen:

       Als iemand tegen zijn vader of moeder zegt:
       Alles waarmee ik jullie zou kunnen helpen
       is een korban – een offergave [dus voor God bestemd, en niet voor de ouders],

12    dan hoeft hij zijn vader en moeder niet meer te helpen.
13    Zo ontkracht je Gods woord
       door jullie eigen traditie.
       En je doet veel dergelijke dingen.”

We horen vandaag een gedetailleerde discussie tussen Jezus en de Joodse religieuze overheden. Dat is interessant om te begrijpen wat dat toch was dat tussen hem en die ‘farizeeën en schriftgeleerden’ altijd maar opspeelde – en hem uiteindelijk zijn leven heeft gekost. Maar we mogen ons niet blind staren op die Joodse gebruiken van toen.
De te onderzoeken vraag is wat wij zelf, vandaag, doen dat in diezelfde discrepantie staat. Zoeken wij zelf niet – soms of vaak – eigengemaakte uitvluchten om niet te hoeven te doen wat wij redelijkerwijze of vanuit G-ds oogpunt zouden moeten doen? Het wordt ongetwijfeld wat lastig als wij deze vraag ernstig nemen.
Maar is dat nu net niet de bedoeling van een Vastentijd, om onszelf nader te durven onderzoeken waar wij – meer dan we bedoelden en door hadden – ons verwijderden van G-d, om dan met de kracht van zijn roepende Liefde terug te keren en ons wél opnieuw helemaal naar hem te richten?

Mc. 8,14-21 (14/02/2023)

Nu hadden ze vergeten brood mee te nemen waardoor ze maar één brood bij zich hadden in de boot. Jezus drukte hen op het hart: “Zie toe, pas op voor het zuurdesem van de farizeeën en het zuurdesem van Herodes!”
Zij bleven onder elkaar overleggen dat ze geen broden hadden. Toen Jezus dat merkte, zei hij tegen hen: Waarom blijven jullie zeggen dat je geen broden hebt? Besef en begrijp je het nu nog niet? Is jullie hart nog zo verhard? Jullie hebben ogen, en je ziet niet? Jullie hebben oren, en je hoort niet? Herinneren jullie je niet dat ik de vijf broden heb gebroken voor vijfduizend mensen? Hoeveel korven vol resten heb je toen verzameld?” Ze zeiden: “Twaalf.” [Mc.6,41-44] “En toen ik de zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden met resten heb je toen verzameld?” Ze zeiden: “Zeven.” [Mc.8,5-9]
Hij zei hen: “En je begrijpt het nóg niet …?”

Jezus ziet dat zijn leerlingen zich blind staren op wat ze (niet) hebben: dat ene brood. Hij probeert ze duidelijk te maken dat de essentie van het leven niet het brood maar het desem is. Het is de innerlijke drive die je in beweging zet – die te zien zal zijn in heel je doen en laten – waar je werk van moet maken. Wanneer binnen- en buitenkant in overeenstemming zijn, hoef je niet bezorgd te zijn over dat ene brood. Jezus heeft het nog maar net laten zien: er is overvloed als je deelt vanuit een innerlijke, G-dgerichte drive.
Wil je dus weten of je binnen en buitenkant in overeenstemming zijn, kijk dan naar wat er overblijft als je deelt van wat je hebt.
Waar gedeeld wordt vanuit overeenstemming, die ons altijd op de a/Ander richt, zal er overvloed zijn; waar geleefd wordt vanuit niet-overeenstemming, die ons altijd op onszelf richt, zal er tekort zijn.

Mc.6,53-56 (5/02/2024)

53    Ze staken over naar het gebied van Gennesaret
       en legden aan.
54    Toen ze uit de boot kwamen,
       herkende men hem onmiddellijk.
55    Ze liepen druk de hele omgeving af
       en brachten van overal de zieken op bedden
       naar waar ze hoorden dat Jezus was.
56    Overal waar hij ook kwam,
       in steden, dorpen of gehuchten,
       legde men de zieken op de marktplaats.
       Zij smeekten hem
       dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed
       mochten aanraken.
       En al wie hem aanraakte, werd genezen.

Ik vraag me af: Waaraan zou men Jezus zo goed herkend hebben? Vergeet niet dat er geen TV e.d.m. was! Denk nog even terug aan het commentaar van gisteren, zondag. (En denk er vanaf nu elke keer aan als je Jezus bezig ziet met de zieken etc. …)
O.k., Jezus is duidelijk veel van het ene dorp naar het andere getrokken, maar toch … Het zal uiteraard ook wel opgevallen zijn als iemand met een groepje volgelingen rondtrok, maar toch … Het zal ook ongetwijfeld makkelijk aantrek gevonden hebben als hij genezingen kon doen (ook al deed hij ze meestal in het verborgene), maar toch …
Zou het ‘geheim’ van zijn aantrekkingskracht niet ergens veel dieper liggen? Zou men in hem niet een kracht ontwaren die zoveel dieper, groter, weider en omvattender is dat ze alleen nog ‘g-ddelijk’ genoemd kan worden? Ik denk dat je nog maar ergens in de buurt van Jezus moest komen om dat al te voelen!
En is dat dan verleden tijd? Valt hij vandaag niet meer te herkennen / ervaren / voelen? Toch wel … als wíj hem (na)volgen …