Verbonden Léven

Mt.21,33-43.45-46 (18/03/2022)

Luister naar een andere vergelijking [zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]: “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde. Hij zette er een omheining rond, groef erin een perskuip uit en bouwde er een wachttoren. Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers en vertrok naar het buitenland. Toen nu de tijd kwam van de oogst, zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers om zijn deel van de oogst te ontvangen. Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast. De een ranselden ze af, een ander doodden ze en nog een ander stenigden ze. Opnieuw zond hij nu dienaren, meer nog dan de eersten, maar ze deden met hen net zo. Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen, denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze echter onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Vooruit, laten we hem doden en zijn erfenis in bezit nemen.” Ze grepen hem dus vast, wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem.
Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die wijnbouwers doen?” Ze antwoordden hem: “Hij zal die slechteriken een slechte dood doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere wijnbouwers die hem de oogst wel zullen geven wanneer het daar de tijd voor is.”
Maar Jezus zei: “Herkennen jullie het Schriftwoord niet? De steen door de bouwers afgekeurd, die steen is hoeksteen geworden. Dat is het werk van de heer, een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23] Daarom zeg ik jullie: Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden en gegeven aan een volk die er de oogst van voortbrengt.
Toen de hogepriesters en de Farizeeën deze gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat hij over hen sprak. En zij zochten hem vast te grijpen, maar ze waren bang voor de mensen, omdat zij hem voor een profeet hielden.

Deze gelijkenis kan doorheen verschillende brillen gelezen worden, en dan komen de vragen: Is het een gelijkenis over joodse leiders in de tijd van Jezus? Gaat het over Jezus – de zoon – en is het een voorzegging van zijn gewelddadige dood? Of gaat de gelijkenis over gewetenloze lieden, die gaan voor eigen gewin – hetzij baas, hetzij knecht? Of is het een aanklacht tegen een samenleving waarin geweld, dood en chaos de dienst uitmaken? Of tegen een gemeenschap waarin mensen elkaar instrumenteel behandelen als middel tot een doel?
Mij houdt deze gelijkenis een spiegel voor. Zo ziet de wereld er uit: we gebruiken elkaar voor eigen nut; we buiten uit – de aarde, de grond, de mensen – om er zelf beter van te worden.
En tegelijkertijd is het een hoopvol verhaal, van G-d en zijn schepping, een verhaal vol vertrouwen … Zó vertrouwt hij ons ‘zijn wijngaard’ toe! Zó zorgzaam vraagt hij mij vrucht te dragen …

 

Mt.9,9-13 (7/07/2023)

9     Jezus ging van daar verder
       en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
       “Volg mij,” zei hij tegen hem,
       en hij stond op en volgde Jezus.
10    Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
       En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
       en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11    Toen de Farizeeën dit zagen,
       insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
       “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
12    Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
       “Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
       maar de zieken.
13    Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
       Mededogen wens ik, geen holle offers.
       Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen,
       maar de zondaars.”

Dat Jezus nooit uitgaat van automatisch voorgeschreven onveranderlijke wetten, daar krijgen we hier een voorbeeld van. Eerder in het Evangelie (Mt.8,19-22 par. Lc.57-62) horen we ook hoe Jezus enkele volgelingen roept, maar telkens eraan toevoegt níet achterom te kijken, maar resoluut de blik vooruit te richten. “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom kijkt, is niet ongeschikt mij te volgen”, zegt Jezus daar streng. Hier kan het blijkbaar wel! Matteüs wil nog een afscheidsmaal organiseren en Jezus neemt er zelfs zelf aan deel.
We zouden kunnen speculeren waarom het hier wel kan en elders niet, maar speculeren is altijd riskant. Het is voldoende te zien dát het voor Jezus verschillend kan! In zijn spoor mogen we dus eigenlijk nooit handelen of oordelen langs ‘onveranderlijke wetten’. Allerlei elementen van de persoon en de situatie moeten in rekening worden genomen. Wél een belangrijk criterium is of het uiteindelijk leidt tot navolging van Jezus!

Mt.13,54-58 (4/08/2023)

54    Hij kwam in zijn vaderstad [Nazareth, ca. 40km van Kafarnaüm]
       en onderrichtte hen
       in hun plaats van samenkomst [synagoge],
       zodat ze versteld stonden:
       “Vanwaar heeft hij die wijsheid
       en die machtige daden [wonderen]?
55    Is dat niet de zoon van de timmerman?
       Heet zijn moeder niet Maria
       en zijn broers Jakobus, Joses, Simon en Judas ?
56    En wonen zijn zussen niet allemaal bij ons?
       Vanwaar heeft hij dan dit alles?”
57    En ze namen aanstoot aan hem.
       Maar Jezus zei:
       “Nergens wordt een profeet zo miskend
       als in zijn eigen vaderstad en in zijn huis.”
58    En hij kon daar niet veel machtige daden doen
       omwille van hun niet-vertrouwen.

De herkomst van wijsheid is moeilijk te vatten. We kennen allemaal wel iemand die we wijs vinden, maar als we aan die persoon zouden vragen waar hij of zij die wijsheid vandaan heeft, zal die hooguit wat kunnen stamelen. Er zullen wellicht wel een paar sporen klinken, maar heel duidelijk zal het niet zijn.
Wijsheid wordt ons niet meegegeven met de moedermelk. De plaats en de omstandigheden van onze opvoeding geven nooit automatisch garantie op wijsheid – hoewel ze er wél kunnen toe doen. Wijsheid blijkt eerder een ‘weg’ te zijn – meestal een lange weg. Het is iets om geleidelijk op het spoor te komen – en vervolgens keuzes voor dát spoor te durven maken.
Het meeste daarvan is verborgen. Toch ‘straalt’ wijsheid. Haar vertrouwen en durven volgen, ís al zo’n keuze voor het spoor van de wijsheid. De omstaanders in Jezus’ dorp bleven hangen aan zijn opvoedingstijd en durfden die stap naar zijn wijsheid niet zetten. Zal ík dat wél doen?

Mt.18,21 – 19,1 (17/08/2023)

21    Petrus kwam naar Jezus en vroeg:
       “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen
       om hem nog te vergeven?
       Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
22    Jezus antwoordde hem:
       “Niet tot zeven maal, zeg ik je,
       maar tot zeventig maal zeven maal!”
23    Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken
       met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
24    Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht
       die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen]
25    Omdat hij niets had om te betalen,
       beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had,
       verkocht zouden worden.
26    Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
27    De heer werd ten diepste bewogen,
       liet de dienaar vrij
       en schold hem het geleende kwijt.
28    Maar toen die dienaar naar buiten ging,
       kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen]
       Hij greep hem bij de keel:
       “Betaal wat je me schuldig bent!”
29    De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
30    Maar hij weigerde.
       Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis
       totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
31    Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren
       en waren zo diep geschokt
       dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
32    Toen riep de heer hem bij zich en zei hem:
       “Inrotte dienaar,
       heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden
       omdat je mij dat gesmeekt hebt.
33    Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar,
       zoals ik me ontfermd heb over jou?”
34    En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars
       totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
35    Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen
       als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”
1      Toen Jezus deze woorden had beëindigd,
       vertrok hij uit Galilea
       en kwam in het gebied van Judea
       aan de overkant van de Jordaan.

Het Christendom wordt de godsdienst van de naastenliefde genoemd. In alle andere wereldgodsdiensten is dat aspect ook aanwezig, maar Jezus legt er inderdaad een meer dan bijzondere nadruk op. En dat gaat dan niet alleen over praktisch goed doen (“wat je aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan” Mt.25,40) of over het helend met mensen omgaan, zoals Jezus dat zelf deed en waar Christenen inderdaad altijd goed in zijn geweest.
Uitzonderlijker is Jezus’ klemtoon op een beetje een ‘apart geval’ van de naastenliefde, namelijk de vergeving! (En het is niet zo zeker of we daar even goed in zijn …) Gisteren hoorden we al hoe ik behoedzaam moet omgaan met fouten die anderen maken. Vandaag wordt het nog moeilijker als dat gaat over fouten die begaan zijn ten aanzien van mezelf! Petrus dacht dat hij genereus was met 7 keer vergeving aan te bieden. Jezus gaat daar exuberant over – met als enige ‘reden’ dat G-d nog eindeloos veel exuberanter míj vergeeft (daar gaat die parabel toch over?!).

Mt.25,1-13 (1/09/2023)

1      Dan zal het koninkrijk der hemelen te vergelijken zijn
       met tien meisjes die hun lampen namen
       en er op uit trokken, de bruidegom tegemoet.
2      Vijf van hen waren dwaas, de vijf andere wijs.
3      De dwaze namen wel hun lampen mee,
       maar geen olie,
4      terwijl de wijzen samen met hun lampen
       ook olie in hun kruiken meenamen.
5      Toen nu de bruidegom op zich liet wachten,
       vielen ze allen in slaap.
6      Maar midden in de nacht klonk er geroep:
       “Kijk! De bruidegom komt! Trek hem tegemoet.”
7      Toen stonden alle meisjes op
       en brachten hun lampen in orde.
8      De dwazen zeiden tegen de wijzen:
       “Geef ons van jullie olie, want onze lampen gaan uit.”
9      Maar de wijzen antwoordden:
       “Best niet, er zal immers niet voldoende zijn
       voor ons en jullie samen.
       Ga liever naar de verkopers en koop er voor jezelf.”
10    Terwijl ze weg waren om olie te kopen,
       kwam de bruidegom aan,
       en wie bereid was [klaargemaakt én bereidwillig]
       ging met hem naar binnen naar het bruiloftsfeest
       en de deur werd gesloten.
11    Later kwamen ook de andere meisjes aan
       en zeiden: “Heer, heer, doe open voor ons!”
12    Maar hij antwoordde:
       “Ik zeg jullie naar waarheid: Ik ken jullie niet.”
13    Wees dus wakker!
       Want je kent dag noch uur.

1 september. Velen van ons hebben niet zo veel (meer) te maken met de school, maar het kan geen kwaad om even opnieuw op de schoolbanken van het Christelijk leven te gaan zitten. En staan we daar veel verder mee dan het eerste leerjaar?
Wellicht zijn wij allemaal zoals die 10 meisjes die maar al te graag eraan beginnen, uitziend naar iets boeiends, bijna als naar een feest. Maar hoe ziet ons vervolg eruit? We zullen natuurlijk niet graag zeggen dat we bij de ‘dwaze 5’ behoren, maar durven we dat wél zeggen van de ‘5 wijze’?
Hoe gretig zit ik op de schoolbanken van mijn geloof om mij te laten vervullen van goddelijke olie/zalving (chrisma/messiah!)? Hoe ontvankelijk ben ik voor de komende Bruidegom? Ben ik alert op de signalen van zijn Aanwezigheid en ben ik wakker genoeg om hem tegemoet te trekken?
Die ‘extra olie’ hebben wij allemaal al gekregen: de zalving van ons doopsel! Nu moeten we er alleen nog maar aan denken ze ook mee te nemen en te gebruiken!

Mt.1,18-23 (8/09/2023)

18     De geboorte van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah] verliep zo:
       Zijn moeder, Maria, was verloofd met Jozef.
       Voor zij echter gingen samen leven,
       werd zij zwanger bevonden uit heilige geest.
19    Haar man Jozef, die integer was,
       wilde haar niet openlijk te schande maken
       en dacht erover haar in het geheim weg te sturen.
20    Kijk! Terwijl hij deze dingen overdacht,
       verscheen een boodschapper [engel] van de Heer
       in een droom aan hem:
       “Jozef, zoon van David,
       wees niet bang Maria, je vrouw,
       bij jou te nemen,
       want wat in haar is verwekt
       is uit heilige geest.
21    Ze zal een zoon baren
       en je moet hem de naam Jezus [de Heer is redding] geven,
       want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.”
22    Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden
       wat vanwege de Heer door de profeet is gezegd:
23    Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden
       en een zoon baren
       en ze zullen hem noemen: Immanuël [Jes.7,14],
       wat betekent: God met ons.

Vandaag is het ‘Feest van de geboorte van Maria’ en het verhaal vertelt helemaal niets over de geboorte van Maria. Daar lezen we trouwens in heel de Bijbel niets over. Wat we wel horen is hoe ze zwanger wordt. Misschien is dat op zich toch niet zo vreemd. Zou het mogelijk zijn dat je pas écht geboren wordt als G-d in jou tot leven mag komen? Zou het kunnen zijn dat Maria’s leven pas écht begint wanneer ze in haar ruimte maakt voor goddelijk leven.
Zou er voor Maria en Jozef geen nieuw leven begonnen zijn – een leven mét G-d – op het moment dat ze vol overgave ‘ja’ hebben gezegd op G-d?
Is het niet zo dat je als mens opnieuw geboren wordt als je leven in je draagt, als je de baarmoeder mag zijn waarin G-d kan groeien en tot leven gewekt wordt?
Als dit allemaal waar is, dan is het helemaal niet vreemd dat er op het feest van de geboorte van Maria gesproken wordt over wat er diep in haar gebeurt. Haar diepste wezen werd tot leven gebracht door G-d in zich te ontvangen, te laten groeien en op de wereld te laten komen.