Verbonden Léven

Mt.25,14-30 (27/08/2022)

Want het is zoals met een man die naar het buitenland ging. Hij riep zijn dienaren en vertrouwde hen zijn bezit toe. Aan de één gaf hij vijf talenten [5x 6000 daglonen], een ander twee en nog een ander één, elk naar zijn eigen mogelijkheden. Daarna vertrok hij.
Meteen ging degene die vijf talenten gekregen had eropuit om er handel mee te drijven en hij verdiende er vijf bij. Zo ook degene die er twee ontvangen had: hij verdiende er twee bij. Maar degene die het ene gekregen had, ging ergens ver weg, groef een gat in de grond en verborg zo het geld van zijn heer.
Een hele tijd later kwam nu de heer van die dienaars terug en hield afrekening met hen. Die de vijf talenten gekregen had, kwam bij hem en gaf hem ook de vijf andere: “Heer, vijf talenten heb je mij toevertrouwd, zie, vijf talenten heb ik erbij verdiend.” Zijn heer zei hem: “Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen. Verblijf in de vreugde van je heer!” Ook die de twee talenten gekregen had kwam bij hen en zei: “Heer, twee talenten heb je mij toevertrouwd, zie, twee talenten heb ik erbij verdiend.” Zijn heer zei hem: “Uitstekend, goede en trouwe dienaar, over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen. Verblijf in de vreugde van je heer!” Nu kwam ook die het ene talent gekregen had bij hem en zei: “Heer, ik wist dat je een hard mens bent, die oogst wat je niet hebt gezaaid en verzamelt wat je niet hebt uitgestrooid. Ik was bang en heb je talent ergens ver weg verborgen in de grond. Zie, hier heb je je bezit. Zijn heer antwoordde hem echter: “Slechte en angstig aarzelende dienaar, je meende te weten dat ik oogst wat ik niet heb gezaaid en verzamel wat ik niet heb uitgestrooid? Je had dus mijn geld bij de bank moeten geven, zodat ik het terugkreeg met rente. Neem dus dat talent van hem af, en geef het aan wie er tien heeft, want aan wie heeft, zal gegeven worden – hij zal overvloed hebben – en van al wie niet heeft, zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden. En werp die nutteloze dienaar eruit, in de buitenste duisternis, daar zal geween zijn en tandengeknars.

Jezus vertelt over de heer die zijn bezit in handen geeft van zijn dienaren. Hij vertrouwt het hen toe (Zijn vertrouwen is groot!). Zij mogen ermee werken, het is niet ván hen. Alle drie worden ze aangesproken op hun verantwoordelijkheid, niet meer dan dat, ook niet minder! De eerste twee gaan ermee aan de slag. Blijkbaar is er wederzijds vertrouwen en verbinding tussen hen en hun heer. Als hij terugkeert, antwoordt hij met termen van betrouwbaarheid. Hij is opgetogen om wat hij ziet!
Met de derde loopt het anders. Hij is bang, zegt hij. Hij wantrouwt de heer, wantrouwt zichzelf om dat geschonken vertrouwen op te nemen. Bij zijn terugkeer benoemt de heer wat hij ziet: een mens die zijn verantwoordelijkheid wegschuift, wegstopt, niet aangesproken wil worden.
Het lot van deze derde dienaar laat me niet los. Regelmatig kom ik angstige mensen tegen die niet meer durven leven en het zicht op de oerkracht van het leven verloren zijn. En dan wordt deze gelijkenis voor mij een oproep om samen met hen te zoeken naar een weg terug naar de Bron van Léven, naar sporen van leven-IN-vertrouwen.