Verbonden Léven

Mc.6,34-44 (09/01/2024)

34    Toen Jezus uitstapte
       zag hij dan ook een grote menigte.
       Hij werd ten diepste bewogen om hen,
       want ze waren als schapen zonder herder.
       En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.
35    Toen het al laat geworden was,
       kwamen zijn leerlingen hem zeggen:
       “Dit is een eenzame plaats en het is al laat.
36    Stuur hen weg
       zodat ze naar de dorpen en gehuchten rondom kunnen gaan
       om eten voor zichzelf te kopen.”
37    Maar hij antwoordde:
       “Geven jullie hun maar te eten.”
       Ze vroegen:
       “Moeten wij dan voor tweehonderd daglonen brood gaan kopen om hen te eten te geven?”
38    Maar hij vroeg:
       “Hoeveel broden hebben jullie, ga eens kijken?”
       Ze keken het na en zeiden: “Vijf, en twee vissen.”
39    Hij gebood hun zich neer te zetten,
       in groepen op het groene gras.
40    Ze zetten zich in groepen van honderd en van vijftig.
41    Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
       keek op naar te hemel,
       zegende en brak de broden.
       Hij gaf ze aan zijn leerlingen
       om ze hun voor te zetten.
       Ook de twee vissen deelde hij aan allen.
42    Allen aten tot ze voldoende gevoed waren
43    en van de overgebleven stukken
       verzamelden ze twaalf korven
       – ook van de vissen.
44    Het waren ongeveer vijfduizend mannen
       die van de broden hadden gegeten.

Ik ben uiteraard Jezus niet, maar ik herken wel zijn bezorgde blik: “Ze waren als schapen zonder herder.” Meer dan eens stel ik vast – of is dat toch mijn idee – dat ‘de mensen’ soms behoorlijk dwalen. Ze hollen doelloos rond, en lopen daarbij meer dan eens verloren. Het lijkt vaak ook of ze geen richting meer wíllen krijgen in hun leven. ‘Ikke-zelf’ lijkt het motto – met allerlei nefaste gevolgen van dien.
Als Jezus-volgeling mág ik het zien, of misschien zelfs: móet ik het zien. Met haast zelfs, want de nood is hoog. Maar als Jezusvolgeling moet ik tegelijk uitermate traag zijn met een oordeel daarover – laat staan een veroordeling! Integendeel: ik moet in actie schieten.
Wat ik bovendien ook niet mag vergeten – het moet eigenlijk zelfs éérst komen – is: mijn diepe bewogenheid om mijn mede … schapen! – Want ben ik geen schaap zoals zij, die evenveel Jezus’ zorg nódig heeft?! – Alleen vanuit díe liefde zal ik juist zien, juist oordelen en juist handelen.