Verbonden Léven

Lc.1,26-38 (20/12/2021)

In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper], werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David. De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk! Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.

Laat even heel het beeld dat je van Maria hebt varen, en herlees dan even dit stuk Evangelie alsof die boodschapper (wie weet onder welke vorm?) bij jóu binnenkomt en aan jóu deze woorden aankondigt.


Het zijn sterke woorden die hier worden gezegd – en dat aan een pover mensje.
Wat doet dat met jou? Welke weerstanden roept het in je wakker? Welke vreugde? Is er bereidwilligheid er op in te gaan, of zul je de weerstand laten overheersen?
Zal je laatste woord zijn: “Hier ben ik, met mij moge gebeuren naar Jouw woord.”?