Verbonden Léven

Joh.1,6-8.19-28 (17/12/2023)

6      Er was een mens,
       gezonden door God,
       zijn naam was Johannes.
7      Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn
       zodat hij zou getuigen van het licht,
       zodat velen zouden vertrouwen door hem.
8      Niet hijzelf was het licht,
       hij was getuige van het licht.

19    En dit is het getuigenis van Johannes,
       toen de Joden uit Jeruzalem
       enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden
       om hem te vragen: Wie ben jij?
20    Hij verklaarde met klem:
       “Ik ben de gezalfde niet!”
21    Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan?
       ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.”
       “Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.”
22    “Maar wie ben je dan?
       dat wij een antwoord kunnen geven
       aan wie ons gezonden hebben.
       Wat zeg je over jezelf?”
23    “Ik, ik ben de stem
       van iemand die roept in de woestijn:
       Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3],
       zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
24    Ook waren er afgezanten van de farizeeën.
25    Zij vroegen hem:
       “Waarom doop je dan,
       als je niet de gezalfde bent,
       noch Elia, noch de profeet?”
26    Johannes antwoordde:
       “Ik doop in water.
       Midden onder jullie staat hij
       van wie jullie geen weet hebben,
27    de na mij komende
       die vóór mij is geworden,
       van wie ik niet waard ben
       zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
28    Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan,
       waar Johannes doopte.

“Wie ben jij?” Als wij deze vraag voorgeschoteld krijgen, typeren we onszelf vaak met kenmerken als ons beroep, onze afkomst en wat we zoal doen. Niets van dit alles horen we bij Johannes! Wie hij is, illustreert hij net niét via zijn daden of zijn woorden. Eerst zegt hij wie hij niét is. Maar zijn belagers dringen aan op een concreter antwoord: “Wat zeg je over jezelf?” “Als je écht wilt weten wie ik ben, moet je niet naar mij en mijn daden kijken. Mijn ware identiteit, de voedingsbodem van wat ik doe, ligt in die ander naar wie ik verwijs, in Jezus van Nazareth”, is zijn antwoord.
Johannes’ identiteit ligt dus buiten zichzelf, nl. ín de relatie met Jezus. In Jezus maakt G-d zichtbaar wie hij is en wie hij voor mensen wil zijn. Johannes maakt ruimte voor díe Jezus. Voor hem opent hij zich, in de hoop en het vertrouwen dat Jezus hem vrijmaakt en hij op hem kan gaan gelijken in woord en daad.
Advent kan een tijd zijn om ons eigen doen en laten in de schaduw te plaatsen en zo G-d ruimte te geven om in ons geboren te worden.