Verbonden Léven

Psalmen4

Psalm 84

Psalm 84

Hoe lief is mij jouw woning, God mijn Gód!
Mijn wezen brandt en làngt
naar daar waar Jij verblìjft.
Met lijf en ziel jubel ik Jou, levende Gód!

Ja, zelfs een vogeltje vindt een húis,
een mus een nestje voor haar bròed,
op de plek waar Jij gelòofd wordt,
mijn Koning en mijn Gód.

Gezegend wie wonen in jouw húis,
zij loven Jou telkens wèer.
Gezegend wie hun kracht vinden in Jòu,
jouw wegen in hun hárt.

Gaat hun tocht door dorre dálen,
het wordt hen een oase van zègen:
Van kracht tot kracht trekken ze vèrder
tot zij Jou vinden in jouw wóning.

Krachtige God, hoor mijn gebéd;
geef gehoor, God van jouw vòlk.
Beschermende God, zie naar ons òm,
zie het gelaat van jouw gezégende.

Want één dag in jouw bínnentuin
is beter dan duizend dagen daarbùiten.
Ik kies te staan op jouw drempel veelèer
dan te wonen onder hen die leven zonder Jóu.

Zon en zegen, Genade en beschérming
weerhoud Jij niet aan de intègeren,
God van kracht en glòrie.
Gezegend wie vast staat in Jóu!

 

 

(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)

Psalm 84 - aanzet 

Hoe lief is mij jouw woning, God mijn God! Mijn wezen brandt en langt naar daar waar Jij verblijft. Met lijf en ziel jubel ik Jou, levende God!

Laat me toe eerst even door de ogen van de Israëlieten te kijken. Voor hen was de tempel – dat éne huis van God in Jeruzalem – hét centrum van hun gelovig leven. Elk jaar ging ieder die dat kon op pelgrimstocht naar die éne tempel. Denk aan dat verhaal van Jezus die als twaalfjarige naar het huis van zijn vader ging. Tegen Jozef en Maria zei hij: ‘Wisten jullie dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?’
Israëlieten in ballingschap vergingen van heimwee, niet zozeer naar hun eigen huis en hun eigen streek, als wel naar Gods huis, die éne tempel in Jeruzalem. En bij de verwoesting van die tempel, meer dan eens in de geschiedenis, was het alsof het hart uit het Joodse geloof werd weggerukt.
Joden konden dus vol vuur bidden: ‘Hoe lief is mij jouw woning, God mijn God! Mijn wezen brandt en langt naar daar waar Jij verblijft.’ Ik denk niet dat één van ons ook maar een band heeft met de parochiekerk, half of zelfs maar een kwart zo sterk als de band van de Israëliet met de tempel in Jeruzalem.

Met Jezus werd het anders: ‘Breek deze tempel af, en in drie dagen zal ik hem weer opbouwen.’ Hij sprak niet zozeer over dat gebouw van steen als wel over zichzelf, zijn eigen lichaam. Sindsdien weten wij dat God woont in ons. Sindsdien klinkt deze psalm wellicht ook een beetje anders.

Hoe lief is mij jouw woning, God mijn God! Hoe lief is mij mijn eigen lichaam, mijn leven … als plek waar Jij gevonden kan worden.

En ja, voor mij spreekt dat idee heel sterk: God is te vinden in wie ik ben. In mijn lichaam met zijn mogelijkheden en zijn beperkingen. In mijn lichaam toen het jong was, en nog steeds nu het dag na dag een beetje ouder wordt. In mijn leven, en in wat daarin zichtbaar wordt. In mijn leven, en dus ook in wat ik in de wereld zet. In mijn wezen, met alles wat ik meegekregen heb: mogelijkheden, talenten, passie voor bepaalde dingen of ideeën. In mijn wezen, in mijn
enthousiasme – dat wil zeggen: mijn ‘in God aanwezig zijn’ – en in hoe dat zich in de wereld openbaart.
Hiervan spreekt mij in het bijzonder het zesde vers: ‘Gezegend wie hun kracht vinden in Jou, jouw wegen in hun hart.’ Gaat het immers daar niet om, dat wij al doende ontdekken dat God de kracht is van waaruit wij leven, dat het zijn wegen zijn, die wij mogen bewandelen?
De psalm rijkt voor mij nog net dat ene stapje verder …
Als Gods woning zich bevindt in mij, in mijn lichaam – mijn leven – mijn wezen, dan ook in elke mens die ik ontmoet. Je zou je een wereld kunnen dromen waarin ieder in dat besef leeft. Wellicht zou dat de hemel op aarde kunnen zijn. Maar helaas, lang niet iedereen ervaart zichzelf, zijn leven als een goddelijke plek, integendeel soms …
En dus hoor ik het als een roepstem, binnenin mij … en dus vanuit Gods woning, om in die ander ook telkens weer het goddelijke te zien. Om die ander daarop aan te spreken, zodat hij of zij gaandeweg ook mag gaan geloven woonplaats van God te zijn.