Verbonden Léven

Lc.6,39-42 (10/09/2021)

Hij vertelde hen nu een gelijkenis:
“Een blinde kan toch niet een blinde op weg leiden?
Zullen beide dan niet in een put vallen?
Een leerling staat niet boven zijn leermeester.
Maar als hij volgroeid zal zijn, zal hij zijn zoals zijn leermeester.
Maar wat kijk je naar de splinter in het oog van je broer
als je de balk in je eigen oog niet opmerkt?
Of kun je tegen je broer zeggen: ‘Broer, laat me de splinter uit je oog weghalen’,
als je de balk in je eigen oog niet ziet?
Ondermaatse oordelaar! [hypocritès] Haal eerst de balk uit je eigen oog, dan [pas] zul je doorzicht hebben om de splinter uit het oog van je broer te halen.”

Een kleine verzameling spreuken. Opnieuw van een verbluffende evidentie – althans om te begrijpen, niet om te doen.
In wezen komt het neer op ‘onderscheiding der geesten’, zoals de traditie dat in navolging van Paulus is gaan noemen: met een fijngevoelig kompas weten waar het in een gegeven situatie op aan komt als je echt ‘naar G-d’ wil zijn. Situaties laten vaak meerdere keuzes toe, die op zich niet noodzakelijk slecht zijn. (Het is niet ‘fout’ de splinter bij de ander op te merken!) Als we echter de keuze willen maken die ons voert in de richting van ‘het koningschap van G-d’, dan is het níet om het even welke keuze we maken. Dan vraagt het een fijnere onderscheiding. Met ondermaats gedoe, zo een beetje met de natte vinger, zullen we er niet komen.
Het start bij het volle besef en het toelaten dat wij ‘blinden’ zijn, ‘leerlingen’, en dus leiding nodig hebben. (Dat staat nogal haaks op onze hedendaagse kleuterachtige ingesteldheid van ‘dat doe ik wel zelf’.) En het leren van die onderscheiding gaat nog een hele tijd door (een heel leven) met het splinter voor splinter ont-maskeren van een hele balk in ons eigen oog …

Lc.7,1-10 (13/09/2021)

Nadat hij al deze woorden voleindigd had ten aanhoren van het volk, ging hij Kafarnaüm binnen. Een zekere dienaar van de centurio daar [legeroverste over 100 man] was erg ziek en op het punt te sterven. Hij was hem zeer dierbaar.
Nu had hij gehoord over Jezus en zond de oudsten [presbyteros] van de Joden naar hem om hem te vragen zijn dienaar te komen bevrijden. Zij kwamen bij Jezus en verzochten hem met aandrang: “Hij is het waard dat je dit voor hem zou doen! Hij heeft ons volk daad-werkelijk lief en hij heeft zelf de plaats van samenkomst [synagoge] voor ons gebouwd.” Jezus ging met hen mee.
Toen hij niet ver meer van het huis af was, stuurde de centurio vrienden naar hem om te zeggen: “Heer, doe geen moeite, want ik ben te klein dat jij in mijn huis zou binnenkomen. Daarom heb ik me ook niet waardig geacht zelf naar jou toe te komen. Maar spreek een woord en mijn jongen [pais, kan een knecht of een zoon zijn] zal [moet wel] genezen. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot een ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienaar ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich over hem. Hij keerde zich naar de menigte die volgde: “Ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden!”
Toen zij die uitgestuurd waren naar het huis terugkeerden, vonden ze de zieke dienaar gezond.

Denken we soms nog eens na over ‘gezag’? In onze tijd en cultuur mag het woord haast niet meer uitgesproken worden, of het zou zijn om te verdedigen dat ik wel het gezag over mezelf zal uitoefenen (en ondertussen stilletjes proberen een ander te beïnvloeden).
De (heidense!) centurio blijkbaar wél. En deels zal dat natuurlijk geweest zijn omdat hij er elke dag mee te maken had in zijn militaire job, maar het is duidelijk dat hij veel verder keek dan dat!
Misschien moeten wij wel eerst grondiger onze eigen ‘plaats’ onderzoeken en ten volle erkennen, eer wij kunnen zien wat Jezus’ plaats is in het G-ddelijk gebeuren!?
En misschien zouden wij dan daarin het vertrouwen vinden om ons leven in zijn handen te laten, en niet te denken dat wij het wel allemaal zelf kunnen maken.
Het past niet in onze tijd en cultuur te erkennen – laat staan uit te spreken – dat wij ‘klein’ zijn. Maar negeren wij daarmee gewoonweg niet de waarheid, en missen we daarmee net ook niet G-ds bevrijding?

Lc.6,27-38 (20/02/2022)
 
Maar tegen jullie zeg ik: 
“Heb je vijanden daad-werkelijk lief. 
Doe goed aan wie jou haat.
Zegen wie jou vervloekt.
Bid voor wie jou smalend behandelt.
Aan wie jou op de wang slaat,
hou hem ook je andere wang voor.
Aan wie jouw mantel afneemt,
weiger hem niet je hemd.
Aan ieder die vraagt: geef,
en van wie iets van jou wegneemt: vraag niet terug.
Zoals je wil dat de mensen aan jou doen,
doe dat zó aan hen!
Als je [enkel] liefhebt wie jou liefhebben,
wat voor genade is dat?
Want ook de zondaars hebben lief wie hen liefhebben.
Als je enkel goed doet aan wie jou goed doen,
wat voor genade is dat?
Want ook de zondaars doen hetzelfde.
Als je enkel uitleent aan hen van wie je hoopt terug te krijgen,
wat voor genade is dat?
Want ook de zondaars lenen aan zondaars
om hetzelfde terug te krijgen.
Nee, daarentegen!
Heb je vijanden daad-werkelijk lief.
Doe goed en leen uit, 
zonder iets terug te verwachten.
Dan zal je loon groot zijn
en zijn jullie kinderen van de Allerhoogste!
Want hij doet ook goed [chrèstos = goed, mild, teder, genadevol (cf. Hebr. chesed)]
voor de ondankbaren en verdwaasden.
Word mede-lijdend
zoals ook jullie Vader mede-lijdend is.
Oordeel niet
en je zult niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet
en je zult niet veroordeeld worden.
Spreek vrij
en je zult vrijgesproken worden.
Geef
en er zal je gegeven worden.
Een goeie maat zullen ze je in de schoot werpen,
geschud, aangestampt en overlopend.
Want met de maat waarmee jullie meten,
zul je ook gemeten worden.”
Mag het ietsje meer zijn? Maar, wat is dat ietsje meer dan? Daarover gaat het vandaag! We worden uitgedaagd om elkaar – ietsje meer – lief te hebben. Deze solidaire liefde wordt niet bepaald door het feit of je mekaar lief vindt, of sympathiek. In deze liefde (bij dat ietsje meer) gaat het juist om diegenen die je niet graag ziet, hen die je niet direct sympathiek vindt, hen die niet lief zijn voor jou. Het gaat om de keuze om elkaar (vriend en niet-vriend) in verbondenheid vrij te maken – om elkaar niet te onderdrukken, niet te verarmen, niet te kwetsen. Dit betekent elkaar (vriend en niet-vriend) recht doen omdat mensen voor G-d allen even ‘lievenswaard’ zijn.  En dát – ietsje meer – zal hét verschil maken en ruimte creëren voor G-d.
Solidaire liefde krijgt immers pas zin doorheen onze relatie met G-d en krijgt maar betekenis als dit zijn weerslag heeft op de relatie tussen mens en mens.  Hier, met de voeten in de aarde, moet solidariteit gevierd en geleefd worden, anders leeft het niet.  

Lc.7,31-35 (15/09/2021)

Jezus zei: “Waarmee zal ik deze generatie vergelijken? Waar lijken ze op?
Ze zijn als kinderen die op de markt zitten en elkaar toeroepen: ‘Wij spelen voor jullie op de fluit, maar je danst niet. Wij zingen voor jullie een klaaglied, maar je weent niet!’
Zie je? Johannes de Doper is gekomen, hij eet geen brood en drinkt geen wijn, en jullie zeggen: ‘Hij is van een demon bezeten.’ De mensenzoon is gekomen, hij eet en drinkt wel, en jullie zeggen: ‘Kijk eens naar die vreter en zuiper, die vriend van tollenaars en zondaars.’
Wijsheid wordt als waar erkend door allen die haar kinderen zijn.”

Het maakt niet uit over welke generatie het gaat. Het is de opdracht van élke generatie en/of van élke individuele mens om steeds opnieuw te bepalen welk spel je wil spelen.
Speel je het spel van de wispelturige kinderen, waar egocentrisme en het eigen (en enig zaligmakende) perspectief het spel bepalen? In dat spel zullen zij die door G-d gezonden worden steeds de spelbrekers zijn of ze nu een klaaglied zingen of op de fluit spelen.
Of speel je het spel van de ‘kinderen van de wijsheid’ waar ‘waarheid’ de spelbepaler zal zijn. Deze waarheid komt van elders, van de a/Ander en breekt het eigen perspectief open. Ze zet je in beweging, doet je mee-spelen, mee-leven. Deze waarheid is te vinden in Johannes’ boodschap (hij die niet eet, niet drinkt en vast) én in die van Jezus (hij die wel eet en drinkt en iedereen laat mee-feesten). Beiden zijn zo anders en toch zijn ze allebei spelbepalers van het echte Léven! Zij nodigen ons uit, ieder op zijn manier, tot het heilige spel van Verbonden Léven!

Lc.7,36-50 (16/09/2021)

Iemand van de Farizeeën verzocht Jezus nu bij hem te komen eten. Toen hij bij het huis aankwam, ging hij aan tafel aanliggen.
Maar kijk! Een vrouw die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte dat Jezus in het huis van de Farizeeër was. Ze nam een albasten kruikje geurige balsem mee en ging wenend achter hem, bij zijn voeten staan. Haar tranen maakten zijn voeten nat en met haar hoofdhaar droogde ze die af. Ze kuste zijn voeten liefdevol en zalfde ze met de balsem.
De Farizeeër die hem uitgenodigd had, zag dit en dacht bij zichzelf: ‘Als die man een profeet was, dan zou hij weten wie en wat voor iemand die vrouw is die hem aanraakt. Hij zou toch moeten weten dat ze een zondares is!’
Jezus antwoordde hem door te zeggen: “Simon, ik wil je iets zeggen.” “Spreek, meester!”, zei hij. Een zekere geldschieter had twee schuldenaars. De ene was hem vijfhonderd daglonen schuldig, de andere vijftig. Omdat ze niets hadden om te betalen, schonk hij het hen beide uit genade.”
“Zeg mij eens, wie van hen beide zal hem meest daadwerkelijke liefde tonen?”
Simon antwoordde: “… Ik vermoed degene aan wie hij het meest geschonken heeft …?”
Jezus zei: “Je oordeel is juist.” Zich nu omkerend naar de vrouw, ging hij verder tegen Simon: “Zie je deze vrouw? ben in jouw huis binnengekomen, maar water om mijn voeten te verfrissen heb jij mij niet gegeven. Zij echter heeft met haar tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus heb jij mij niet gegeven, maar zij heeft sinds ik binnengekomen ben onophoudelijk mijn voeten liefdevol gekust. Mijn hoofd heb jij niet met olijfolie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met geurige balsem.”
“Om die genade zeg ik je: Haar vele zonden zijn haar vergeven. Bewijs daarvan is dat zij veel daadwerkelijke liefde heeft getoond. Wie weinig vergeven wordt, toont weinig daadwerkelijke liefde.”
Nu zei Jezus tot de vrouw: “Je zonden zijn je vergeven.” De andere tafelgenoten begonnen onder elkaar te mompelen: “Wie is die man, dat hij zonden vergeeft?” Maar hij zei verder tot de vrouw: “Deze daad van innerlijk vertrouwen heeft je behoed. Ga heen tot vrede!”

Het handelen van de vrouw staat haaks op de ‘normale’ gang van zaken: zij dringt ongevraagd binnen in een gezelschap van mannen. Ze wast, zalft en kust Jezus’ voeten. Simon denkt er het zijne van. Het ergert hem (en ook de anderen in huis). Jezus laat de vrouw doen. Hij veroordeelt haar niet. Hij staat open en is ontvankelijk voor wat er gebeurt. Wat deze vrouw doet is – in zijn ogen – authentiek en getuigt van daadwerkelijke liefde. (Simon zou er iets van kunnen leren.)
Zo houdt Jezus – met evenveel liefde als voor de vrouw – Simon een parabel voor (waaruit hij onmiddellijk de juiste conclusies trekt). Ook Simon wordt niet afgewezen integendeel, hij krijgt kansen om te groeien. Langsheen het gebeuren met deze vrouw wil Jezus hem de ogen openen: ‘Zie je deze vrouw?’. ‘Zie je écht? Zie je wat je eerder nog niet zag?’
Hij krijgt de kans om te zien en zich om te keren, niet naar een rabbi zoals hij die zich had voorgesteld, maar naar een G-dmens die aan álle mensen bevrijding schenkt. Het enige dat hij daarvoor vraagt, is dat je je om-keert, ziet en daadwerkelijk liefhebt.

Lc. 8,1-3 (17/09/2021)

Daaropvolgend trok Jezus een tijdlang langs stad en dorp.
Hij predikte en bracht het Goede Nieuws van het koninkrijk van God.
De twaalf waren bij hem en ook enkele vrouwen die geheeld waren van boze geesten en ziekten, waaronder Maria van Magdala, uit wie zeven demonen waren weggegaan. Ook Johanna, de vrouw van Herodes’ zaakvoerder Chuzas, Suzanna en vele andere vrouwen zorgden voor hen met wat zij hadden.

Het verhaal gaat…
Van een man die steeds verder trekt. Hij trekt rond om aan zoveel mogelijk mensen het Goede Nieuws te verkondigen. Hij kan niet zwijgen van zoveel liefde. Een man die mensen op de been brengt en van bij het begin reeds anderen aanspreekt om samen met hem mee te gaan, hem te volgen.
Het verhaal gaat verder…
Al gaande maakt hij de liefde daadwerkelijk waar. Hij maakt mensen vrij, brengt hen opnieuw tot leven. En ook zij (het waren vooral veel vrouwen) trekken met hen mee. Alert en zorgzaam gaan ze met elkaar om.
Het verhaal gaat nog verder…
Nog steeds raakt hij mensen aan. Nog steeds maakt hij mensen vrij en doet hen Léven. Zijn Liefde leeft verder in elke vrijgemaakte mens. Vrij-gemaakt om alert en zorgzaam naar de ander toe te gaan met wat er in hem is. Vrij-gemaakt om zelf tot getuigen te worden van die goddelijke Liefde, van dat – leven-gevende – Goede Nieuws!