Verbonden Léven

Maandag (22/07/2024)
Mt.12,38-42

38    Sommige van de schriftgeleerden en farizeeën antwoordden hem toen:
       “Meester, wij willen van jou een teken zien!”
39    Maar hij gaf hen van antwoord:
       “Een slechte en trouweloze generatie verlangt een teken!
       Maar het zal geen ander teken gegeven worden
       dan het teken van Jona, de profeet.
40    Want zoals Jona
       in de buik van het zeemonster was,
       drie dagen en drie nachten, [Jona,2,1]
       zo zal de mensenzoon
       in het hart van de aarde zijn,
       drie dagen en drie nachten.
41    De Ninevieten zullen bij het oordeel opstaan,
       samen met deze generatie,
       en ze zullen haar veroordelen,
       want zij bekeerden zich door de prediking van Jona.
       Kijk! Hier is meer dan Jona!
42    En de koningin van het zuiden zal bij het oordeel opstaan,
       samen met deze generatie,
       en zij zal haar veroordelen,
       want zij kwam van het einde van de aarde
       om de wijsheid van [koning] Salomo te horen.
       Kijk! Hier is meer dan Salomo!

Dit is een van de voorbeelden waarin we makkelijk kunnen zien hoe die farizeeën eigenlijk dichter bij onszelf staan dan we meestal graag toegeven. Wie verlangt er al niet eens een teken vanwege G-d? En het gaat verder dan verlangen. Eigenlijk eisen we het. We zeggen dat niet zo, maar aan het feit dat we ontgoocheld zijn, en soms zelfs G-d laten vallen, als we in onze ogen niet krijgen wat we vroegen, geeft dat toch wel aan.
Jezus is streng voor die teken-vragers. Toch zegt hij niet dat er geen tekens zouden zijn. Daar zit het hem blijkbaar: ze/wij zíen ze niet, en dat komt omdat we teveel onze eigen tekens vooropstellen. Maar Jezus zelf is het teken! Als wij de tekenen ook in onze tijd dus beter willen leren zien, moeten we naar hem kijken, en dus het Evangelie lezen en herlezen, ‘beknabbelen en verteren’ (een heel bijbelse uitdrukking!) We moeten naar hem kijken in de stilte en hem in ons aanwezig weten. Bidden heten we dat. Wie kijkt, zál zien.

Zondag (21/07/2024) – 16de zondag door het jaar
Mc.6,30-34

30    De uitgezondenen [aposteloi] verzamelden zich weer bij Jezus
       en gaven hem verslag
       over alles wat ze gedaan en onderwezen hadden.
31    Hij zei tegen hen:
       “Komen jullie nu zelf eens mee naar een eenzame plaats
       om een beetje uit te rusten.”
       Want er waren er zovelen die kwamen en gingen
       dat ze zelfs geen gelegenheid hadden om te eten.
32    Ze vertrokken met de boot
       naar een eenzame plaats, alleen.
33    Velen zagen hen vertrekken
       en ze begrepen wat er gaande was.
       Vanuit de steden renden ze te voet erheen
       en waren er nog vóór hen.
34    Toen Jezus uitstapte
       zag hij dan ook een grote menigte.
       Hij werd ten diepste bewogen om hen,
       want ze waren als schapen zonder herder.
       En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.

Het lijkt wel een vakantie-evangelie: “Kom nu zelf eens mee naar een eenzame plaats om wat uit te rusten.” We zouden er inderdaad onze eigen vakantieplannen kunnen aan toetsen: Zijn ze erop gericht uit te rusten? Of jakkeren wij ons alleen maar op een andere manier af dan gedurende het jaar? Voeren ze ons naar eenzamere, stillere plaatsen? Of zoeken wij toch maar weer de ‘gezellige drukte’ op, om de stille stem van G-d niet te hoeven horen?
En er is nog een ander belangrijk criterium om na te gaan of onze vakantie ‘evangelisch’ is: Is ze geen terugplooiing op ons eigen ikje, maar een bezinnings- en herbronningstijd voor onze verantwoordelijkheid voor het rijk van G-d? Maakt ze mij juist gevoeliger voor de innerlijke noden van mijn medemens en laat ik mij daarop dan aanspreken?
Jezus nodigt je uit: “Kom eens mee met mij naar een stille plek …” Ga je mee?

Zaterdag (20/07/2024)
Mt.12,14-21

14     De farizeeën gingen naar buiten
       en beraadslaagden hoe ze hem zouden kunnen ombrengen.
15    Maar Jezus besefte dit en ging van daar weg.
       Een grote menigte volgde hem en hij genas hen allen.
16    Hij verbood hen nadrukkelijk hem bekend te maken,
17    opdat vervuld zou worden wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
18    “Zie mijn kind [pais: kind of dierbare dienaar],
       mijn uitgekozene, mijn geliefde,
       in wie mijn wezen vreugde vindt.
       Ik zal mijn geest op hem leggen
       en hij zal aan de volken het rechte verkondigen.
19    Hij zal niet twisten of schreeuwen,
       niemand zal zijn stem op straat horen;
20    een geknakt riet zal hij niet breken
       en een smeulende vlaspit niet doven;
       totdat het rechte zegeviert door hem.
21    En op zijn naam zullen velen hopen.” [Jes.42,1-4]

Hoe pijnlijk contradictorisch! De farizeeën – toch de kenners van de Schrift? – die beraadslagen hoe ze Jezus kunnen ombrengen enerzijds, en anderzijds het citaat uit de Schrift zelf dat de evangelist er hier tegenover plaatst. Het is één van die passages waar de oudtestamentische figuur van ‘de lijdende dienaar’ toegepast wordt op Jezus.
Helaas stond ook dat al in de Schriften te lezen: de zachte goedheid, goddelijke kracht in deze wereld, roept weerstand en verwerping op.
De verleiding is groot die weerstand alleen in het kamp van de farizeeën te leggen. Dan kunnen we haar buiten ons laten – denken we. Maar eerlijker – én bevrijdender – zou zijn te her- en erkennen dat die weerstand tegen de zachte goedheid ook in onszelf aanwezig is.
We kunnen er van op aan dat dat ook vandaag in ons leven zal te zien zijn: zowel de aanwezigheid van de zachte goedheid, als onze weerstand ertegen. Kijk maar!

Vrijdag (19/07/2024)
Mt.12,1-8

     Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden.
       Zijn leerlingen kregen honger
       en begonnen aren te plukken en te eten.
     De farizeeën echter zagen dit en zeiden:
       “Kijk! Je leerlingen doen iets wat niet mag op sabbat.”
     Hij antwoordde:
       “Hebben jullie geen kennis genomen van wat David deed
       toen hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-16]
     Hoe hij het huis van God binnenging
       en de uitstallingsbroden opat,
       die hij noch zijn metgezellen mochten eten,
       maar alleen de priesters?
     Of hebben jullie geen kennis genomen van de wet
       dat de priesters die op sabbat de tempeldienst doen
       de sabbat ontwijden en [toch] onschuldig zijn?
     En ik zeg jullie erbij:
       Hier is iets groters dan de tempel!
     Als jullie echter kennis hadden van
       ‘barmhartigheid [daden van tederheid] wil ik,
       geen offers’ [Hos.6,6],
       zouden jullie geen onschuldigen veroordelen.
     Want de mensenzoon is ook heer van de sabbat.”

Drie klassiekers op een rij (zie gisteren en eergisteren). Drie maal een favoriet van veel mensen: graag gewild, maar … toch niet zo makkelijk om ook daad-werkelijk te beleven.
Neem nu deze. We gebruiken deze uitspraak van Jezus graag om de voorschriften een beetje naar onze hand te zetten. Jezus zou het toch allemaal wat relativeren, zo betogen we dan. Maar dat staat er niet! Denk maar terug aan de Bergrede die we onlangs lazen: niets, werkelijk niets doet Jezus af van de Goddelijke Wijzingen. Integendeel: hij scherpt ze aan.
Ook hier vraagt Jezus de eenvoudige, zelfs een beetje onnadenkende, daden in het licht te stellen van het grote geheel van G-ds bedoelingen. Noch een te snelle veroordeling, noch een te goedkoop goedpraten is voor Jezus aan de orde! De vraag is wel in welk perspectief die daden staan. Dat is het criterium voor Jezus. En éigenlijk zou dat de vraag moeten zijn voor al mijn handelingen!

Donderdag (18/07/ 2024)
Mt.11,28-30

28    Kom naar mij,
       allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt,
       en ik zal je rust geven.
29    Neem mijn juk op:
       laat mij je leermeester zijn
       – zachtaardig en deemoedig van hart,
       en je zult rust vinden in jezelf.
30    Want mijn juk is teder
       en mijn last is licht.

Nog zo’n minipareltje met maxibetekenis!
Meestal houden wij het op het eerste vers – en dat mag: we zijn gewoon welkom bij Jezus met al wat ons belast en vermoeit. Jezus zal ons rust géven.
Maar willen we die rust ook vínden in onszelf – als een blijvende staat – dan moeten we, eens we bij Jezus gekomen zijn, ons ook door hem laten onderrichten. We moeten ‘zijn juk’ willen op ons nemen. We moeten een aanvang nemen met de weg die híj gegaan is, want zijn weg loopt niet naar zichzelf, maar naar zijn Vader, G-d zelf.
Daarom is ‘zijn juk’ ook teder, want het is de Liefde van de Vader! Alleen mogen we ons aan die Liefde niet mispakken alsof het een romantisch kleffe bedoening zou zijn (vaak ook erg op zichzelf gericht ipv op de ander) zoals in vele liefdesliedjes. G-ds Liefde is er een van verregaande gegevenheid. Daarom ervaren wij die goddelijke Liefde, wanneer wij zelf proberen die een beetje waar te maken, toch ook wel als een last.
Maar die diepere rust in onszelf vinden we net pas als we eindelijk een beetje bevrijd geraken … van onszelf.

Woensdag (17/07/2024)
Mt.11,25-27

25    Ook in die tijd zei Jezus:
       “Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
       dat je deze dingen verborgen hebt
       voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
       en ze onthuld hebt
       voor [onmachtige] onmondigen.
26    Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.
27    Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
       en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
       en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
       en aan wie de zoon het wil onthullen.

Hoe komt het toch dat wij dit meestal een aantrekkelijk stukje Evangelie vinden, terwijl we – als we eerlijk zijn – het er in de praktijk erg moeilijk mee hebben? Ergens vinden we het mooi dat Jezus het Rijk G-ds net ook in het bereik brengt van eenvoudige mensen. Zou dat zijn omdat we – als we eerlijk zijn – beseffen dat wijzelf helemaal niet zo ‘verstandig’ zijn?
Maar waarom hebben we het dan zo moeilijk dit ook ten uitvoer te brengen? Zou het zijn omdat wij als mens het zo moeilijk hebben om ons te verzoenen met ons ‘onverstand’? Willen we niet altijd groter, verstandiger, aanzienlijker, … zijn dan we feitelijk zijn?
Dit kleine stukje Evangelie moge voor ons een aansporing zijn om onze ‘grootheidswaanzin’ te durven loslaten (of toch: ons verlangen om ‘groot’ te zijn) en meer in eenvoud en niet-wetendheid te leven. Als we dat proberen, belooft Jezus ons dat we dichter bij het Rijk Gods komen!

Dinsdag (16/07/2024)
Mt.11,20-24

20    Toen begon hij de steden
       waarin de meeste van zijn krachtsdaden gebeurd waren,
       te verwijten dat zij zich niet hadden toegekeerd.
21    Wee, Chorazin, wee, Betsaïda
       [dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen],
       want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon
       de krachtsdaden zouden zijn gebeurd
       die bij jullie zijn gebeurd,
       dan zouden zij al lang
       – in zak en as gezeten –
       zich bekeerd hebben.
22    Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn
       dan voor jullie.
23    En jij, Kafarnaüm,
       zul jij tot de hemel verheven worden
       [omdat ik er vertoefde en verkondigde]?
       Tot in het dodenrijk zul je afdalen,
       want als in Sodom de krachtsdaden waren gebeurd
       die bij jullie gebeurd zijn,
       het zou tot vandaag zijn blijven bestaan.
24    Maar ik zeg je:
       Voor het land van Sodom
       zal het op de dag van het oordeel
       draaglijker dan voor jou.

Geloof kan en mag niet herleid worden tot iets waar je van buitenaf naar kijkt, of tot enkele krachtdaden die zich afspelen op veilige afstand. Geloof vanuit je luie zetel, van achter je boeken of alleen in de kerk op zondag ... zal niet voldoende zijn. Jezus vraagt meer. Hij vraagt bewogen mensen. Hij wil je raken tot in het diepst van je ziel. Zo hoopt hij je leven om te keren. Tezamen met elke mens die je op je weg tegenkomt (in de eerste plaats de meest kwetsbare en gekwetste), wil hij een appèl zijn tot be-kering.
Ik voel me alvast uitgedaagd om uit mijn zetel te komen en intenser te kijken, mijn ogen te openen en te zien waar G-d in mijn en andermans leven aan het werk is. Maar het houdt niet op bij kijken. Dat is nog maar het begin.
Mag hij ook mijn leven veranderen? Alleen als ik me be-keer, me om-keer naar hem en durf leeg te worden van mezelf, krijgt hij in mij ruimte van leven.

Maandag (15/07/2024)
Mt.10,34 – 11,1

34    Denk niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde.
       Ik ben niet gekomen om vrede te brengen,
       maar een [onderscheidend] zwaard.
35    Ik ben gekomen om op gespannen voet te zetten:
       een mens tegen zijn vader,
       een dochter tegen haar moeder,
       een schoondochter tegen haar schoonmoeder.
36    Iemands huisgenoten zullen zijn vijanden worden.
37    Wie zijn vader en moeder bemint boven mij,
       is mij niet waard;
       wie zijn zoon of dochter bemint boven mij,
       is mij niet waard.
38    En wie zijn kruis niet aanneemt en mij achterna komt,
       is mij niet waard.
39    Wie het waarachtige leven [geest-ziel] gevonden heeft,
       die zal het verliezen,
       en wie het waarachtige leven [geest-ziel] verloren is omwille van mij,
       die zal het vinden.
40    Wie jullie verwelkomt,
       verwelkomt mij,
       en wie mij verwelkomt,
       verwelkomt hem die mij gezonden heeft.
41    Wie een profeet verwelkomt
       omdat het een profeet is,
       zal het loon van een profeet ontvangen;
       en wie een rechtvaardige verwelkomt
       omdat het een rechtvaardige is,
       zal het loon van een rechtvaardige ontvangen.
42    En wie één van deze kleinen
       een beker friste te drinken zal geven
       alleen maar omdat het een leerling is,
       amen, ik zeg jullie:
       die zal zijn loon niet ontgaan!”

     Toen Jezus deze opdrachten aan zijn leerlingen beëindigd had,
       vertrok hij van daar
       om te onderrichten en te verkondigen
       in hun steden.

Door de band genomen, hebben we nogal een idyllisch beeld van G-d en Jezus. Vaak denken we spontaan aan goedheid, verbondenheid, vrede, enz. Maar zo eenvoudig is het niet. Jezus’ leef- en denkwijze is radicaal en voor de doorsnee mens moeilijk te aanvaarden. Vandaar dat hij zijn leerlingen waarschuwt: als je leeft vanuit de verbinding met G-d, dan zal dit onbegrip teweegbrengen. Zo leven staat haaks op elk ik-gericht wereld- en mensbeeld. Kiezen voor verbondenheid en voor éénheid met G-d zál leiden tot verdeeldheid.
Het is dus niet vanzelfsprekend om deze denk- en leefwijze aan te nemen. Nochtans is het meer dan de moeite waard om er toch voor te kiezen. Het enige wat je te doen staat is leren open en ontvankelijk te leven en zo de ander tegemoet gaan. Het zal je doen zien wie de ander écht is en wat zijn noden zijn.

Zondag (14/07/2024) – 15de zondag door het jaar
Mc.6,7-13

     Jezus riep nu de twaalf bij zich.
       Hij begon hen twee aan twee uit te zenden [aposteloo]
       en gaf hun volmacht over nog niet gereinigde geesten.
     Hij droeg hun op
       dat ze niets mee zouden nemen op weg
       dan alleen een stok;
       geen reiszak, geen brood, geen geld.
     Sandalen mochten ze wel dragen,
       geen extra kleren.
10    Hij zei tegen hen:
       “Waar je ook onderdak krijgt in een huis,
       verblijf daar tot je weer verder gaat.
11    En overal waar ze jullie niet ontvangen
       en niet naar jullie luisteren:
       trek daar weg
       en schud het stof van je voeten
       als een getuigenis tegen hen.”
12    Ze gingen op weg
       en verkondigden [de bevrijdende boodschap]
       zodat ze zich zouden bekeren.
13    Ze dreven veel demonen uit,
       zalfden veel zieken met olie
       en heelden hen.

Wanneer Jezus zijn leerlingen opdraagt wat hen te doen staat, legt hij tegelijkertijd heel zijn missie uiteen. Het wordt duidelijk wie hij zendt om te gaan verkondigen: Zij die leven van genoeg, geen extra geld, geen extra eten en net genoeg kleren om zich te kunnen vertonen. Dat is wat hij hen vraagt: “Ga zonder iets op weg, geen reiszak, geen brood, geen geld.” Je hebt al die extra’s niet nodig. Je zal onderdak krijgen en er zal voor je gezorgd worden.
Maar stel je even voor dat er iemand aan je deur belt. Je doet open en de man/vrouw voor je vraagt om onderdak. Je zou vreemd opkijken en vermoedelijk nog verbaasder zijn als blijkt dat deze man/vrouw geen geld en kleren bij zich heeft. In het beste geval verwijs je hen door naar een B&B of hotel. Een toevallige passant zonder koffer of reiszak, onderdak geven is bij de meeste van ons geen optie, denk ik. Nochtans zendt Jezus zo zijn leerlingen de wereld in, om zijn boodschap te verkondigen.
Durven wij ons voor hen open te stellen? Mogen zij bij ons binnenkomen?