Verbonden Léven

Mt.11,28-30 (13/12/2023)

28    Kom naar mij,
       allen die vermoeid bent en onder lasten gebukt,
       en ik zal je rust geven.
29    Neem mijn juk op:
       laat mij je leermeester zijn
       – zachtaardig en deemoedig van hart,
       en je zult rust vinden in jezelf.
30    Want mijn juk is teder
       en mijn last is licht.

Ik wil eerst even iets zeggen over het gebruik van een juk in de landbouw. Lange tijd werden akkers geploegd door ossen. Men nam twee ossen, een oude ervaren os en een jonge onervaren os. Op hun nekken legde men een houten balk en verbond deze door middel van touwen aan de nekken. Zo bleven de ossen mooi naast elkaar lopen. Aan de balk maakte men dan een wagen of een ploeg vast. Op deze manier werd de last verdeeld over de twee dieren en de jonge os kon alles leren van de oudere.
Vandaag nodigt Jezus ons uit: “Kom naar mij. Vertrouw al je bezigheden aan mij toe, het zal je rust geven.” Hij wil met ons onder zijn juk gaan staan. Hij wil onze leermeester zijn. Dit wil niet zeggen dat hij het gewicht dat we dragen zal wegnemen, helemaal niet. Het enige dat hij voorstelt, is om het sámen te dragen, maar wel op zijn manier: zachtaardig en deemoedig van hart. Zachtaardigheid en deemoed vragen echter een innerlijke stevigheid. Als wij nu ingaan op zijn aanbod en samen met Jezus onder zijn teder juk gaan staan, zullen we mogen ontdekken dat Jezus zelf die innerlijke stevigheid is.

Mt.11,16-19 (15/12/2023)

16    Waarmee zal ik de mensen van deze generatie vergelijken?
       Ze zijn als kleine kinderen die op de markt zitten
       en hun vriendjes toeroepen:
17    ‘Wij spelen voor jullie op de fluit, maar je danst niet.
       Wij zingen voor jullie een klaaglied, maar je weent niet!’
18    Want Johannes kwam,
       hij at noch dronk
       en ze zeggen: ‘Hij is van een demon bezeten.’
19    En de mensenzoon kwam,
       hij at en dronk wél
       en ze zeggen: ‘Kijk eens naar die vreter en zuiper,
       die vriend van tollenaars en zondaars!’
       Wijsheid wordt als waar erkend
       door allen die haar kinderen zijn.

Zou Jezus over onze generatie hetzelfde zeggen? Zijn we even wispelturig, afgunstig en vol vooroordelen als zijn toehoorders? Ik vrees van wel ☹.
Jezus ziet hoe mensen omgaan met elkaar. Hij ziet hoe ze vastlopen op uiterlijkheden. Maar voor hem gaat het niet over eten of vasten, wel over iets veel essentiëler, nl. leven vanuit G-ds Wijsheid. Hoe totaal anders de levenswijze van Jezus en Johannes ook was, het waren vrije mensen die leefden vanuit die goddelijke Wijsheid en dat was aan heel hun doen en laten te zien.
Waarschijnlijk ligt het probleem dan ook niet bij Johannes noch bij Jezus, maar wel bij de toehoorders. Zij worden ongemakkelijk wanneer ze zien hoe ‘wijs’ beiden handelden. Het geeft hen een ontevreden gevoel vermits Jezus’ en Johannes’ leven haaks staat op hun levenswijze. En dan is het eenvoudiger om gewoon de mens als mens af te schrijven i.p.v. op zoek te gaan naar de wijsheid van waaruit zij allebei (hoe anders ook) leven.
Het is in onze tijd niet anders. De wispelturigheid verdwijnt maar, als wij ons eigen kinderachtig willetje aan de kant schuiven en plaats maken voor G-ds Wijsheid.

Mt.17,10-13 (16/12/2023)

10 Zijn leerlingen vroegen aan Jezus:
“Waarom zeggen de schriftgeleerden
dat Elia eerst moet komen?”
11 Hij antwoordde hen:
“Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24]
12 Maar ik zeg jullie:
Elia ís al gekomen,
maar ze hebben hem niet herkend
en met hem gedaan wat ze wilden.
Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
13 Toen begrepen de leerlingen
dat hij hen over Johannes de doper sprak.

Zoals in het Oude Testament beschreven staat (2Kon.2,11), verdwijnt de profeet Elia in een wervelwind van het toneel. Logisch dat men er rotsvast van overtuigd was dat hij zou terugkeren. Profeten komen en gaan. De vraag is of wij ze herkennen. Verloopt het niet vaak met de boodschapper (Johannes de doper) zoals het verloopt met de boodschap (Jezus): ze worden niet (of te laat) herkend en aan de kant geschoven. Men doet z’n eigen zin.
En wat zal ik ermee doen? Kan/wil ik open staan voor de waarheid, ook als die uit onverwachte hoek komt? Of zit ik gevangen in mijn eigen overtuiging, m’n eigen veilige willetje, waardoor ik de G-d van het onverwachte, de verrassing, … niet opmerk?
Misschien brengt deze voorbereidingstijd mij tot inzicht: wie is vandaag – hier en nu – profetisch? En dan is het enige dat mij te doen staat: moedig m’n leven ernaar richten en doen wat moet gedaan.

Mt.1,18-24 (18/12/2023)

18 De geboorte van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah] verliep zo:
Zijn moeder, Maria, was verloofd met Jozef.
Voor zij echter gingen samen leven,
werd zij zwanger bevonden uit heilige geest.
19 Haar man Jozef, die integer was,
wilde haar niet openlijk te schande maken
en dacht erover haar in het geheim weg te sturen.
20 Kijk! Terwijl hij deze dingen overdacht,
verscheen een boodschapper [engel] van de Heer
in een droom aan hem:
“Jozef, zoon van David,
wees niet bang Maria, je vrouw,
bij jou te nemen,
want wat in haar is verwekt
is uit heilige geest.
21 Ze zal een zoon baren
en je moet hem de naam Jezus [de Heer is redding] geven,
want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.”
22 Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden
wat vanwege de Heer door de profeet is gezegd:
23 Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden
en een zoon baren
en ze zullen hem noemen: Immanuël [Jes.7,14],
wat betekent: God met ons.
24 Ontwaakt uit de slaap
deed Jozef nu zoals de boodschapper van de Heer
hem had opgedragen
en nam zijn vrouw bij zich.

Jozef 2
In een kapel hier in de buurt, kun je een St.-Jozefsbeeld zien dat je niet al te vaak vindt. Meestal wordt hij afgebeeld met een al ietwat grotere Jezus – alsof vaders dan pas belangrijk worden in het leven van hun kinderen. Hier draagt hij de baby op zijn arm – trouwe, stevige en stille aanwezige die hij inderdaad vanaf het begin (en zelfs al daarvoor) was!

Zijn rol in het heilsgebeuren lijkt erg klein en op de achtergrond, maar het is cruciaal. Niet alleen omdat het in die tijd noodzakelijk was dat een vrouw ‘bekend’ werd door een man om ook maar iets van een leven te kunnen leiden – laat staan een kind te baren en op te voeden. Even cruciaal is het dat hij dat kind mee wou en kon opvoeden tot de bijzondere persoonlijkheid die hij geworden is.
Díe Jozef kan ons sterk inspireren. Het meeste van wat wij doen is ook erg klein en maar een voetnoot in de geschiedenis. Maar waar wij met dat kleine ánderen doen groeien, laten wij het goddelijke gebeuren in deze wereld!

Mt.2,1-12 (7/01/2024)

     Toen nu Jezus geboren was
       in Betlehem van Judea,
       in de dagen dat Herodes koning was,
       kijk, daar kwamen wijzen uit het oosten naar Jeruzalem.
     Die zeiden:
       “Waar is de nieuwgeboren koning van de Joden?
       Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien
       en wij zijn gekomen om voor hem neer te knielen.”
     Toen koning Herodes dit hoorde,
       raakte hij erg verontrust, en heel Jeruzalem met hem.
     Hij bracht alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen
       en ondervroeg hen over waar de Gezalfde [christos/messiah] geboren zou worden.
     Ze zeiden hem:
       “In Betlehem van Judea,
       want zo staat geschreven door de profeet:

     En jij, Betlehem, land van Juda,
       bent zeker niet de kleinste onder de leiders van Juda,
       want uit jou zal een leider voortkomen
       die herder zal zijn voor mijn volk Israël.” [Micha 5,1-3]

     Toen riep Herodes in het geheim de wijzen
       en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd van het verschijnen van de ster.
     Hij zond hen naar Betlehem en zei:
       “Ga, en doe een nauwkeurig onderzoek naar het kindje,
       en van zodra je het gevonden hebt,
       bericht het mij dan,
       zodat ook ik voor hem kan komen neerknielen.”
     Nadat ze de koning aanhoord hadden, gingen ze op weg.
       En kijk! De ster die ze in het oosten hadden gezien
       ging voor hen uit
       tot hij stil bleef staan
       boven de plaats waar het kindje was.
10    Bij het zien van de ster
       werden zij met zeer grote vreugde vervuld.
11    Ze gingen het huis binnen
       en vonden het kindje en zijn moeder Maria.
       Ze vielen voor hem neer op hun knieën,
       openden hun schatkisten
       en boden het geschenken: goud, wierook en mirre.
12    Nadat ze in een droom een aanwijzing hadden gekregen
       om niet naar Herodes terug te keren,
       keerden zij langs een andere weg terug naar hun land.

Het feest van de Openbaring van de Heer (waar Jezus dus aan de wereld bekend wordt gemaakt); ‘driekoningen’ in de volksmond (hun huidskleuren stonden voor de toenmalig bekende wereld, aan wie zij de Openbaring moesten brengen); in de Orthodoxe kerk wordt op dit feest Kerstdag gevierd (wat inhoudelijk helemaal klopt)!
Hoe hebben ze – die ‘wijzen’ – het geweten?
Door naar sterren te kijken en te dromen! Díe zetten je blijkbaar in beweging en doen je dingen zien die anderen niet zien. Of preciezer: Ze doen je ín het gewone het buitengewone zien. Zíj zien in de zoveelste pasgeboren baby het G-dswonder.
De schriftgeleerden daarentegen gaan met hun neuzen in de boeken. Ze vinden daar wel wat interessante ‘informatie’, maar komen er niet door in beweging – en dus ‘zien’ ze ook niets. Herodes laat het allemaal aan anderen over en ziet dus al helemaal niets. Die voelt alleen zijn angst!
De ‘Openbaring’ – dus het hele Jezus- en G-dsverhaal is een kwestie van mensen die durven naar sterren kijken en hun dromen achterna gaan!

Mt.25,31-46 (19/02/2024)

31    Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
       en alle engelen met hem,
       zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32    Alle volken zullen voor hem verzameld worden
       en hij zal allen onderscheiden,
       zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33    De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
       de bokken aan zijn linker.
34    Dan zal de koning zeggen
       tegen wie aan zijn rechterhand zit:
       “Kom, gezegenden van mijn Vader,
       ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is
       vanaf de grondlegging van de wereld.
35    Want ik had honger
       en jullie hebben mij te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij te drinken gegeven;
       ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36    ik was naakt
       en jullie hebben mij gekleed;
       ik was ziek
       en jullie hebben naar mij omgezien;
       ik was gevangen
       en jullie zijn naar me toegekomen.”

37    Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
       en hebben we je te eten gegeven,
       of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38    Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
       en hebben we je in ons midden opgenomen,
       of naakt en hebben je gekleed?
39    En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
       en zijn wij naar je toe gekomen?”
40    Dan zal de koning hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen hebt gedaan
       voor een van mijn broers of zussen,
       de allergeringsten,
       heb je ze voor mij gedaan.”

41    Dan zal hij ook zeggen
       tegen wie aan zijn linkerkant zit:
       “Ga weg van mij, vervloekten,
       in het eeuwig vuur
       dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
42    Want ik had honger
       en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
43    ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
       ik was naakt
       en jullie hebben mij niet gekleed;
       ik was ziek en gevangen
       en jullie hebben niet naar mij omgezien.”

44    Dan zullen ook zij vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
       als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
       en hebben wij niet voor je gezorgd?”
45    Dan zal hij hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan
       voor een van de allergeringsten,
       heb je ze ook niet voor mij gedaan.”

46    En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing,
       maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.

Alle godsdiensten hebben op een of andere manier ook wel aandacht voor de omgang met medemensen, maar het mag gezegd dat het Christendom hierin toch wel de kroon spant. Vooral nog waar het de meest kleine, uitgesloten medemens betref, de “allergeringsten”.
Dat komt omdat / laat zich zien in het feit dat Jezus – G-ds Woord zelf – tot die allergeringste wordt! Dat is ongehoord! “Voor de Joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid!” (1Kor.1,23)
De vervolgvraag mag zich dan ook wel stellen: Hoe ver staan de volgelingen van die ‘allergeringste G-d’ ermee om hun allergeringste medemens een plaats te geven in deze wereld? Jezus maakt het tot een speerpunt van zijn boodschap! Hoever staat onze kerk ermee? (We hadden die vraag onlangs uitdrukkelijk, maar ze blijft op ons gehoorbeen hameren.) Maar het start uiteraard bij: hoever sta ik er zelf mee? …