Verbonden Léven

 Mt.25,31-46 (26/11/2023)

31    Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
       en alle engelen met hem,
       zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32    Alle volken zullen voor hem verzameld worden
       en hij zal allen onderscheiden,
       zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33    De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
       de bokken aan zijn linker.
34    Dan zal de koning zeggen
       tegen wie aan zijn rechterhand zit:
       “Kom, gezegenden van mijn Vader,
       ontvang het koninkrijk
       dat voor jullie bereid is
       vanaf de grondlegging van de wereld.
35    Want ik had honger
       en jullie hebben mij te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij te drinken gegeven;
       ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36    ik was naakt
       en jullie hebben mij gekleed;
       ik was ziek
       en jullie hebben naar mij omgezien;
       ik was gevangen
       en jullie zijn naar me toegekomen.”
37    Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
       en hebben we je te eten gegeven,
       of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38    Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
       en hebben we je in ons midden opgenomen,
       of naakt en hebben je gekleed?
39    En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
       en zijn wij naar je toe gekomen?”
40    Dan zal de koning hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen hebt gedaan
       voor een van mijn broers of zussen,
       de allergeringsten,
       heb je ze voor mij gedaan.”
41    Dan zal hij ook zeggen
       tegen wie aan zijn linkerkant zit:
       “Ga weg van mij, vervloekten,
       in het eeuwig vuur
       dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
42    Want ik had honger
       en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
43    ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
       ik was naakt
       en jullie hebben mij niet gekleed;
       ik was ziek en gevangen
       en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
44    Dan zullen ook zij vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
       als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
       en hebben wij niet voor je gezorgd?”
45    Dan zal hij hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan
       voor een van de allergeringsten,
       heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
46    En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing,
       maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.

Ook deze overbekende parabel vertelt Jezus in het licht van de ‘eindtijd’ met haar drie ‘lagen’ (zie woensdag). De vraag is telkens: hoe staat mijn leven vandáág gespannen op het ‘leven in de eindtijd’. Dat is dus geen kwestie van ‘later ooit eens’, maar van nu! In deze commentaren schrijven wij het dan als ‘Léven’: menselijk leven, maar vervuld van G-ddelijke Liefde; leven dat zich niet richt op zichzelf, maar op de a/Ander.
In deze parabel wordt dat heel erg duidelijk. De mensen waarvan Jezus hoopt dat we ons op hen richten, zijn niet degenen tot wie wij ons spontaan zouden richten of van wie wij iets zien terug te krijgen. Neen, om te ontvangen wat ze nodig hebben, zijn zij afhankelijk van mede-mensen die zich waarachtig naar de a/Ander wil richten.
Misschien lukt ons dat wat beter als we er af en toe bij stil staan en durven gaan beseffen dat wíj die ‘afhankelijken’ zijn!
Welke ‘koning’ aanbidden wij die zó’n verhalen vertelt …?