Verbonden Léven

Mt.23,1-12 (5/11/2023)

1      Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
2      “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes.
3      Neem dus in acht en doe
       alles wat ze jullie zeggen,
       maar handel niet naar hun daden,
       want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4      Ze binden zware lasten bijeen
       en leggen die op de schouders van de mensen,
       terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren.
5      En de werken die ze doen,
       doen ze om zich te tonen aan de mensen.
       Ze maken hun gebedsriemen breed
       en de kwasten van hun mantel groot.
       [Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven;
       de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.]
6      Ze hebben graag de voornaamste plaatsen
       bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge];
7      ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet
       en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
8      Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen,
       want jullie hebben maar één leermeester,
       terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
9      Noem niemand op aarde jullie Vader,
       want jullie hebben maar één Vader,
       de Vader in de hemelen.
10     Laat je ook geen leermeester/leider noemen,
       want jullie hebben maar één leermeester/leider,
       de Gezalfde [christos/messiah].
11     Maar de grootste onder jullie
       zal je dienaar zijn.
12     Wie zichzelf verheft,
       zal klein worden,
       en wie zichzelf klein maakt,
       zal verheven worden.”

Gezeten op de leerstoel van Mozes trachten de farizeeën de boeken van Mozes uit te leggen. Dat was hun taak en dat deden ze goed. Jezus spoort de menigte dan ook aan om te doen wat de farizeeën onderrichten. Nooit spreekt hij één minachtend woord over wat ze zeggen, wel over hun dubbelzinnige manier van leven, want “ze zeggen het wel, maar doen het niet.” Het is dus helemaal ok om te doen wat de wet je voorhoudt. De wereld zou er anders uitzien moesten we daar alvast in slagen. Nochtans reikt écht gelovig leven dieper. Het vraagt naar wederkerigheid en spreekt van overgave, niet van opgave. Vaak zit ons verlangen naar aanzien in de weg, en blijft ons sterke zelfbewustzijn de eeuwige struikelblok om te komen tot die overgave. Vandaar Jezus’ oproep om juist dat los te laten, je door G-d te laten beminnen en te leven met de Torah (de wet) als richtingwijzer.
Leerling worden is geen slaafse onderworpenheid, geen wettisch handelen. Het heeft niets van doen met geestelijke krachtpatserij, maar het vertrekt bij G-dsverbonden leven.