Verbonden Léven

Mt.14,1-12 (5/08/2023)

      In die tijd hoorde de viervorst Herodes het gerucht over Jezus
     en hij zei tegen zijn vertrouwelingen:
       “Dat is Johannes de doper die is opgestaan uit de doden!
       Daardoor werken die krachten in hem.”
3     Want Herodes had Johannes gegrepen
       en hem gebonden in de gevangenis,
       omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus.
     Johannes had hem immers gezegd:
       “Het is je niet geoorloofd haar te huwen.”
     Hij had hem willen doden,
       maar hij vreesde de menigte
       omdat zij hem als een profeet beschouwden.
     Toen Herodes echter een verjaardagsfeest gaf,
       danste de dochter van Herodias in hun midden.
       Zij behaagde Herodes zozeer
     dat hij met een eed beloofde haar te geven wat ze vroeg.
     Zij zei, eerder al opgestookt door haar moeder:
       “Geef mij, hier op een schotel,
       het hoofd van Johannes de doper.”
     De koning werd bedroefd,
       maar vanwege de eed en de tafelgenoten,
       beval hij dat het haar zou worden gegeven.
10    En hij zond iemand
       om Johannes in de gevangenis te onthoofden.
11    Men bracht zijn hoofd op een schotel
       en gaf het aan het meisje
       en zij bracht het naar haar moeder.
12    Zijn leerlingen kwamen,
       namen het lichaam mee en begroeven het.
       Daarna gingen ze het Jezus melden.

Er liep voor zijn tijdgenoten blijkbaar een duidelijke lijn van Johannes de doper naar Jezus. (De traditie verhaalde daarom later dat ze ‘verwant’ waren.) Wie Johannes had gehoord of gezien – desnoods in aanvaring mee was gekomen – herkende iets van hem in die nieuwe figuur van Jezus. Omgekeerd werd het ook voor Jezus duidelijk waar zíjn leven zou op uitdraaien, toen hij vernam waar het voor Johannes was op uitgelopen.
Nee, ze zouden zijn boodschap – hoe logisch ook, althans volgens de goddelijke logica van de liefde – niet aanvaarden, meer nog: verwerpen en proberen monddood te maken. Wie liever niet hoort wat een profeet te zeggen heeft, haalt alles uit de kast om die boodschap inderdaad ook niet te horen. Dat was in Johannes’ en Jezus’ tijd zo; dat is vandaag niet anders. De vraag is dan ook niet of Herodes of ‘de farizeeën’ of ‘god-weet-wie’ dat doet, maar wel of ík dat doe?