Verbonden Léven

Mt.17,22-27 (8/08/2022)

Toen ze rondtrokken in Galilea, zei Jezus tegen hen: “De mensenzoon zal overgeleverd worden in de handen van de mensen en ze zullen hem doden en op de derde dag zal hij opstaan.” Ze werden diep bedroefd.
Toen ze in Kafarnaüm waren, kwamen de inners van de tempelbelasting naar Petrus [een in de Joodse wet bepaalde belasting van 2 daglonen per jaar] en vroegen: “Betaalt jullie meester de tempelbelasting?” “Jawel!”, zei Petrus.
En toen hij thuis kwam, was Jezus hem voor met de vraag: “Wat denk je, Simon: de koningen van de wereld, van wie ontvangen zij belastingen, van hun zonen of van de vreemden?” Petrus antwoordde: “Van de vreemden.” Jezus zei: “Dan zijn de zonen vrij. Maar om hen geen aanstoot te geven: Ga naar het meer, werp een vishaak uit, neem de eerste vis die bovenkomt, open zijn bek en je zult een stater [munt van 4 daglonen] vinden. Neem die en betaal ermee voor mij en jou.”

De openingszin van dit stukje Evangelie lijkt wat los te staan van het vervolg. Maar dat is slechts schijn! Bij de vraag naar het betalen van de religieuze belasting zat er natuurlijk een addertje onder het gras. Dat Jezus er nogal onconventionele opvattingen op nahield als het ging over de naleving van sommige religieuze gebruiken, was ondertussen al meer dan duidelijk. Zou hij ook de vloer aanvegen – en in hun ogen de mensen opruien – met de tempelbelasting; met hun inkomen!?
Blijkbaar betaalt Jezus die belasting wél, maar heeft hij er toch zo zijn bedenkingen bij. Het lijkt toch niet zomaar te behoren bij wat hij verstaat onder ‘de vrijheid van de kinderen Gods’. In zijn ‘oplossing’, dat merkwaardige gebeuren met de vis, lijkt hij te willen zeggen: Ach, maak je toch niet zo druk over die centen. G-d zal er wel in voorzien – zoals eens, en steeds, ‘op de berg Moria’.
Helaas voor Jezus – en christenen vandaag? – zijn ‘religieuze’ mensen, niet automatisch ook ‘vertrouwende’ mensen. Wie de vinger op déze wonde leg, weet wat hem te wachten staat …