Verbonden Léven

Mc.4,26-34 (26/01/2024)

26    Verder zei hij:
       “Zo is het koningschap van God:

       Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde:
27    hij slaapt en staat op, nacht en dag,
       en het zaad ontkiemt en groeit,
       zonder dat hij zelf weet hoe.
28    Want uit de in zichzelf aanwezige kracht
       brengt de aarde vruchten voort,
       eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren.
29    En wanneer de vruchten rijp zijn,
       slaat hij er onmiddellijk de sikkel in
       omdat de oogst is aangebroken.”

30    Verder zei hij:
       “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken?
       Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken?

31    Het is als een mosterdzaadje:
       Wanneer het in de aarde wordt gezaaid,
       is het kleiner dan alle zaden op aarde,
32    maar wanneer het is gezaaid,
       ontkiemt en groeit het
       en wordt groter dan alle tuingewassen
       en er komen grote takken aan
       zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”

33    Met vele zulke gelijkenissen
       verkondigde hij hun het woord,
       naarmate zij in staat waren het te horen.
34    Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen,
       maar apart met zijn leerlingen, gaf hij hen van alles uitleg.

De Evangelielezing van vandaag houdt een vrij nuchtere boodschap in, maar het is een boodschap die tegelijk bemoedigend klinkt: Wat moet ontkiemen en moet groeien zal ontkiemen en groeien als de omstandigheden voldoende zijn, met of zonder ons. Dat is het mysterie van het leven.
Je kan zelf wel allerlei inspanningen doen, maar alles wat met écht leven te maken heeft, begint met vertrouwen. Dat wil ook zeggen: vertrouwen in de kracht van het kleine en soms zelfs van het onzichtbare. Dat is overigens niet alleen van toepassing bij alles wat voortkomt uit menselijke inspanning en verwachting, maar het is ook zo met het Rijk Gods. Ongeacht de beelden en dromen die wij daarover koesteren, zal het telkens weer ontkiemen als iets onooglijk kleins, misschien zelfs op een manier die niet in onze voorstelling past of daar waar wij het helemaal niet voor mogelijk achten. Onze eigen bijdrage daartoe kan enkel maar beginnen met grote ontvankelijkheid, met vertrouwen en met alle zorg en aandacht die daar verder voor nodig is.

Mc.4,35-41 (27/01/2024)

35    Op diezelfde dag, toen het avond was geworden,
       zei hij tegen hen:
       “Laten we naar de overkant van het meer gaan.”
36    Ze lieten de menigte gaan
       en namen hem mee, zoals hij in de boot zat.
       Ook andere bootjes waren bij hem.
37    Er stak een hevige stormwind op
       en de golven stortten zich op de boot,
       zodat die al vol liep.
38    Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen.
       Ze maakten hem wakker en zeiden:
       “Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?”
39    Nu wakker geworden, strafte hij de wind af
       en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!”
       En de wind bedaarde
       en er ontstond een grote stilte.
40    Hij zei tegen hen:
       “Waarom zijn jullie zo bang?
       Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?”
41    Zij echter werden erg bevreesd
       en zeiden tegen elkaar:
       “Wie is hij toch,
       dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”

Het verhaal van de storm op het meer is een verhaal vol symboliek: op weg gaan, grond die onder je voeten wegzakt, levens-angst, verlies van zekerheden, alle vertrouwen dat smelt als sneeuw onder de zon, grote stilte …
Stel je even voor dat jijzelf in dat wankele bootje terecht gekomen bent. Je leven gaat z’n gewone gangetje tot het plots helemaal omslaat van een rustig voortkabbelend leven naar stormachtige tijden. Zo kwetsbaar is het leven.
De evangelist benoemt het als storm en stilte, als roepen en zwijgen, als slapen en wakker gemaakt worden. Bij hem speelt op de achtergrond vermoedelijk de tekst van Psalm 18 mee, waar staat: “Toen kwam Jij; Je blies je Geest door wind en water: bedding werd ontwaarbaar. Je greep mijn hand, onttrok mij aan het water, ontrukte mij aan mijn machtige vijand. Jij gaf mij weer levensruimte omdat Je mij lief hebt.” (v.8-20)
Zou het kunnen dat het ín de grote stilte is dat je G-ds rust en vertrouwen op het spoor kan komen? Zou het kunnen dat je daar levensruimte ont-dekt en mag beseffen dat G-d je lief heeft?

Mc.5,21-43 (30/01/2024)

21    Nu stak Jezus met de boot weer over
       naar de andere kant [Kafarnaüm].
       Aan de oever van het meer
        verzamelde zich een grote menigte bij hem.
22    Kijk!
       Een van de oversten van de synagoge, Jaïrus genaamd,
       kwam ook
       en toen hij Jezus zag, viel hij aan zijn voeten neer.
23    Hij smeekte hem met aandrang:
       “Mijn dochtertje ligt op sterven.
       Kom en leg haar de handen op
       zodat ze bevrijd wordt en leeft!”
24    Jezus ging met hem mee.
       Een grote menigte volgde hem
       en ze drongen tegen hem op.

25    Er was een vrouw
       die al twaalf jaar aan bloedverlies leed.
26    Ze had veel geleden onder vele artsen
       en heel haar bezit eraan besteed,
       maar er helemaal geen baat bij gehad;
       integendeel, het was nog slechter geworden.
27    Zij had over Jezus gehoord.
       Ze naderde hem van achteren in de menigte
       en raakte zijn kleed aan,
28    want ze dacht:
       “Zelfs als ik maar zijn kleren kan aanraken,
       zal ik bevrijd worden.”
29    En onmiddellijk hield het bloedvloeien op
       en zij voelde aan haar lichaam
       dat ze van haar gesel genezen was.
30    Maar onmiddellijk voelde Jezus in zichzelf
       dat er een kracht van hem was uitgegaan.
       Hij keerde zich om in de menigte
       en vroeg:
       “Wie heeft mijn kleren aangeraakt?”
31    Zijn leerlingen zeiden hem:
       “Je ziet dat een menigte tegen je opdringt
       en jij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?!”
32    Maar hij keek rond
       om te zien wie dit gedaan had.
33    De vrouw nu, wetend wat er met haar was gebeurd,
       kwam angstig en bevend bij hem,
       viel voor hem neer
       en vertelde hem de hele waarheid.
34    En hij zei haar:
       “Dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.
       Ga in vrede, en wees genezen van je gesel.”

35    Hij was nog aan het spreken,
       toen ze van het huis van de synagoge-overste kwamen zeggen:
       “Je dochter is gestorven.
       Wat val je de meester nog lastig?!”
36    Maar Jezus hoorde wat er gezegd werd
       en zei tegen Jaïrus:
       “Wees niet bang, vertrouw alleen maar.”
37    Hij liet niemand toe hen te volgen,
       behalve Petrus, Jakobus
       en Johannes, de broer van Jakobus.
38    Ze kwamen in het huis van de overste
       en hij zag de grote beroering,
       het luide wenen en jammeren.
39    Hij ging binnen en vroeg hun:
       “Waarom zo’n beroering en geween?
       Het kind is niet gestorven, maar slaapt.”
40    Maar ze lachten hem uit.
       Hij stuurde hen echter allemaal weg.
       De vader en moeder van het kind
       en de leerlingen die bij hem waren,
       nam hij mee
       en ging de plaats binnen waar het kind lag.
41    Hij pakte de hand van het kind vast
       en zei tegen haar:
       Talitha koem!”,
       wat vertaald betekent: Meisje, ik zeg je: sta op!
42    Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond
       – want het was twaalf jaar.
       Allen waren buiten zichzelf van verbazing.
43    Hij gebood hun nadrukkelijk
       dat niemand dit te weten mocht komen.
       En hij zei dat ze haar te eten moesten geven.

Twee totaal verschillende mensen wenden zich tot Jezus.
Jaïrus, de vader van het meisje dat op sterven ligt, is een overste van de synagoge. Hij is een man van aanzien. Wanhopig werpt hij zich voor Jezus op de knieën. Hij durft Jezus te vragen met hem mee te komen.
Een vrouw, ten einde raad, staat midden in een zee van mensen, klein en machteloos. Ze beseft dat ze geen toekomst heeft. Haar groot verlangen naar genezing drijft haar voort. Ondanks het gedrang slaagt ze erin het kleed van Jezus aan te raken.
En Jezus, hij laat zich raken door hun geloof en vertrouwen. Hij gaat met beiden in gesprek. Hij wil deze mensen écht ontmoeten. Het is opvallend hoe menselijk en bezorgd hij is. Hij kende zeker Psalm 72: “Dan wordt bevrijd wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft. Dan is er ontferming over zwakken en behoeftigen, de kleinen wordt het leven gered.” (v. 12-13) Hij maakte deze woorden waar en zo mondt een waar-achtige ontmoeting uit in nieuw leven, een nieuw begin, ook nog na twaalf jaar.

Mc.9,30-37 (19/ 09/2021) 

Ze gingen van daar weg en trokken door Galilea. Hij wilde niet dat iemand het wist, want hij onderrichtte zijn leerlingen. Hij zei hen: 
“De mensenzoon wordt uitgeleverd in de handen van de mensen, en ze zullen hem doden en na drie dagen zal hij opstaan.”
Zij begrepen dat woord echter niet, maar schrikten ervoor terug hem ernaar te vragen.
Ze kwamen in Kafarnaüm. Thuis gekomen, vroeg hij hun: “Waarover ging jullie gesprek onderweg?” Maar ze bleven zwijgen, want ze hadden het erover gehad wie de grootste was.
Hij ging zitten en riep de twaalf. Hij zei hen:
“Als iemand wil de eerste zijn, zal hij van allen de laatste zijn en van allen een dienstknecht.”
Hij nam een kind op en zette het in hun midden. Hij omarmde het en zei:
Wie in mijn naam één van zulke kinderen bij/in zich opneemt, neemt mij op, en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar wie mij gezonden heeft.”

Als Jezus een kind in het midden zet, is dat omwille van één heel specifieke eigenschap: nl. de pretentieloze ontvankelijkheid van een kind. Daar kunnen volwassenen veel van leren. Een kind kent die pretentie niet waarmee wij, volwassenen, toch dikwijls menen onze persoonlijkheid te moeten bevestigen en zo in concurrentie komen te staan met anderen. Een kind leeft niet van concurrentie maar van verbondenheid met anderen. De vanzelfsprekende kleinheid van een kind maakt hen tegelijk ontvankelijk voor het grootse. G-ds grootheid laat zich juist zien in de Lévenskracht van het kleine, het onaanzienljke.
Het mooie is … dat ‘iedereen’ het kan ’leven in kleinheid’. Je hebt er geen universitair diploma voor nodig, je hoeft niet in staat te zijn om werkwoorden en onderwerpen te doen overeenstemmen en je hoeft ervoor niet fysisch sterk te zijn. Je hebt alleen een hart nodig dat aangeraakt is door de genade, door de liefde en dan de nodige moed om van daaruit te leven.

Mc.1,40-45 (13/01/2022)

Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!” En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”
Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend: “Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.

Wonderlijke genezingen, we hebben er een nogal dubbel gevoel bij. Enerzijds vinden we het natuurlijk wel fantastisch en zouden niet liever hebben dan dat ze nog gebeuren (en wel liefst nog aan mezelf). Anderzijds trekken we er onze schouders wat voor op en denken stilletjes dat dat alleen iets is ‘uit de tijd dat ze nog niet beter wisten’.
Maar ik daag je uit: raak eens een onaanraakbare aan. Beide wel in de sterke zin: geen toevallige of angstvallige aanraking, maar een bewust en liefdevol gewilde aanraking van iemand van wie iedereen vindt dat hij vuil, vies, besmettelijk, … is of een verwrongen lichaam heeft. – En je zult zien dat er wonderen gebeuren!
Eigenlijk is de vraag dus niet of er wonderen kúnnen gebeuren, maar of wij het echt wíllen. Zijn wij ‘volgeling genoeg’ om mét Jezus daad-werkelijk te wíllen dat iemand heel wordt en daar onze handen aan ‘vuil’ te maken? “Als je vertrouwen maar zo groot was als een mosterdzaadje, zou je tot deze boom zeggen: ruk je uit en plant je in zee,” zei Jezus (Mt.17,20).

Mc.3,7-12(20/01/2022)

Jezus en zijn leerlingen trokken zich terug naar het meer. Een grote menigte volgde hem, vanuit Galilea, Judea, Jeruzalem, Idumea; en van over de Jordaan en rond Tyrus en Sidon. Heel velen die hoorden wat hij allemaal deed, kwamen naar hem.
Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze een bootje in de buurt moesten houden opdat ze hem niet zouden verdringen. Want hij genas velen, zodat al wie een of andere kwaal had op hem aandrong om hem aan te raken. En toen de nog niet gereinigde geesten hem zagen, vielen zij voor hem neer en krijsten: “Jij bent de zoon van God!” Maar hij snauwde hen met kracht af dat ze hem niet bekend mochten maken.

Daar waar Jezus langskomt, gebeurt er heel wat. Zijn passage gaat nooit ongemerkt voorbij en dat is geweten. En masse komen ze naar hem toe met het verlangen om geheeld te worden, aangeraakt.
Wie mag jou aanraken en heel maken? Wat als iemand je vertelt dat niet de wetenschap maar G-d hem gered heeft? Zouden we dat geloven en naar Hem toegaan of zouden wij onze bedenkingen hebben en even meewarig glimlachen?
En toch is het waar: je laten raken door G-d – door de Liefde – doet Léven, geeft leven in overvloed. Het enige wat je moet weten is dat je hem niet zal vinden op podia, in de media of op facebook. Je zal voorbij de macht van elk voor zich moeten gaan naar de A/ander toe. Daar, in alle kwetsbaarheid zal je Hem herkennen.