Verbonden Léven

Mc.12,28b-34 (12/3/2021)

Een van de schriftgeleerden ging naar Jezus toe en vroeg hem: “Welk gebod is het eerste gebod van alle?”
Jezus antwoordde hem: “Het eerste van alle geboden is:
Luister, Israël, de Heer onze God, de Heer is één.
Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben,
met geheel je hart, met geheel je geest, en met geheel je verstand. [Deut.6,4-5]
Dat is het eerste gebod.
Het tweede is eraan gelijk:
Je zult wie jou nabij komt
daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
Een groter gebod dan deze, is er niet.”
De schriftgeleerde zei hem nu: “Goed, meester, het is waar wat je zegt: God is één en er is geen ander behalve hem,
en hem daad-werkelijk liefhebben met geheel je hart met geheel je geest en geheel je verstand,
en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf, gaat alle brand- en slachtoffers te boven.”
Jezus zag dat hij verstandig had geantwoord en zei hem: “Je bent niet ver van het koningschap van God.”
En niemand durfde hem nog een vraag stellen.

Luister! Dit is niet zomaar een aandachtstrekker of een uitnodiging om de oren te spitsen voor wat volgt. Neen hiermee begint het eerste van alle geboden.
Luister (sjama)! In het Hebreeuws klinkt het als hemel (sjamaim). De Joden wisten het reeds en wij weten het ook:Luisteren is hemels, zowel voor jezelf als voor de ander.
Dus luister! Leg even alle rumoer in en rond jou stil en luister naar woorden die van elders komen. Stem je af op de stem van onze G-d en ga je medemens tegemoet met alle liefde die je in je hebt.
Luisteren en graag zien, daar draait het om, dat is de kern van de zaak (hemels!). G-d graag zien, de mensen graag zien en jezelf graag zien. Kortom elkaar graag zien – G-d in de mens en de mens in G-d.
Dan doet de a/Ander er toe voor mij, dan raak ik écht op hem/haar betrokken. Dan kan ik niet anders meer dan geloven dat het samen-leven hier en nu anders kan en dat de sleutel daarvoor de Liefde is. En die begint met … te luisteren …
Er resten ons nog 20-dagentijd (en de rest van ons leven) om ons hierin te oefenen.

Mc.12,38-44 (5/06/2021)

In zijn onderwijzing zei Jezus: “Kijk uit voor schriftgeleerden die graag in lange gewaden rondwandelen, begroet willen worden op de markten, de voornaamste zetels willen in de samenkomsten [synagoge] en bij maaltijden, terwijl ze de huizen van weduwen opslokken en voor de schijn lang voor hen bidden. Voor dezen zal het oordeel des te strenger zijn!”
En gezeten tegenover de offerschaal, zag Jezus hoe velen er geld in wierpen. Veel rijken wierpen er veel in. Maar er kwam ook één arme weduwe, die er twee kopermuntjes in wierp. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei hen: “Amen [zeker, naar waarheid], ik zeg jullie: Die arme weduwe heeft het meest van allen erin geworpen, want zij wierpen iets uit hun overvloed bij de gaven, maar deze vrouw, vanuit haar tekort, wierp er alles in wat ze had: haar leven!”

We weten het: Jezus kijkt naar het hart van de mens, niet naar uiterlijk vertoon.
We weten ook hoe goed dat doet als je zelf zo bekeken wordt, als je níet geoordeeld wordt op uiterlijkheden en men je goede bedoelingen ziet.
We weten het.
Waarom doen we het dan zo weinig? Waarom laten we ons zo gewillig meeslepen met oogverblindend vertoon? Waarom stellen we ons zo weinig vragen bij wat voorgeschoteld wordt als ‘o zo belangrijk’, terwijl het vaak maar om uiterlijk gewin gaat?
Zou het zijn omdat we niet in de kwetsbaarheid van ‘de arme weduwe’ durven gaan staan? Ik zeg ‘gaan staan’, omdat we eigenlijk altijd die kwetsbaarheid hébben, maar ze juist niet graag onder ogen zien. We camoufleren haar liever met … uiterlijk vertoon.
Hoe bevrijdend is het – dít is Evangelie, bevrijdende boodschap! – ons uiterlijk vertoon te mogen afleggen en onze schamelheid aan G-d te mogen aanbieden, in de vaste zekerheid dat hij ons zíet … en gráág ziet – tot in het diepst van ons wezen.
Hierin gaat de arme weduwe, en al haar rafelrand-genoten, ons voor …

Mc.12,35-37 (4/06/2021)

Jezus onderwees in de tempel. Hij vroeg: “Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Gezalfde [Christos/Messiah] een zoon van [koning] David is? Zelf heeft David immers door de heilige Geest gezegd: De Heer [God] zei tot mijn heer [de Gezalfde]: “Zit aan mijn rechterhand, Ik maak je weerstrevers tot je voetbank.” [Ps.110,1] Als David zelf hem dus ‘heer’ noemt, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?”
De talrijke aanwezigen luisterden graag naar hem.

Kijk, dit is nu een stukje Evangelie waar ik al ‘mijn hele leven’ last mee heb. Dat Marcus uitgerekend na déze woorden van Jezus zegt: “De aanwezigen luisterden graag naar hem”, daar kan ik niet bij. Jawel, er zijn veel andere stukken waar ik dit onmiddellijk zou beamen, maar dit, nee. Ik begrijp niet wat Jezus hier wil duidelijk maken.
Misschien ben ik te weinig doorkneed in de Schriften, dat ik niet zie wat deze woorden allemaal tegelijk oproepen. Of misschien ben ik te weinig Jood, dat ik dit soort redeneringen op Bijbelpassages zou begrijpen. …
Kijk, er is aan dit onbegrijpelijke stukje Evangelie één grote troost: Het is blijkbaar niet nodig om elke letter te verstaan om toch die fascinerende figuur van Jezus te kunnen volgen – of preciezer nog: om door hemzelf geroepen te worden hem te volgen!
Het ‘criterium’ om leerling te mogen worden, is niet ‘alles begrijpen’, maar wel ‘willen luisteren’!

Mc.14,12-16.22-26 (3/06/2021) 

Op de eerste dag van [het feest van] de ongezuurde [broden], wanneer men het pascha [paaslam] slacht, zeiden zijn leerlingen tegen Jezus: “Waar wil je dat wij alles voor-bereiden zodat je het pascha kunt eten?”
Hij zond twee van de leerlingen uit en zei hen: “Ga naar de stad [Jeruzalem]. Er zal je iemand tegemoet komen die een kruik water draagt. Volg die. En waar hij naar binnen gaat, zeg tegen de heer des huizes: De meester zegt: Waar is het onderkomen waar ik met mijn leerlingen het pascha kan eten? – En hij zal je een grote bovenzaal tonen, voorzien van ligbedden en helemaal bereid. Bereid het [pascha] daar voor ons.
De leerlingen vertrokken en kwamen in de stad. Ze vonden het zoals hij hun had gezegd en ze bereidden het pascha.
Terwijl ze aten, nam Jezus brood, zegende het en brak het. Hij gaf het hun en zei: “Neem, eet, dit is mijn lichaam.”
En hij nam de beker, dankte [eucharistein] en gaf hem hun. Ze dronken er allen uit en hij zei hen: “Dit is mijn bloed van het verbond dat vergoten wordt voor velen. [= allen]
Amen, ik zeg jullie: Ik zal niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot de dag dat ik haar nieuw zal drinken in het koningschap van God.”
Toen ze de lofpsalmen gezongen hadden, gingen ze naar buiten, naar de Olijfberg.

Pasen is zulk een uitmuntend betekenisvol feest dat we het 50 dagen lang vieren, plus nog twee ‘navieringen’, waar telkens nog een aspect belicht wordt. We hadden al Drievuldigheids-zondag; vandaag Sacramentsdag, waarop Jezus’ gave van zichzelf in brood en wijn centraal staat.
Het hele gebeuren draait om ‘bereiden’: voorbereiden, bereid zijn … Jawel, in zijn dubbele betekenis: je klaar maken én het willen. Deze beide horen samen! En dat heeft iets heel praktisch: er moet allerlei gebeuren; maar tegelijk ook iets heel ‘passiefs’: je moet je eraan overgeven.
Bekijk alle elementen eens vanuit dat dubbel oogpunt:
de zaal, de plek van het gebeuren, moet bereid zijn …
het eten, voeding om stil te staan en door te gaan, moet bereid zijn …
de leerlingen, erfgenamen, moeten bereid zijn …
Jezus, actor en slachtoffer, moet bereid zijn …
het brood en de wijn, waar alles in één punt samenkomt, moet bereid zijn …
En wat waar is voor dit ultieme diepste gebeuren tussen G-d en mens tóen, is even waar, en de weg náár, het diepst gebeuren tussen G-d en mij vandaag!

Mc.16,9-15 (10/4/2021)

Toen Jezus in de vroegte van de eerste dag was opgestaan, verscheen hij het eerst aan Maria van Magdala, van wie hij zeven demonen had weggedreven. Ze ging het berichten aan wie met hem was en die nu treurden en weeklaagden.
Toen zij hoorden dat hij leefde en door haar was gezien, vertrouwden zij het niet.
Maar hierna verscheen hij, in een andere vorm, wandelend, aan twee van hen die onderweg waren buiten de stad. Ook zij gingen het berichten aan de anderen, maar ook hen vertrouwden zij niet.
Wat later toonde hij zich aan de elf, terwijl ze aan tafel waren. Hij maakte hen een verwijt over hun gebrek aan vertrouwen en de verhardheid van hun hart, omdat ze geen vertrouwen hadden geschonken aan wie hem hadden gezien als de opgestane.
Jezus zei tegen hen: “Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping!

Als alles lijkt tegen te gaan, als ontmoediging en angst het leven dreigen over te nemen dan is het ontzettend lastig (onmogelijk?) om te vertrouwen in de (positieve) verhalen van een medemens. Met deze realiteit confronteert Jezus zijn leerlingen (ons?). Kijk wat je vrienden doen: zij zien, geloven én vertrouwen. Vol enthousiasme komen ze jou vertellen hoe zij ‘leven’ mochten ervaren. Het enige dat ze wensen is dat dit alles ook aan jou mag gebeuren. En wat doe jij? Jij gelooft (vertrouwt) hen niet. Je blijft vasthangen aan wat niet meer is.
Nochtans is het zo leven-gevend om temidden van alle doodse dingen, verdriet en onmacht, te beseffen dat ook daar Liefde en Léven te ervaren zijn. Luister toch naar hun bevrijdende boodschap die ervan getuigt hoe goddelijk het is om te mogen ervaren dat Iemand je telkens weer tegemoet komt, naar je luistert en met je mee-leeft.
En het vreemde is dat het juist aan hen (zij die er niet in slagen om te vertrouwen) is dat Jezus vraagt om te verkondigen, om te getuigen van die bevrijdende boodschap. Hij vraagt hen om hem niet langer dood te zwijgen maar te spreken en te getuigen van zijn Liefde aan alles en iedereen.

 

Mc.16,15-18 (25/1/2021) (feest van de bekering van de apostel Paulus)

Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
“Ga de gehele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping!
Wie in vertrouwen zal leven en gedoopt worden, die zal bevrijd worden;
maar wie niet in vertrouwen zal leven, zal veroordeeld worden.
En dit zijn de tekenen die de vertrouwenden zullen vergezellen:
Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven, ze zullen nieuwe talen spreken,
ze zullen slangen vastnemen en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
ze zullen zwakken de handen opleggen en ze zullen het goed stellen.”

De liturgie gedenkt vandaag de bekering van de apostel Paulus en leest daarvoor toepasselijk de zending van de apostelen over de hele wereld.
Wie ook regelmatig hiernaar verwijst, is paus Franciscus: We moeten als kerk naar buiten treden, niet in ons eigen kringetje blijven draaien!
Dat kan een moeilijke boodschap lijken in corona-tijden waar we amper naar buiten mogen en al zeker niet teveel vreemden ontmoeten.
Maar misschien is deze beperktere tijd wel de uitgelezen kans om ermee te oefenen?! ‘Naar buiten reden’
gaat immers niet in de eerste plaats over een letterlijk naar buiten gaan, maar wel over uit de kring van mezelf en mijn eigen overtuigingen durven treden.
Ook mijn huisgenoot of buur is helemaal anders dan ikzelf en dus ‘de geknipte kans’ om te leren úit mezelf naar de ánder te gaan.
Bang hoeven we – eigenlijk – niet te zijn: Wie vertrouwt, wordt bevrijd en spreekt een nieuwe taal (die van de ánder).
Giftige uitlatingen zullen geen uitwerking meer op ons hebben en “we zullen het goed stellen”
(wat een belofte!, maar bemerk wel dat er níet staat: gemakkelijk).