Verbonden Léven

Mc.1,14-20 (11/1/2021)

Maar nadat Johannes gevangen genomen was, ging Jezus naar Galilea
en verkondigde hij de bevrijdende boodschap van het koningschap van God:
“De tijd is vervuld en het koningschap van God is dichtbij gekomen.
Keer je innerlijk om en vertrouw op deze bevrijdende boodschap.”
Rondwandelend langs het meer van Galilea zag hij Simon en zijn broer Andreas,
die netten aan het uitwerpen waren in het meer – zij waren namelijk vissers.
“Kom, mij achterna, riep Jezus hen, en ik zal je doen groeien tot vissers van mensen!”
Onmiddellijk lieten zij hun netten los en volgden hem.
Een beetje verder gaande zag hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijn broer Johannes.
Ze waren in hun boot de netten aan het herstellen. Onmiddellijk riep hij hen en lieten zij hun vader
in het schip met de dagloners los en gingen weg, hem achterna.

Omdat de roeping van de leerlingen ongeveer het eerste is wat Jezus doet als hij aan zijn verkondigingsopdracht begint,
kan het bijna niet anders dan dat hij vóóraf al wist hoe belangrijk dat was!
Zou Jezus niet ook al in zijn ‘verborgen leven’ een mens van gemeenschap zijn geweest?
Zou hij geen verbondenheid gezocht en bewerkt hebben in zijn omgeving?
Zou hij het ‘samen’ niet belangrijker hebben gevonden dan het ‘alleen’; ‘jij’ niet belangrijker dan ‘ik’?
We mogen het echt wel vermoeden!
Geen mens – zelfs geen god-mens – kan leven en werken zonder een ander. Eígenlijk is dat zonneklaar:
we zagen het weer overduidelijk met Kerstdag: élk mensenkind kán pas leven en tot bloei komen ‘bij de gratie van’ anderen.
En toch neigen we al snel – en onze maatschappij geeft daar dan een ferme duw aan, omdat dat commercieel interessanter is –
naar een erg individualistisch leven.
Zo niet bij Jezus. Hij weet dat hij het niet alleen kan – zelfs niet als god-mens.
Hij weet dat hij dan een rijkdom zou missen die op geen enkele individualistische manier te bereiken is, want in de goddelijke economie is 1 + 1 = 3!