Verbonden Léven

Mc.11,11-25 (2/06/2023)

11     Zo kwam Jezus aan in Jeruzalem,
       ging de tempel binnen en nam alles in ogenschouw.
       Het werd laat.
       Hij trok naar buiten, naar Betanië, samen met de twaalf.
12    De volgende morgen gingen ze weg uit Betanië.
       Hij kreeg honger.
13    Hij zag in de verte een vijgenboom met bladeren
       en ging kijken of er iets aan te vinden was.
       Maar daar gekomen vond hij niets dan bladeren;
       het was ook nog niet de gunstige tijd voor de vijgen.
14    Jezus reageerde hierop en zei:
       “Tot in eeuwigheid zal niemand nog vruchten van jou eten.”
       Zijn leerlingen hoorden dit.
15    Ze kwamen in Jeruzalem
       en toen Jezus de tempel binnenging,
       begon hij de kopers en verkopers van het tempelplein te jagen,
       en de tafels van de geldwisselaars en de stoelen van de verkopers
       omver te gooien
16    en hij liet niet toe
       dat iemand nog met goederen
       het tempelplein als doorpassage gebruikte.
17    En hij onderrichtte hen: “Staat er niet geschreven:
       Mijn huis zal een huis van gebed voor alle volken genoemd worden? [Jes.56,7]
       Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!” [Jer.7,11]
18    De schriftgeleerden en hogepriesters hoorden dit
       en zij zochten hoe ze hem konden uit de weg ruimen,
       maar ze waren bang voor hem,
       want heel het volk was uitermate vervuld over zijn leer.
19    Toen het al laat was geworden, trokken ze weg uit de stad.
20    Toen ze ’s morgens vroeg weer langs de vijgenboom kwamen,
       zagen ze dat die verdord was vanaf de wortel.
21    Her-innerend zei Petrus tegen Jezus:
       Rabbi [meester], kijk, de vijgenboom die je vervloekt hebt, is verdord!”
22    Jezus antwoordde aan allen: “Heb vertrouwen in God.
23    Amen, ik zeg jullie:
       Wie tegen deze berg zegt: verhef je en werp je in zee,
       en in zijn hart niet twijfelt,
       maar vertrouwt dat wat hij zegt gebeurt,
       voor hem zal het zijn zoals hij zegt.
24    Daarom zeg ik jullie:
       Alles wat je biddend vraagt [je verlangen uitspreekt],
       vertrouw dat je ontvangt, en het zal er voor je zijn.
25    Wanneer je bidt,
       vergeef [laat los], als je tegen iemand iets hebt,
       opdat ook jullie Vader in de hemelen
       jullie overschrijdingen vergeeft.

Waar-achtig gebed vraagt om lege ruimte waar de stilte spreekt, waar niet onderhandeld wordt, maar waar dit juist stil gelegd wordt en verdreven.
Het Griekse woord voor tempel (τέμνώ) betekent snijden of afbakenen. Oorspronkelijk was de tempel dan ook een afgesneden stuk dat scherp afgebakend was van de rest eromheen, een afgezonderd terrein voor heilige handelingen, een gewijde ruimte. Daar (in tempel of de kerk) zou dus een lege ruimte te vinden kunnen zijn, een plek om te ervaren dat er iets is dat voorbij de logica van geld en handel reikt, nl. ‘leven-gevende’ ruimte en tijd van Léven. Het is in die ruimte, in die tijd dat wij het goddelijke mogen/kunnen ontmoeten. Het is daar dat wij her-innerd worden waartoe wij bestaan. Daar zijn geen woorden nodig, daar spreekt de stilte in jou en krijgt G-d de kans om in jou aan het woord te komen en in jou te bidden.