Verbonden Léven

Mc.7,31-37 (10/02/2023)

Jezus ging weer weg van het gebied van Tyrus en Sidon en kwam bij het meer van Galilea, in het gebied van Dekapolis. [dus aan de oostzijde van het meer, ook Helleens/’heidens’ gebied] Men bracht hem een dove, die ook moeilijk sprak, en ze smeekten hem de handen op te leggen.
Jezus nam hem uit de menigte apart, stak zijn vingers in zijn oren, spuwde en nam zijn tong vast. Hij keek op naar de hemel, zuchtte en zei tegen hem: “Effata!” – wat betekent: word geopend. Onmiddellijk openden zich zijn oren en werd de band van zijn tong los en kon hij gewoon spreken.
Jezus gebood hun het aan niemand te zeggen, maar hoe meer hij het verbood, hoe meer zij het verkondigden. Ze waren uitermate versteld en zeiden: “Alles doet hij goed! Doven doet hij horen en sprakelozen spreken.”

Het gebeurt regelmatig dat Jezus, nadat hij iemand opnieuw in de maatschappij binnenbrengt, vraagt – of beter gezegd gebiedt – om het aan niemand te zeggen. Waarom zou Jezus niet willen dat iedereen weet krijgt van de wonderen die hij verricht? Hij zou er naam mee kunnen maken en vooral macht verwerven. Maar dat is nu juist wat hij níet wil. Hij wil niet dat mensen hem volgen omwille van de wonderen. Hij wil geen wonder-doener zijn maar een Go(e)d-doener. Hij wil vrede brengen en mensen verbinden, met elkaar en met G-d. Enkele dagen geleden heeft hij het nog duidelijk aangegeven: Het gaat niet om de uiterlijke tekenen. Het gaat om je binnenkant. De kern zijn niet de wonderen die gebeuren, daar draait het niet om. De essentie ligt bij het vertrekpunt, en voor Jezus is dat zijn relatie met G-d. Leven vanuit G-d bevrijdt en geeft Léven. Dat wil Jezus laten horen en voelen. Logisch dat dit te zien is in heel zijn doen en laten. Wonderen zijn immers geen op zichzelf staande gebeurtenissen. Ze gebeuren vanuit een radicaal keuze voor een G-dgericht leven.