Verbonden Léven

Mc.6,1-6 (1/02/2023)

Jezus ging van daar [Kafarnaüm] weg en kwam in zijn vaderstad [Nazaret, ca. 40km van Kafarnaüm]. Zijn leerlingen volgden hem. Toen het sabbat werd begon hij te onderrichten in de plaats van samenkomst [synagoge].
Velen die het hoorden, stonden versteld: “Vanwaar heeft hij die dingen? Wat voor een wijsheid is er aan hem gegeven? En wat een machtige daden gebeuren er door zijn handen!? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? Wonen zijn zussen niet hier bij ons?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei tegen hen: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn vaderstad, bij zijn verwanten en in zijn huis.” En hij kon daar geen enkele machtige daad [wonder] doen, behalve dat hij enkele ziekelijken de handen oplegde en hen heelde. Hij verwonderde zich over hun niet-vertrouwen en trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderrichtte er.

Als ik dit voorval met Jezus leg naast wat ik vandaag zie gebeuren, roept het bij mij allerlei bevreemding op.
Hoe komt het dat wij iemand uit de eigen kring niet zo makkelijk vertrouwen als die een boodschap brengt, maar dat liever ‘van buitenaf’ horen – terwijl we tegelijk weer andere stekels opzetten tegenover vreemden? Ook hierin zijn we als de ‘wispelturige kinderen’ waar Jezus het elders over heeft.
Diezelfde vreemdheid is ook vast te stellen als wij dit ‘niet vertrouwen van wie dicht bij ons staat’ nóg dichterbij trekken, nl. naar onszelf! Als ik er niet op vertrouw dat ik – heel gewone mens met nog een hoop gebreken op de koop toe – toch ook krachten en talenten heb gekregen, dan zal ik niet veel wonderen kunnen doen! Als ik echter mijn krachten vrij laat stromen van hun bron – ‘de Vader’ – naar hun doel – ‘mijn broers en zussen’ – dan zullen er ‘machtige dingen’ gebeuren. En de kans is groot dat de eersten die dit zullen erkennen ‘enkele ziekelijken’ zullen zijn …