Verbonden Léven

Mc.5,1-20 (30/01/2023)

Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gadarenen. [Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods] Hij stapte uit de boot. Onmiddellijk kwam uit de grafspelonken iemand hem tegemoet: een mens met een nog niet gereinigde geest, die woonde tussen de graven. Zelfs met ketens was niemand meer bij machte hem te binden. Meerdere keren had men hem gebonden met voetboeien en ketens, maar de ketens trok hij uiteen en de boeien verbrijzelde hij. Niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. Altijd maar door, zowel ’s nachts als overdag, was hij in de bergen en tussen de graven en schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
Hij had Jezus al van ver gezien, rende op hem af en viel voor hem neer. Krijsend riep hij luid: “Wat is er tussen mij en jou, Jezus, zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je, kwel mij niet!” Want Jezus had tegen hem gezegd: “Ga weg uit deze mens, nog niet gereinigde geest.” En hij vroeg hem: “Hoe is je naam?” Hij antwoordde: “Legioen is mijn naam, omdat wij met velen zijn.” En hij smeekte hem met aandrang dat hij hen niet uit het gebied zou wegzenden.
Er was daar tegen de bergflanken een grote kudde varkens aan het grazen. Ze smeekten hem: “Stuur ons naar die varkens, dat wij daar onze intrek kunnen nemen.” Hij stond het hun toe, en onmiddellijk gingen de nog niet gereinigde geesten weg [uit de man] en trokken in in de varkens. De kudde – zo’n tweeduizend varkens – stortte zich vanaf de helling in het meer en ze verdronken.
Degenen die de varkens aan het hoeden waren, vluchtten en berichtten ervan in de stad en op de velden. Men trok er op uit om te zien wat er gebeurd was. Ze kwamen bij Jezus en zagen de man die bezeten was geweest door het legioen, gekleed zittend en bij zijn verstand. En zij werden bang. Zij die het gezien hadden, vertelden hun hoe het gebeurd was, met de bezetene en met de varkens. En zij smeekten Jezus uit hun gebied weg te gaan. Hij stapte in de boot.
De man die bezeten was geweest, smeekte hem om bij hem te mogen blijven. Jezus stond het hem niet toe, maar zei: “Ga naar huis, naar je familie en vrienden, en verkondig wat de Heer voor jou heeft gedaan en hoe hij zich over jou heeft ontfermd.” En hij vertrok en begon te verkondigen in Dekapolis. En allen verwonderden zich.

Het gebeurt dat een mens vast zit aan van alles en nog wat en de vrijheid niet vindt om voluit te leven. Een mens … onvrij, in de greep van de waanzin en daardoor buitenspel gezet, uit de maatschappij geweerd, onbegrepen en heel alleen wordt hij achtergelaten …
Tot iemand hem ziet omdat die iemand vérder ziet, voorbij dat wat de man vastzet. Iemand die durft te benoemen waar het om draait. Iemand die een naam geeft aan wat mensen in de greep houdt.
Op dat moment gebeurt er iets. Diep van binnen bij de man begint er een gevecht. In alle onmacht wordt er geworsteld, maar Jezus laat de man niet alleen. Hij laat het geploeter gebeuren maar blijft nabij! Hij blijft tot de mens volledig bevrijd is en weer volop kan gaan leven. Hij stuurt hem opnieuw de maatschappij in. Hij wil niet dat hij afhankelijk wordt. De man moet op eigen benen staan en wordt uitgedaagd om vrij en zelfstandig opnieuw het leven op te nemen. Het enige wat Jezus vraagt is dat er getuigd wordt van deze vrijheid en van wie ze gegeven heeft.