Verbonden Léven

Lc.15,1-3.11-32 (11/03/2023)

Wie echter dichterbij kwamen om inderdaad te luisteren, waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’ [uitschot in andermans ogen]. De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover: “Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!” Daarom vertelde Jezus [drie] gelijkenissen tegen hen:
“Iemand had twee zonen.
De jongste zei tegen de vader: “Vader, geef mij het deel van het vermogen dat mij toekomt.” En de vader verdeelde zijn bezit onder hen. Niet veel later zamelde de jongste alles bijeen en trok naar een ver land. Daar vergooide hij zijn vermogen met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.
Toen hij nu alles uitgegeven had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. Hij ging op zoek en klampte zich vast aan een stedeling, die hem naar zijn velden stuurde om varkens te hoeden. Hij wou zelfs zijn buik vullen met de schillen die de varkens aten, maar niemand gaf ze hem.
Daar kwam hij tot zichzelf en zei: “Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, terwijl ik hier om kom van de honger?! Ik zal opstaan, naar mijn vader gaan en hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden. Maak mij tot één van je dagloners.” En hij stónd op en ging naar zijn vader.
Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem al en raakte ten diepste bewogen. Hij snelde op hem af, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Nu zei de zoon tegen hem: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Breng snel het voornaamste [= mijn] feestgewaad
en bekleed hem ermee, geef hem een ring [= familie-zegelring] aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten [= zodat hij als vrij man kan gaan waar hij wil]. Breng het vetgemeste kalf en slacht het. Laten we een feestmaal houden en blij zijn, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!”
En ze begonnen feest te vieren.
Nu was zijn oudste zoon op het veld. Toen hij aankwam en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van zijn knechten/jongens en ondervroeg hem wat dat allemaal was. Die zei nu tegen hem: “Je broer is teruggekomen en je vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde onder geen beding binnenkomen. Daarom kwam de vader naar buiten hem tegemoet en probeerde hem over te halen. Maar hij antwoordde zijn vader: “Kijk! Al zoveel jaren sta ik jou ten dienste en nooit heb ik een gebod van jou overtreden, en aan míj heb je nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. En nu die zoon van jou, die je vermogen heeft verbrast met hoeren, teruggekomen is, slacht je voor hém het vetgemeste kalf.”
Maar nu zei hij tegen hem: “Mijn kind, jíj bent altijd bij mij, en al wat van mij is, is van jou. Maar er moet feest en blijheid zijn, want die broer van jou was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!””

Jezus schetst hier – heel gewaagd – een beeld van ‘de zonde van de getrouwen’. Het is geen concrete lijst van fouten, maar wel een bepaalde verborgen mentaliteit: ze dienen G-d uit plicht, misschien zelfs uit overtuiging, … maar zonder voeling met G-d zelf, met als gevolg dat ze niet meer zien wat G-d voor hen in petto heeft.
Hij vertelt over twee zonen die elk hun eigen weg gaan. Wanneer de jongste thuiskomt en door de vader feestelijk onthaald wordt, breekt er iets bij de oudste. Menselijk gezien is dat best te begrijpen. “Waarom plotsklaps die vergeving van de jongste? Waarom ben ik dan heel mijn leven (zo strikt) gehoorzaam geweest aan mijn vader?”, denkt hij.
Het verwijt van de oudste is zuur: “Je hebt me nooit ..., terwijl die zoon van u …”.
Hij eist een rechtvaardige beloning. Het antwoord van zijn vader wil hij niet horen. Het lijkt hem een troostprijs. Hij had toch met heel veel ijver zijn vader gediend ...
Misschien ontbrak hem de ervaring van de vader zelf, zijn liefde voor hem.
Wat zijn vader hem werkelijk wilde leren ging aan hem, in al zijn ijver, voorbij: leven en werken, zo vrij als een kind.

Lc.6,43-49 (11/09/2021)

"Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort,
en een rotte boom geen goede vruchten.
Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen
en van braamstruiken oogst men geen druiven.
Een goed mens brengt goede vruchten voort uit de schat van zijn goede hart;
een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort uit de schat van zijn verdwaasd hart.
Want waar het hart van vol is, spreekt de mond.
Wat roep je mij “Heer, Heer!” en doe je niet wat ik zeg?
Ieder die naar mij komt en mijn woorden hoort en doet – ik zal je tonen op wie hij gelijkt:
Hij is als iemand die een huis bouwt en het fundament graaft, uitdiept en grondvest op een rots. Er kwam een overstroming en de rivier beukte tegen dat huis, maar die was niet bij machte het te doen wankelen, want het was gefundeerd op de rots.
Maar wie ze gehoord heeft en níet doet, is als iemand die een huis bouwt los op de grond, zonder fundament. De rivier beukte tegen dat huis en het stortte onmiddellijk in. Het werd een puinhoop.”

De evangelist Lucas kan blijkbaar maar niet stoppen met een hele resem ‘evidenties’ van Jezus aan te halen. Zou dat zijn omdat de mensen van toen geen haar anders waren dan de mensen van nu: Snel zeggen ‘ja, ja’ (of ‘heer, heer’), maar verder hun eigen gangetje gaan?
Voor de bezinning op dit stuk ‘bevrijdende boodschap’ (!) kan ik je eigenlijk alleen uitnodigen – uitdagen – die heel traag, zin voor zin tot je door te laten dringen. Tot in je ‘verstand’ zal niet moeilijk zijn. Volgens kortzichtige wetenschap zou dat dan ook meteen vanuit je hersenen de nodige impulsen moeten geven naar je handen. De praktijk leert wel beter. Er is eerst nog de moeilijk weg nodig naar je hart!
woorden die alleen ons verstand bereiken, zullen nooit bevrijdend zijn. Alleen wanneer ze ons hart bereiken, zullen ze onze handen in beweging zetten om een huis te bouwen op waarachtige fundamenten. En herken je hierin de Heer-lijke paradox: hoe vast-er je fundamenten, hoe vrij-er je wordt!

Lc.9,43b-45 (25/09/2021)

Allen stonden verwonderd over alles wat hij deed [na de genezing van een bezeten jongen], maar Jezus zei tot zijn leerlingen: “Knopen jullie dit goed in je oren: De mensenzoon moet overgeleverd worden in de handen van de mensen.”
Maar zij begrepen deze woorden niet – ze waren verborgen, zodat zij ze niet bevatten – en durfden er hem niet naar vragen.

Het is niet zo moeilijk om met Jezus hoog op te lopen als je je blind staart op zijn wonderen. Maar Jezus waarschuwt er hier – weer eens – voor dat dat maar de helft van zijn boodschap is. En die heb je niet zonder de andere helft: die van de last en het lijden die ‘moeten’ ten deel vallen aan wie consequent zijn weg gaan. Misschien hebben de mensen die afgehaakt zijn van het Christendom wegens ‘niet te doen’ wel meer gelijk dan wie dweept met een wonderdoener?!
Natuurlijk is dat een moeilijk te bevatten gegeven dat we ook niet zo graag onder de ogen zien. En als wij er niet durven naar vragen, als wij het niet als Christenen onder elkaar durven te sprake brengen wat dat zou kunnen betekenen, dan zullen we ófwel maar halve Christenen blijven, ófwel afdruipen dus.
Wie daarentegen ten volle leerling van Jezus wil zijn … weet wat hem/haar te wachten staat … Dat is alleen ‘te doen’ als wij als leerlingen elkaar daarin steunen en op weg helpen, en er dus ook met elkaar over spreken!

Lc.12,8-12 (16/10/2021)

Ik zeg jullie [ging Jezus verder tegen zijn leerlingen]: Ieder die zich tegenover de mensen zal uitspreken als één met mij, als één met hem zal de mensenzoon zich uitspreken tegenover de engelen van God. Maar wie tegenover de mensen mij zal verloochenen, zal verloochend worden tegenover de engelen van God.
Ieder die iets kwalijks zegt over de mensenzoon, het zal hem vergeven worden; maar wie godslasterlijk spreekt over de heilige Geest-Adem, hem zal het niet vergeven worden.
Wanneer ze jullie voorleiden in de synagoge, voor overheden en machthebbers, wees dan niet bezorgd hoe of wat je als verdediging moet aanvoeren of wat je moet zeggen. Want de heilige Geest-Adem zal jullie, juist in dat uur, leren wat nodig is te zeggen.

Jezus gaat verder met zijn gesprek. Hij probeert zijn leerlingen iets te vertellen over één-heid, over een diepe, intense éénheid tussen G-d en de mens (ja ook jij). Het is een leven-gevende éénheid, een intimiteit, waarvan Jezus de verbindende schakel wil zijn, zodat wij die éénheid tot in de diepte zouden kunnen beleven. Maar een medaille heeft twee zijden: hoe mooi die éénheid ook kan zijn, zo broos en kwetsbaar is ze ook. Verloochening zal alle verbinding verbreken, met de bijhorende pijn en kwetsuren tot gevolg.
En toch, in die éénheid is er ontzaglijk veel ruimte voor vergeving, zolang het niet raakt aan de goddelijke Geest. Jezus zet zichzelf helemaal aan de kant: het gaat niet om laster over mij, zegt hij, dat zal vergeven worden, maar raak niet aan de Geest-Adem, dat is aan G-d zelf! Dat is godslasterlijk en snijdt diep, onvergeeflijk diep.
Als je op cruciale momenten twijfelt, het niet meer gezegd krijgt (of durft) of het niet meer weet, wees dan niet bezorgd (dat vervreemdt en werkt verlammend). Die éénheid is immers geen mensenwerk, zij komt van elders. En ook dan zal de Geest er zijn…

Lc.9,51-56 (27/09/2022)

Nu gebeurde het, toen de dagen van zijn erkenning vervuld zouden worden, dat Jezus vastberaden zijn weg ging naar Jeruzalem.
Hij zond boden voor zich uit. Die kwamen in een Samaritaans dorp om zijn komst voor te bereiden. Maar zij wilden hem niet ontvangen omdat zijn weg ging naar Jeruzalem. De leerlingen Jakobus en Johannes reageerden hierop: “Heer, wil je dat wij vuur van de hemel afroepen om op hen neer te komen en hen te verteren, zoals ook [de profeet] Elia gedaan heeft?” [2Kon.1,9-15] Maar Jezus keerde zich af en wees hen op strenge toon terecht: “Jullie beseffen niet welke geest in jullie leeft! De mensenzoon is niet gekomen om mensen verloren te doen gaan, maar om ze te behoeden.”
En zij trokken naar een ander dorp.

Vastberaden gaat Jezus zijn weg. Hij weet maar al te goed wat hem te wachten staat daar in Jeruzalem. De gevestigde orde zal zich tegen hem keren. Het zal uitlopen op zijn dood.
Onderweg wordt duidelijk dat de verleiding om geweld te gebruiken, ingegeven door religie, ook toen aanwezig was (zelfs binnen de kleine kring van de apostelen). Maar in het koninkrijk dat Jezus op het oog heeft, gelden andere regels dan de ‘normale’. Daar is geen plaats voor agressie. De twee (Jakobus en Johannes) hebben het nog niet zo goed begrepen. Zou het volgelingschap niet simpeler geweest zijn als Jezus onderweg zijn macht had laten zien? Neen, daarin is hij al even vastberaden: Voor macht met geweld is hij niet gekomen.
Hij kiest voor een liefdevolle levensstijl en wil zijn leerlingen daar graag in meenemen, en tegelijkertijd hen ook voorbereiden op wat hen te wachten staat.
Als er dan onderweg vuur nodig zou zijn, dan is het het vuur van de Geest die in hem leefde, en die hij doorgaf aan zijn leerlingen. Geen vuur dat mensen vernietigt maar een vuur dat mensen doet léven.

Lc.10,17-24 (7/10/2023)

17    De tweeënzeventig kwamen terug, uitbundig van vreugde:
       “Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons
       in jouw naam!”
18    Hij zei tegen hen:
       “Ik was getuige hoe de tegenstander [satan]
       als een bliksem uit de hemel viel.
19    Zie je? Ik heb jullie de bevoegdheid gegeven
       slangen en schorpioenen te vertrappen
       en over alle krachten van de vijand. [Lc.9,1 / Ps.91,13]
       Niets kan jullie ook maar enigszins schaden.
20    Maar let wel:
       Verheug jullie niet zozeer erover
       dat de geesten zich aan jullie onderwerpen,
       maar verheug je vooral hierover
       dat jullie namen geschreven staan in Gods hand.”
21    Op dat eigen moment, vervuld van de geest,
       jubelde Jezus het uit:
       “Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
       dat je deze dingen verborgen hebt
       voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
       en ze onthuld hebt
       voor [onmachtige] onmondigen.
       Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.”
22    En hij ging verder tegen de leerlingen:
       “Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
       en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
       en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
       en aan wie de zoon het wil onthullen.
23    Zalig de ogen die zien wat jullie zien,
24    want ik zeg jullie:
       Veel profeten en koningen verlangden
       te zien wat jullie zien,
       maar zij hebben het niet gezien,
       en te horen wat jullie horen,
       maar zij hebben het niet gehoord.”

Jezus volgen draait niet om grootse dingen doen, ook al geeft het een goed gevoel te zien hoe mensen opnieuw tot leven komen. Jezus volgen draait niet om macht, noch over mensen, noch over demonen. Jezus volgen vertrekt bij het volle bewust zijn van het feit dat je gekend bent door G-d. Het gaat erom dat het volledig mag door-dringen – in heel je lijf, in heel je ziel – dat je kind bent van G-d, dat hij jou liefheeft. Dit besef maakt dat je tot grootse dingen in staat bent, dat je tegenkrachten het zwijgen kan opleggen. Maar zoals gezegd, is dat laatste niet de essentie. De essentie is: het besef dat alles vertrekt bij G-d en dat je door hem gekend bent. De essentie is: weet hebben van onze menselijke beperktheid en beseffen dat niet wij mensen het leven maken, maar dat het leven ons gegeven wordt. Leven vanuit dat besef maakt dat je open komt en oog krijgt voor zaken die anderen niet zien. Het maakt dat je woorden, noden en verhalen hoort die anderen niet horen. Wanneer je dit beseft kan je niet anders dan uit volle borst je dankbaarheid uitjubelen.