Verbonden Léven

Lc. 16,19-31 (17/03/2022)

Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!”
Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”


Op zich is rijk zijn geen schande, en feestvieren is ook niet verkeerd of verboden, al is het dan misschien wel wat véél van het goede om 'elke dag' uitbundig feest te vieren, zoals die rijke dat doet. Het is geen schande, maar wat als de rijke in zijn overdaad en de arme in zijn ellende zo dicht bij en tegenover elkaar worden gezet, dan krijgt het wel iets van een schandaal. Dan gaat er minstens een vraag uit van de arme in zijn armoede, naar die rijke in zijn overvloed. Wat voor antwoord geef je daarop?
Je kan kiezen om onverschillig en gelaten te reageren en zoals de rijke, leven in feestvierende onverschilligheid. Je kan ervan op aan dat je plezier zal beleven en je zal genieten.
Je kan ook kiezen om hen (de armen, de vluchteling, de vernederde…) heel bewust te zien, aan te zien, en hun noodkreet te horen: “Zie mij, respecteer mij en erken mij in mijn nood en ellende ook al kan je concreet niks doen.” Je kan ervan op aan dat het deugd zal doen en dat je sámen zal genieten en Léven.