Verbonden Léven

Lc.1,26-38 (25/03/2024)

26    In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
       werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
       naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27    naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
       met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
       De naam van die jonge vrouw was Maria.
28    De engel kwam bij haar binnen en zei:
       “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
       Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29    Zij echter was erg in de war van deze woorden
       en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30    De boodschapper zei tegen haar:
       “Wees niet bang, Maria,
       jij hebt genade gevonden bij God.
31    Kijk! Je zult zwanger worden
       en een zoon baren
       en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32    Hij zal groot zijn
       en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
       en God de Heer zal aan hem geven
       de troon van zijn vader David.
33    Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
       tot in eeuwigheid
       en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34    Nu zei Maria tegen de boodschapper:
       “Hoe zal dat gebeuren,
       aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35    De boodschapper antwoordde haar:
       “Heilige geest zal over jou komen,
       de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
       Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
       heilig genoemd worden, zoon van God.
36    Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
       ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
       Ze is in haar zesde maand,
       hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37    Want bij God is geen woord krachteloos.”
38    Nu zei Maria:
       “Ziehier de dienares van de Heer.
       Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
       En de boodschapper ging van haar weg.

9 maanden voor Kerstdag vieren we de aankondiging van die geboorte aan Maria. Het is zowat het enige ‘feest’ dat tijdens de Vasten gevierd wordt, en nu ook nog in de Goede Week. Het reële leven laat zich niet zomaar in vakjes steken zoals de liturgische kalender dat wel doet. Vreugde en verdriet, uitbundigheid en innigheid, opgaan en neergaan, … ze zijn allemaal wel ergens aanwezig in het haarfijn en wijs opgestelde liturgische jaarschema, maar in ons leven lopen ze heel vaak veel dichter door elkaar, met soms zelfs op één zelfde moment heel tegenstrijdige ervaringen.
Maria was duidelijk ook niet voorzien op déze ervaring. Ze was ervan in de war. Ook een dergelijke positieve melding, kan moeilijke elementen met zich meebrengen. Toch gaat ze ons er in voor met een navolgenswaardige kracht. Het is de kracht van de eenvoud, de kracht van het ‘fiat’ (naar de Latijnse woorden: het moge met mij gebeuren), de kracht van het ‘simpele ja’, de kracht van de overgave.
Díe kracht brengt ons door de tijden heen, wat er ons ook moge gebeuren …