Verbonden Léven

Lc.18,1-8 (16/10/2022) 

Hij vertelde hen nog een gelijkenis, met het oog op dat het nodig is te blijven bidden en te volharden: “In een stad was er een rechter die de vrees voor God en de bekommernis om mensen niet kende. Nu was er in die stad een weduwe die telkens opnieuw naar hem toekwam: “Doe mij recht ten opzichte van mijn tegenpartij.” Een tijdlang wilde hij niet, maar op den duur zei hij tegen zichzelf: “Ook al ken ik niet de vrees voor God en de bekommernis om mensen, omdat die weduwe mij zo last berokkent, zal ik haar recht doen, anders komt ze mij nog in mijn gezicht slaan.”
Nu zei de Heer: “Hoor wat deze on-rechte rechter zegt! Zal God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen en lankmoedig naar hen luisteren? Ik zeg jullie: Met haast zal hij hen recht doen! Maar als de mensenzoon zal komen, zal hij dan wel vertrouwen vinden op aarde?”

G-d is ‘lankmoedig’. Je mag dat gerust vertalen met: Hij heeft de moed het lang met mij uit te houden! Over mezelf zou ik dat niet met zo’n stelligheid durven zeggen. Menselijk als ik ben, ben ik soms nogal wankelmoedig en moet G-d het van mijn kant stellen met een ‘knipper-lichtrelatie’. Als kleine vergoelijking mag misschien nog gelden dat tot nu toe het licht toch nog altijd weer op ‘aan’ springt …
Maar het doet mij goed te horen van Jezus dat G-d “lankmoedig naar ons luistert”. Wie of wat zou ik nog zijn, als wat mijn leven draagt afhangt van mijn eigen wankelmoedigheid? Zou ik dan niet vergaan in leegte en dat lege gat opproppen met hebbedingen?
Het doet mij goed – en het ‘verlokt’ mij – te weten dat er Iemand op mij wacht als ik – éindelijk – terugkeer naar het gebed! Zou ik dan – éindelijk – mijn krachteloosheid overwinnen en ‘vertrouwen’ opnieuw de bovenhand laten krijgen, zodat G-d in mij een ruimte vindt op aarde om recht te laten geschieden?!

 

maandag 17 oktober 2022
Lc.12,13-21

Iemand uit de menigte rondom, zei nu: “Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis moet delen met mij.” Jezus antwoordde hem: “Mens, wie heeft mij aangesteld over jullie als rechter of verdeler?”
Hij ging verder tegen allen: “Zie toe en wacht je ervoor steeds meer te willen hebben! Want zelfs als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
En hij vertelde een gelijkenis: “Het land van een zekere rijke had veel opgebracht. Hij overlegde bij zichzelf: “Wat zal ik doen, want ik heb niets om de oogst in op te slaan?” En hij zei: “Dit zal ik doen: Mijn bestaande schuren zal ik afbreken en grotere bouwen, mijn oogst en al mijn goederen kan ik daarin dan opslaan. En tot mezelf zal ik zeggen: Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver. Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
Maar God zei tegen hem: “Verdwaasde! Nog deze nacht wordt je leven opgeëist. En alles wat je hebt voorbereid, voor wie is dat dan?”
Zo gaat het met wie schatten opslaat voor zichzelf, maar niet rijk is in God.