Verbonden Léven

Joh. 7,40-53 (28/3/2020)

Bij het horen van Jezus’ woorden zeiden sommigen van het volk: 'Dit is inderdaad de profeet.' Anderen zeiden: 'Het is de messias.' Weer anderen wierpen op: 'Komt de messias soms uit Galilea?
Heeft de Schrift niet gezegd dat de messias zal komen uit het geslacht van David en uit Betlehem, het dorp waar David woonde?' Zo ontstond er dus om hem verdeeldheid onder het volk.
Sommigen hunner wilden hem gevangen nemen, maar niemand sloeg de hand aan hem.
Toen dan ook de dienaars bij de hogepriesters en Farizeeën terugkwamen vroegen dezen hun: 'Waarom hebt gij hem niet meegebracht?' De dienaars antwoordden: 'Nooit heeft iemand zo gesproken als die man.
'Waarop de Farizeeën zeiden: 'Hebt gij u soms ook laten bedriegen? Heeft dan een van de overheden of van de Farizeeën in hem geloofd? Dat volk, ja, dat de wet niet kent: vervloekt zijn ze!'
Maar een uit hun kring, Nikodemus, die vroeger bij Jezus gekomen was, merkte op: 'Veroordeelt onze wet iemand zonder hem eerst te horen en te vernemen wat hij doet?' Zij gaven hem ten antwoord:
'Zijt gij soms ook uit Galilea? Zoek maar na en gij zult zien dat de profeet niet uit Galilea opstaat.'

Dat ze (we?) moeite hadden om Jezus als de Messias te zien omdat ze teveel er van uit gingen dat ze het zelf al wisten hoe het moest, dat hadden we gisteren al.
Vandaag gaat het nog een stap verder: Omdat ze (we?) hun gedacht al gevormd hebben (of dat toch denken), laten ze ook geen enkele vraag of toets meer toe.
Dat dat niets meer te maken heeft met een redelijk oordeel, maar voortkomt uit verstoktheid, wordt duidelijk als ze zelfs iemand die alleen maar verwijst naar hun eigen referentiepunt (de Thora) de mond snoeren!
(Je hoeft niet veel moeite te doen om daar gelijkaardige toepassingen van te zien in onze maatschappij, ook vandaag (ook bij onszelf!).)
Terwijl het toch duidelijk is dat er ‘iets van hem uitgaat’!
Herinner je jou dat? Ook ik, ook jij, ben(t) gefascineerd geraakt door die merkwaardige figuur van Jezus. Ga maar na doorheen je leven!
Waardoor zal ik mij dan verder laten leiden? Door wat ‘men zegt’, door angst voor weerstand, of … door wat mijn geboeide hart mij ingeeft?