Verbonden Léven

Joh.20,1.11-18 (22/07/2023)

1     Op de eerste dag na de sabbat
       kwam Maria van Magdala
       vroeg – het was nog donker –
       naar het graf
       en zag dat de steen van het graf was weggenomen.
11    Maria was wenend bij het graf blijven staan.
       Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe
12    en aanschouwde twee boodschappers [angeloi]
       die daar zaten in het wit,
       één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde,
       daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
13    Ze zeiden tegen haar:
       “Vrouw, waarom ween je?”
       Ze antwoordde hen:
       “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen
       en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
14    Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf]
       en aanschouwde Jezus die daar stond,
       zonder te weten dat het Jezus was.
15    Jezus zei haar:
       “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?”
       Menend dat het de tuinman was, zei ze:
       “Heer, als jij hem weggedragen hebt,
       zeg me waar je hem hebt neergelegd,
       zodat ik hem kan halen.”
16    Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.”
       Zij keerde om en zei: “Rabboeni!”
       – wat wil zeggen: mijn meester.
17    Jezus zei haar:
       “Hou mij niet vast,
       want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader.
       Maar ga naar mijn broers
       en zeg hen:
       Ik ga op naar mijn en jullie Vader,
       naar mijn en jullie God.”
18    Maria van Magdala ging naar de leerlingen
       en berichtte hen dat zij de Heer had gezien
       en dat hij dit tegen haar had gezegd.

Maria van Magdala is wellicht een van de meest tot de verbeelding sprekende figuren uit het Nieuwe Testament. Hoe komt dat? Wellicht omdat ze ook het meest ‘menselijk’ is, en daardoor het dichtst bij onszelf staat. We horen over haar ‘zondigheid’ en over haar heftige emoties, maar ook over haar gedrevenheid vanuit een heel oprechte liefde.
Die zogezegd vrouwonvriendelijke Bijbel heeft nooit verzwegen dat zíj het was die als allereerste de verrezen heer heeft ontmoet, en dat ze met die boodschap naar de leerlingen moest (!) en dus de eerste geloofsverkondiger was!
Zou ikzelf zo’n boodschap aannemen van iemand die ik eigenlijk nogal aan de (rafel)rand van de maatschappij vind staan?
Om die boodschap te kúnnen brengen, moest Maria wel er zich twee keer voor omkeren! Eén keer weg van het graf, weg van alle doodsheid, weg van haar verknochtheid aan de uiterlijke vormen van vroeger; en één keer weg van zichzelf, weg van het zich wentelen in haar verdriet, weg van de geslotenheid voor haar eigen wezen.
Maria van Magdala gaat mij voor in deze omkering. Durf ik haar volgen?