Verbonden Léven

Lc.19,45-48 (24/11/2023)

45    Hij ging binnen in de tempel
       en begon de kopers en verkopers buiten te drijven:
46    “Er is geschreven:
       Mijn huis zal een huis van gebed zijn [Jes.56,7],
       maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!”
47    Elke dag gaf hij onderricht in de tempel.
       De tempeloversten en de schriftgeleerden zochten hem te doden,
       zo ook de leiders van het volk,
48    maar zij vonden niet wat ze konden doen,
       want heel het volk hing aan zijn lippen.

Met de ‘tempelreiniging’ stelde Jezus een scherp profetische daad. Profeten vóór hem hadden wel vaker opvallende daden gesteld als symbool voor hun boodschap, die er globaal telkens op neer kwam dat het volk aan het afdwalen was van G-d. Maar hoezeer de ‘leiders van het volk’ dit ook wel wisten, en zelfs wellicht ook begrepen dat hij gelijk had – of net omdát hij gelijk had! – zo’n ‘opruier’ moest verdreven en gedood worden. Zo’n boodschap mocht niet worden gehoord.
Christenen – ik dus – zouden in Jezus’ spoor profeten moeten zijn. In onze tijd en plaats hoeven we er niet bang voor te zijn dat ze ons zullen doden, alhoewel, als je lastige waarheid verkondigt zijn er ook andere manieren om je monddood te maken. Ik denk ook niet dat we onze kerkgebouwen moeten overhoop halen. Dat valt vandaag best wel mee als oorden van stilte en gebed. Maar waar zou ónze profetische daad dan vandaag wél te zien moeten zijn? Waar zou onze kritische waarheid te horen moeten zijn?