Verbonden Léven

Lc.1,57-66.80  (24/06/2022)

Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld. De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar. Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias. Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!” Ze antwoordden haar: “Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd. Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!” En allen verwonderden zich. Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God. Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart: “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.

Het jongetje groeide op en werd gesterkt in de geest. Hij verbleef op eenzame plaatsen tot de dag dat hij zich aan Israël bekend maakte.

Zes maanden voor Kerstdag, de geboorte van Jezus, moet wel de ‘voorloper’ – zoals Johannes de doper in de orthodoxe traditie wordt genoemd – geboren worden. Groot feest voor Christenen, want hij is de rechtstreekse aankondiger van de komst van de Messias. Alle profeten voor hem konden alleen het heil in de verte noemen; hij mag het daad-werkelijk aanwijzen. (Volgens de volkstraditie hebben ze als neefjes ook samen gespeeld.)
Die geboorte verloopt helemaal in de lijn van de oudtestamentische profeten: zowel zwangerschap, geboorte als naamgeving krijgen een bijzonder tintje, ‘voorboden’ (of wellicht meestal ‘nabenoemingen’) van het bijzondere van het leven van de betreffende profeet.
“Wat zal er toch van dit jongetje worden?” Het is een nog steeds veel gehoorde vraag bij de wieg van een nieuwgeborene. Durven wij er nog rekening mee houden dat het misschien wel een profeet wordt? Mag dit kind ons nog Jezus aanwijzen? Het staat er mogelijk dichter bij dan wijzelf!