Verbonden Léven

Joh.6,1-15 (29/04/2022)

Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer, dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer]. Een grote menigte trok met hem mee, omdat zij telkens de tekens zagen die hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte]. Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
Toen Jezus opkeek, zag hij de grote menigte die naar hem toekwam. Hij zei tegen Filippus: “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?” Dit vroeg hij om hem te toetsen; zelf wist hij wat hij zou doen. Filippus antwoordde: “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood zal niet genoeg zijn om elk een klein beetje te geven!” Een andere leerling, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem: “Er is hier wel een jongetje die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft. Maar wat is dat voor zovelen?”
Maar Jezus zei: “Laat de mensen zich neervlijen – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten]. Men vlijde zich dus neer – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel]. Jezus nam nu de broden en na gedankt te hebben [eucharistein] verdeelde hij ze aan de leerlingen, en de leerlingen aan de gezetenen. Zo gebeurde ook met de vissen, zoveel ze wilden.
Toen ze vervuld waren, zei hij tegen zijn leerlingen: “Verzamel de overvloedige stukken, opdat niets verloren gaat!” Zij verzamelden ze dus en vulden twaalf korven met stukken van de vijf armemensenbroodjes die men had gegeten. De mensen die gezien hadden welk teken Jezus had gedaan, zeiden: “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!” Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren om hem te komen halen om hem tot koning te maken, trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.

Terwijl Jezus volop bezig is met in te gaan op wat mensen nodig hebben, verzamelen er zich meer en meer mensen rondom hem. Als hij opkijkt, ziet hij de menigte en vraagt de leerlingen om brood.
Filippus denkt vooral in onmogelijkheden. Hij ziet de massa. Hij ziet ook hun nood en wil er ook wel iets aan doen, maar denkend in cijfers is de som snel gemaakt. Einde verhaal dus. Het gecijfer doet de deur dicht voor het wonder.
Andreas op zijn beurt, is overweldigd. Hij heeft ook geen concrete oplossing voorhanden. Hij denkt in kleine stapjes en brengt in, het beetje dat er wel is. Ergens tussen de massa had hij een jongetje gezien, bereid om zijn vijf armzalige gerstebroden en twee gedroogde visjes af te staan. Het leek de moeite niet. Maar hij zag het en bracht het voor Jezus.
Jezus had kunnen zeggen: “Tja, dat is inderdaad niet veel. Daar gaan we niet ver mee komen”. Hij had het ventje opzij kunnen schuiven. Maar dat is niet wat er gebeurt. Hij neemt aan wat hem wordt toevertrouwd, zegent, breekt en geeft het terug. Het is zo dat het wonder kan geschieden!