Verbonden Léven

Mt.12,14-21 (18/07/2020)

In die tijd verlieten de Farizeeën de synagoge en smeedden plannen om Jezus uit de weg te ruimen.
Maar omdat Jezus dit wist, trok Hij vandaar weg. Velen volgden Hem en Hij genas ze allen.
Hij drukte hun echter op het hart Hem niet bekend te maken,
opdat in vervulling zou gaan het woord door de profeet Jesaja gesproken:
Zie, mijn Dienaar, die ik heb verkoren, mijn Welbeminde, in wie mijn ziel behagen vond.
Ik zal mijn geest op Hem doen rusten, Gods Wet zal Hij verkondigen aan de volkeren.
Hij zal twisten noch schreeuwen en op straat zal men zijn stem niet horen.
Een geknakt riet zal Hij niet breken en een smeulende vlaspit niet doven voordat Hij Gods Wet ter overwinning heeft gevoerd;
en op Zijn Naam zullen de volkeren hopen.

Het lijkt plots wel weer Goede Week! De aankondiging van Jezus’ gewelddadige dood en hoe hij daarop reageert,
met de figuur van ‘de lijdende dienaar’ uit het boek Jesaja als voorbeeld.
De voorbije weken hoorden we niets dan verhalen over genezing, sociale herintegratie, aanspreking, eenvoud, mildheid, rust, vrijheid, …
en het antwoord is: plannen om hem uit de weg te ruimen! Is dat vreemd? Kijk eens om je heen! Goedheid wordt echt niet altijd met goedheid beantwoord – helaas, maar waar.
Maar Jezus wil toch zijn ‘kleine goedheid’ blijven vervullen (“het geknakte riet niet breken, de smeulende vlaspit niet doven”).
Daarvoor trekt hij zich wat terug. (Aan de rand zijn de machthebbers niet zo te vinden; zij houden zich liever op in het centrum.)
“Hij twist noch schreeuwt, laat op straat zijn stem niet horen”, maar zó – in die verborgen Go(e)dheid – laat hij ‘G-ds wet’ kennen – of juister: ervaren –,
namelijk die van de grenzeloze liefde. G-d laat zijn mensen niet los, ook niet als diezelfde mensen hem het leven lastig maken!
Erg hoog gegrepen voor ons om díe weg van Jezus te gaan, maar we kunnen natuurlijk altijd beginnen …

Mt.12,38-42 (20/07/2020)

Op zekere dag richtten enige schriftgeleerden en Farizeeën zich tot Hem met de woorden:
'Meester, wij willen een teken van Je zien.'
Maar Hij gaf hun ten antwoord: 'Een slecht en overspelig geslacht verlangt een teken,
maar geen ander teken zal hun gegeven worden dan dat van de profeet Jona.
Zoals mogelijk Jona drie dagen en drie nachten verbleef in de buik van het zeemonster,
zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten verblijven in de schoot van de aarde.
De mensen van Nineve zullen bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en het veroordelen,
want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; welnu, hier is meer dan Jona.
De koningin van het Zuiden zal bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en het veroordelen,
want zij kwam van het uiteinde der aarde om te luisteren naar de wijsheid van Salomo: welnu hier is meer dan Salomo.

En ik die dacht dat overdreven belang aan rationaliteit een kenmerk was van ónze tijd …
De Bijbel toont weer maar eens dat de mens misschien wel veel technische vooruitgang (?) heeft gemaakt, maar voor de rest nog niet veel veranderd is.
Ze (we?) willen een teken zien eer ze iets van Jezus willen aannemen. Maar hij heeft wel door wat ze precies bedoelen,
want een ‘teken’ zal hij hen wel geven, maar geen ‘bewijs’, dat is heel iets anders. Een bewijs is (zo denkt men toch) onomstotelijk; een teken moet je wíllen zien.
Het teken dat Jezus wil geven, vergelijkt hij met twee bijbelse figuren: Jona en Salomo.
Je kúnt zien hoe mensen in diepe duisternis gedompeld zijn, ten dode zich voortslepen, en toch ‘na drie dagen’ opstaan als nieuwe mensen. Dát is het teken van Jezus.
Je kúnt zien (horen/ervaren) hoe iemand soms een wijsheid heeft (zo heel anders dan kennis, en toch ‘onomstotelijk’) en hoe de wereld daar vreemd genoeg moeite mee heeft.
Dát is het teken van Jezus.
Zal ík ze zien, die tekenen …? Vandaag?

 

Dinsdag (21/07/2020)

Mt. 12,46-50

Terwijl Hij nog tot het volk sprak, gebeurde het dat zijn moeder en broeders buiten stonden om te trachten met Hem te spreken.
Iemand kwam Hem nu zeggen: 'Je moeder en broeders staan daar buiten en willen Je spreken.'
Maar hij antwoordde aan degene die Hem dit kwam zeggen: 'Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders?'
En met een gebaar naar zijn leerlingen zei Hij: 'Ziedaar mijn moeder en mijn broeders;
want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel.'

Vandaag is het wel ‘heel simpel’ en kort:
Mag Jezus mij een broer zijn?
En hoe ziet mijn dag er dan uit? Wil ik hem spreken?

Mt. 13,1-23 (12/07/2020)

Op zekere dag verliet Jezus zijn huis en ging aan de oever van het meer zitten.
Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,
terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijke­nis­sen.
'Eens, zo begon Hij, ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag.
Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.
Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd ‑, deels zestig ‑, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.'
Zijn leerlingen kwamen Hem vragen: 'Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?' Hij gaf hun ten antwoord:
'Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven.
Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in over­vloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.
Als ik tot hen spreek in gelijkenis­sen, dan is het omdat zij, ofschoon zij ogen hebben, niet zien en ofschoon zij oren hebben,
niet horen of begrijpen. Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt: Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan,
met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien. Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en hun ogen doen zij dicht,
uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik zou hen genezen.
Gelukkig uw ogen, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen!
Want voorwaar, Ik zeg u: vele profeten en recht­vaar­digen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; e
n te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord. Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Konink­rijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart;
dat is hij die op de weg gezaaid is. Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddel­lijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom
verstikt en zo blijft het zonder vruchten. Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt:
bij de een is de op­brengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.'

Hier wordt mij een beeld aangereikt van een man die kwistig met zaad in het rond strooit. Voor Jezus is dit blijkbaar heel herkenbaar.
Zelfs zo herkenbaar dat deze zaaier metafoor wordt voor zijn spreken over G-d. G-d die zoals de zaaier is en zichzelf overvloedig meedeelt
aan iedereen zonder onderscheid. Wie je ook bent, hoe je levenssituatie, jouw bodem ook is, G-d blijft in eindeloze mildheid zichzelf aanbieden.
Hoe gek kan je zijn?!
En wij, wat hebben wij te doen? Wij hebben alleen maar te accepteren dat G-d in ons vruchtbaar wil worden. Maar durf ik dat wel toe te laten?
Accepteer het maar! G-d weet echt wel wat hij doet. Loop deze gekke (of beter: liefdevolle G-d) maar niet voor de voeten met al je zelfbewuste woorden,
je ego. Laat G-d z’n werk doen. Geef hem ruimte in jou.
Zo mag ik ervaren dat G-d mij weliswaar geen zekerheden biedt maar wél vertrouwen geeft en dat ik mag leven in dat vertrouwen.
En mij oproept om dat Léven te leven, gewoon doorheen het dagelijks bezig zijn. Spreek waar kan en vertrouw waar het niet kan.
Die vertrouwvolle levenshouding zál vruchten voortbrengen!

 

Mt. 13,18-23 (24/07/2020)

Jij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt,
komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord
verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld
en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten.
Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt:
bij de een is de op­brengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.'

Hier zit ik dan te staren op deze ‘uitleg’. Bij welke categorie zou ik mezelf indelen? Als ik daarover ga piekeren kom ik nergens.
Geen van de vier past bij wie ik ben (of denk te zijn).
  - Ik hoor veel maar begrijpen doe ik veel minder
  - mijn wortels die zitten echt niet zo diep verankerd als ik wel zou willen
  - zorgen zijn mij niet vreemd en de wereldse rijkdom kan ook mij bekoren (wie niet?)
  - en zeggen dat ik al wat ik hoor ook begrijp zou een leugen zijn
Conclusie: Ik hoor nergens thuis!
Of zouden ze alle vier in mij aanwezig mogen zijn? Elke geschetste categorie lijkt immers deel uit te maken van mijn leven.
Het enige dat ik kan doen is hopen dat het lez(v)en van het Woord, het doorwroeten en al mijn geploeter ermee, misschien helpt om
  - meer en meer, stap voor stap beter te begrijpen wat ik hoor
  - de tijd te nemen zodat mijn wortels de kans krijgen om zich dieper en dieper te wortelen
  - afstand te leren nemen van rijkdom, los te laten dat wat mij vast zet en onvrij maakt om te kunnen luisteren en begrijpen
Gelukkig weet ik dat G-d een geduldige G-d is en weet heeft van mijn probeersels.
Mijn mens-zijn hoe gebrekkig ook heeft Hij lief en zo zal ik vrucht dragen.

Mt.13,24-30  (19/07/2020)

In die tijd hield Jezus de menigte deze voor: 'Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid;
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?
Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wil je dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat je, wanneer je het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.'

Jezus vertelt graag verhaaltjes (overigens sterk uit het gewone leven gegrepen).
Die zijn blijkbaar beter geschikt om iets over ‘het rijk der hemelen’ te zeggen dan geleerde boeken.
Ze bereiken immers het hart. En jawel, om dat ‘rijk der hemelen’ te beléven heb je enige ‘lef’ nodig!
(Wist je dat ons Ned. woord ‘lef’ afkomstig is van het Hebreeuwse woord ‘lev’, wat betekent … hart?!)
Jezus wijst in dit verhaaltje op een ‘gewone’ realiteit: het goede en het kwade, de goede en de kwade,
leven schouder aan schouder in de wereld. Het is erg menselijk om dan maar haastig te gaan wieden.
Maar Jezus wijst op een dubbel risico: enerzijds is veel goed graan nog niet voldoende geworteld om er zelf
niet mee aan ten onder te gaan, en anderzijds zou ik ook wel eens dingen onterecht kunnen afwijzen omdat ik het onderscheid nog niet zie.
Een ‘simpel verhaaltje’ dus, maar waar ik wel enig ‘lev’ voor nodig heb: Ik ben geroepen te leven in díe wereld, midden tussen alle goed en kwaad in.
‘Rijk der hemelen’ wordt dat als ik me steeds steviger wortel en van daaruit een steeds opener blik laat groeien om te onderscheiden (én te beleven) waar het verschil zit.