Verbonden Léven

Mc.16,15-18 (25/01/2024) 

15    Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
       “Ga de hele wereld in
       en verkondig de bevrijdende boodschap
       aan de gehele schepping!
16    Wie in vertrouwen zal leven
       en ondergedompeld worden,
       die zal bevrijd worden;
       maar wie niet in vertrouwen zal leven,
       zal veroordeeld worden.
17    En dit zijn de tekenen
       die de vertrouwenden zullen vergezellen:
       Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven,
       ze zullen nieuwe talen spreken,
18    ze zullen slangen vastnemen
       en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
       ze zullen zwakken de handen opleggen
       en ze zullen het goed stellen.”

Dit is waartoe de apostelen gezonden worden (toepasselijk dat dit Evangelie vandaag bij het feest van de bekering van de apostel Paulus gelezen wordt): op weg gaan en vol vertrouwen getuigen van de bevrijdende boodschap. Ze hoeven niet bang te zijn: wie vertrouwt, wordt bevrijd en spreekt een nieuwe taal (de taal van de Liefde). Vertrouw en laat je onderdompelen in het Léven. Daarmee moeten ze naar de mensen toe gaan, naar alle mensen zonder onderscheid, en niet blijven zitten in hun vertrouwde omgeving.
Dit is eveneens een opdracht voor ons vandaag:

  • Op weg gaan, zelf Léven-IN-vertrouwen en zo je eigen plaats innemen en je verantwoordelijkheid opnemen.
  • De waardevolle elementen uit de traditie waarin je bent geworteld, vermengen met je eigen kleur en je eigen bevrijdende ervaringen.
  • Vol enthousiasme vertellen over de bevrijdende boodschap en ze voorleven, met het oog op de komende generaties, op toekomst.

We moeten het zelf doen, maar we staan er nooit alleen voor. In de verbinding met G-d en de mensen vinden we leven.

 Mc.1,21-28 (28/01/2024)

21    Ze trokken binnen in Kafarnaum
       en onmiddellijk ging hij op de sabbatdagen
       de plaats van samenkomst [synagoge] binnen
       en gaf onderricht.
22    Zij waren buiten zichzelf van verbazing door zijn onderricht,
       want hij onderrichtte als een gezaghebbende,
       en niet zoals de boekgeleerden.
23    Onmiddellijk was er in hun plaats van samenkomst
       een mens met een nog niet gereinigde geest die krijste:
24    “Jij daar, wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth!?
       Ben je gekomen om ons te vernietigen?
       Ik weet wel wie jij bent: de heilige van God!”
25    Maar Jezus strafte de geest af
       met enkel te zeggen:
       “Gemuilkorfd! Ga uit hem weg!”
26    De nog niet gereinigde geest deed de man stuiptrekken
       en met luide stem krijsend ging hij weg uit hem.
27    Allen stonden zo perplex
       dat ze onder elkaar discussieerden:
       “Wat is dat allemaal?
       Wat is dat voor een onderricht
       dat met gezag zelfs de nog niet gereinigde geesten beveelt
       en dat ze hem gehoorzamen?”
28    En onmiddellijk verspreidt dit ongehoorde over hem
       zich naar heel het ommeland van Galilea.

Jezus onderricht blijkbaar anders dan de mensen gewoon zijn. Hij gaat rechtstreeks in tegen stemmen die spreken van niets-waardigheid en die leven afbreken of ondermijnen. Hij ontwijkt ze niet, die doodmakende krachten, integendeel. Hij legt hen het zwijgen op: ”Gemuilkorfd! Ga uit hem weg!” Jezus laat geen ruimte voor discussie en doet geen poging iemand te overtuigen. Er is slechts dat enkelvoudige, indrukwekkende: Gemuilkorfd, zwijg! Het is niet voor niets dat het alom verbijstering opriep, daar in Kafarnaüm, en dat mensen door de knieën gaan voor deze manier van spreken.
Als wij nu met Jezus van doen willen hebben en op het spoor willen komen van wie hij is, kortom als er iets is tussen Jezus en ons, dan zou hij ons kunnen leren te onderscheiden. Dan kan hij ons onder ogen brengen waar we te maken hebben met ondermijnende krachten in onszelf en/of in de ander en leren deze ondermijnende krachten tot zwijgen te brengen. Zo kunnen wij, stap voor stap, op het spoor komen van alles wat leven afbreekt en ons er tegen verzetten waar dat kan. Hij leert ons te kiezen voor Léven.

Mc.1,12-15 (18/02/2024)

12    En onmiddellijk [na Jezus’ doop] stuurt de Geest hem weg,
       naar de woestijn.
13    Hij bleef veertig dagen, daar in de woestijn,
       en werd door de tegenstander [satan] beproefd.
       Hij verbleef onder de wilde dieren
       en de engelen zorgden voor hem.
14    Maar nadat Johannes gevangen genomen was,
       ging Jezus naar Galilea
       en verkondigde hij de bevrijdende boodschap
       van het koningschap van God:
15    “De tijd is vervuld
       en het koningschap van God is dichtbij gekomen.
       Keer je innerlijk om
       en vertrouw op deze bevrijdende boodschap.”

We kennen dit gebeuren als ‘de beproeving van Jezus in de woestijn’, maar Marcus, de oudste/eerste van de evangelisten vertelt dit op een heel sobere wijze. De soberheid doet echter niets af van het cruciale belang: Hier, na zijn Doop en de woestijn in gedreven door de Geest, ontdekt Jezus zijn roeping.
Dat is wat ook voor ons de 40-daagse Vastentijd – ‘woestijntijd’ – zou kunnen zijn: Vanuit de kracht van ons Doopsel en gedreven door de Geest durven naar de kern van ons leven zoeken, een beetje (veel) versoberen om de essentie te ontdekken en zo onze plaats en taak in deze wereld op te nemen.
En voor wie het niet mocht geloven, probeer het maar eens: Ja, allerlei ‘tegenkrachten’ zullen je hiervan af proberen te brengen. Allerlei ‘goede redenen’ zullen je te binnen komen om ándere wegen te gaan dan deze die je innerlijk ontdekt te ‘moeten’ gaan. We zullen dat ‘innerlijk duiveltje’ (zich soms echt wel manifesterend als ‘wilde dieren’ in ons!) moeten weerstaan. We krijgen – weer eens – 40 dagen tijd om ons te oefenen!

Mc.9,2-10 (25/02/2024)

2      Zes dagen later [na de eerste lijdensvoorspelling]
       nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee
       naar een hoge berg, geheel alleen.
       Daar werd hij voor hun ogen van gedaante veranderd.
3      Zijn kleren werden glanzend, hel wit,
       zoals geen wolbewerker op aarde ze wit kan maken.
     Elia en Mozes verschenen aan hen;
       zij waren in gesprek met Jezus.
     Petrus reageerde tegen Jezus:
       “Meester, het is goed dat wij hier zijn.
       Laten we drie tenten maken,
       één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia.”
6     Want hij wist niet wat te zeggen;
       ze waren immers van vrees bevangen.
     Nu overschaduwde hen een wolk
       en een stem uit de wolk zei:
       “Dit is mijn geliefde zoon, luister naar hem.”
8      Plots rondkijkend,
       zagen zij niemand meer bij zich dan alleen Jezus.
     Toen zij van de berg afdaalden,
       gebood hij hun
       aan niemand te vertellen wat ze gezien hadden
       dan wanneer de mensenzoon
       zou zijn opgestaan uit de doden.
10    Ze bewaarden deze woorden bij zichzelf,
       maar vroegen zich onder elkaar wel af
       wat dat ‘opstaan uit de doden’ betekende.

Jezus neemt drie leerlingen mee de berg op. Dáár, boven op die berg, in alle stilte, zien ze Jezus stralen. Ze zien hem in gesprek met Mozes en Elia (hij is opgenomen in de lijn van de traditie) en horen een stem die de volle identiteit van Jezus benoemt: hij is G-ds geliefde kind, ten volle mens zoals G-d de mens bedoeld heeft.
Het is een hoogtepunt voor de leerlingen daar op die berg te mogen vertoeven samen met Jezus. Het overweldigt hen en is vreeswekkend tegelijkertijd. Ze worden met stomheid geslagen. Ja, ze zouden het willen laten duren. Maar dat kan niet, want wat in de hoogte wordt ervaren, moet in de realiteit worden geleefd. Dat geldt ook voor de hoogtepunten in ons eigen leven. Je door G-d geliefd weten, zal sowieso in de diepte beproefd moeten worden. Nadat ze de berg zijn afgedaald spreekt Jezus dan ook opnieuw en onmiddellijk over zijn weg van dood en opstanding.
Jezus erkennen als de Messias, de Christus, zijn identiteit als geliefde zoon van G-d zien, gaat nooit zonder het besef van de weg die hij te gaan heeft. Mag/kan het ook onze weg worden?

Mc.12,28b-34 (8/03/2024)

28    Er kwam een schriftgeleerde bij hem die vroeg:
       “Wat is de eerste wijzing [het voornaamste gebod] van alle wijzingen [geboden]?”
29    Jezus antwoordde hem:
       “De eerste van alle wijzingen is:
       Luister, Israël,
       de Heer is onze God, de Heer is één.
30    Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben,
       uit geheel je hart, uit geheel je geest,
       uit geheel je verstand en uit geheel je kracht. [Deut.6,4-5]
       Dit is de eerste wijzing.
31    De tweede, gelijke, is:
       Je zult wie jou nabij komt
       daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
       Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet.”
32    De schriftgeleerde zei hem nu:
       “Goed, meester, het is waar wat je zegt:
       God is één en er is geen ander behalve hem,
33    en hem daad-werkelijk liefhebben
       uit geheel je hart, uit geheel je geest,
       uit geheel je verstand en uit geheel je kracht,
       en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf,
       dat is méér dan alle brandoffers en andere gaven.”
34    Jezus zag dat hij wijs had geantwoord en zei hem:
       “Je bent niet ver van het koningschap van God.”
       En niemand durfde hem nog een vraag stellen.

Het eerste wat Jezus noemt, is luisteren en dat is niet evident in een wereld waar zoveel rumoer is. Luister (sjama)! In het Hebreeuws klinkt het als hemel (sjamaim). De Joden wisten het reeds en wij weten het ook: Luisteren is hemels, zowel voor jezelf als voor de ander.
Dus luister! Leg even alle rumoer in en rond jou stil en luister, stem je af op de stem van onze G-d en ga je medemens tegemoet met alle liefde die je in je hebt.
Luisteren en graag zien, daar draait het om, dat is de kern van de zaak (hemels!). G-d graag zien, de mensen graag zien en jezelf graag zien. Kortom elkaar graag zien – G-d in de mens en de mens in G-d – zo raak je ten diepste op elkaar betrokken. Je kan dan niet anders meer dan geloven dat het samen-leven hier en nu anders kan en dat de sleutel daarvoor de Liefde is. En die begint met … te luisteren …
Er resten ons nog 20 dagen (en de rest van ons leven) om ons hierin te oefenen.

Mc.11,1-10 (24/03/2024)

1     Toen Jezus Jeruzalem naderde,
       in de buurt van Betfage en Betanië, bij de Olijfberg,
       zond hij twee van zijn leerlingen uit:
2     “Ga naar het dorp daar voor je
       en onmiddellijk als je binnenkomt
       zul je een vastgebonden [ezels]veulen vinden
       waarop nog niemand gezeten heeft.
       Maak het los en breng het.
     En als iemand jullie vraagt: waarom doe je dat?,
       zeg dan: de heer heeft het nodig.
       Hij zendt het zo spoedig mogelijk terug.”
     Zij trokken er dus op uit.
       Ze vonden het veulen,
       vastgebonden bij een deur, buiten langs de weg,
       en maakten het los.
     Omstaanders vroegen hen:
       “Waarom maken jullie dat veulen los?”
     Zij antwoordden hen zoals Jezus hen gezegd had
       en men liet hen begaan.
     Zij brachten het veulen bij Jezus,
       ze wierpen er hun mantels over
       en hij ging er op zitten.
     Vele mensen spreidden hun mantels uit op de weg;
       anderen hakten gebladerte van de bomen
       en spreidden die op de weg.
     Zij die voorgingen en zij die volgden jubelden uit:
       “Hosanna! Gezegend hij die komt
       in de Naam van de Heer! [Psalm 118,25-26]
10    Gezegend het komende koningschap van onze vader David.
       Hosanna in de hoogste [hemelen]!”

De Mensenzoon is op weg naar Jeruzalem, een stad van vrede (?). Hij móet daar zijn. Een heilig moeten! Hij weet dat hem felle confrontaties te wachten staan en toch kan hij niet anders dan luisteren naar die stem in zijn binnenste, en – gedreven door liefde – gaan. De verwachtingen van mensen langs de weg en van zijn vrienden zijn hoog gespannen. Hij zal hen immers bevrijden van overheersende machten. Ja, maar zo ánders dan ze denken. Zij spreiden hun mantels voor hem uit en zwaaien met palmtakken, zo zelfbewust!
Maar hij komt niet hoog te paard, niet met macht bekleed, maar op een ezelsveulen. Zo gaat hij door de straten. Zo en niet anders aanvaardt hij de hulde: Hosanna, zoon van David! Zij/wij roepen hem toe. Weten zij/wij wie hij is? Wat als wij ons inlaten met hem? Wat als ons moeten ook een heilig moeten wordt?
Hij weet wat hem te wachten staat. En toch blijft hij – die weet heeft van weerloze liefde – oog in oog staan met de verharde mens. Hij zal niet – nooit – wijken, omwille van die anderen die ondraaglijke lasten dragen. Ja, Hosanna zal worden: Kruisig hem! En toch zal hij niet ophouden drager van G-ds beeld te zijn.
En wij? Blijven we bij hem op zijn weg, deze Goede week? We zullen willen vluchten. Hij is ons té veel, té groot En toch … Hij zal ons tonen, hij zal ons leren, G-d zij dank, dat in die diepte ‘nieuw leven’ opengebroken wordt. Zouden we ons dan niet met hem inlaten?