Verbonden Léven

Psalmen4

Psalm 74

 Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers

Psalm 74

Waarom, God, heb Jij ons verworpen,
waarom brandt jouw woede tegen je volk?
Her-inner Je je kudde die Jij je hebt verworven
en onze stad waar Jij kwam wonen.

Kom weer tegemoet die eindeloze puinhopen,
de vijand heeft al wat daar stond verwoest.
Midden waar wij elkaar ontmoetten,
buldert jouw tegenstander van zege.

Zoals men met een bijl inhakt op kruepelhout,
zo sloegen zij het snijwerk kort en klein;
ze legden jouw heiligdom in de as,
de woonplaats van jouw Naam ontwijd.

Ze zeiden: “We drukken hen te gronde,”
en verwoestten alle ontmoetingsplaatsen in het land.
Wij zien geen tekens meer, hebben geen profeet,
en niemand van ons weet voor hoe lang.

Hoe lang nog, God, zal de tegenstander spotten,
hoe lang nog blijft jouw Naam veracht?
Waarom heb Jij je hand teruggetrokken,
je handen in de schoot gelegd?

Maar, God, Jij bent toch onze koning van oudsher,
die midden onder ons heilsdaden deed?!
Jij deed de zee wijken door jouw kracht,
bronnen en beken deed Jij ontspringen.

Van Jou is de dag; van Jou ook de nacht;
Jij hebt aan zon en maan hun plaats gegeven.
Jij hebt de grenzen van de aarde bepaald;
zomer en winter, Jij hebt ze gevormd.

Her-inner dit, God, nu de vijand Je bespot
en een verdwaasd volk jouw Naam minacht.
Geef toch jouw duifje niet prijs aan de wilde dieren;
vergeet niet jouw armen tot altijd!

Her-inner toch het verbond,
het land is vol plaatsen van duister geweld!
Laat de verdrukten niet teleurgesteld heengaan,
laat de arme en kwetsbare loven jouw Naam!

Sta op, God! Verdedig je zaak;
zie hoe de verdwaasden Jou telkens verachten;
vergeet niet het tieren van je weerstrevers,
die altijd weer opstaan tegen Jou.

 

 

(Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)

Psalm 74 – aanzet

Het is dit keer helemaal niet moeilijk om te herkennen in welke context onze Psalm tot stand is gekomen. De Israëlieten waren gedurende eeuwen – eerst in de woestijn, en dan in het land Kanaän – met veel vallen en opstaan een volk geworden. En dat onder de voortdurende belofte en hoede van God. Ze hadden dat ook visueel duidelijk gemaakt door ‘Gods woning’ centraal in hun gemeenschap te plaatsen – eerst de tent van samenkomst, later de tempel.
Die tempel was een bijzonder fraai gebouw. Bijbelse en buitenbijbelse getuigen spreken er vol lof over. Ze was dan ook niet alleen het pronkstuk van een natie, maar ook het absoluut centrale symbool van een Godsvolk.
Maar met die natie – of was het met dat Godsvolk – ging het niet zo goed. Na amper 100 jaar vielen ze al uiteen in twee delen, en nog geen 400 jaar later werden ze compleet onder de voet gelopen door buurvolken. En wat doen die met zo’n symbolen: tot puinhopen herleiden, verwoesten (v.3), … zo grondig en vernederend als maar kan met de grond gelijk maken (v.5-7)
Omdat het Christendom niet zozeer een plek als centraal symbool heeft, maar een figuur, Jezus, kunnen wij ons maar met moeite de onthutsing voorstellen die dit gebeuren voor de Israëlieten teweeg bracht. In deze Psalm kun je er iets van lezen/proeven. Dompel je erin onder, in die wanhoop van het Godsvolk.

Eigenlijk zouden we het hierbij moeten laten en … een paar honderd jaar (!) wachten (en ondertussen Psalmen zingen!) … Het is een enorme worsteling geweest voor het Godsvolk eer ze ontdekten dat God inderdaad niet aan één plaats gebonden is. Als Jezus kon zeggen “Breek de tempel af en in drie dagen zal ik hem weer opbouwen” (Joh.2,19), was het omdat hij díe les van zijn voorvaderen (en van de Psalmen) had geleerd! Het Godsvolk was het ondertussen al weer grotendeels vergeten en had een nieuwe tempel gebouwd.
Maar met onze Psalm 74 zitten we nog niet die paar honderd jaar verder. We zitten nog middenin de ontreddering en de wanhoop. Het mag ons dus niet verwonderen dat het een en al klacht is. Eén en al …? Toch niet hélemaal. Nee, de verrassende lofzang van onze ondertussen bekende ‘psalmtrits’ (klagen-herinneren-danken) is hier niet te lezen. Maar de her-innering om het vertrouwen te hervinden is er zeker wel: v.12-17, met verder (v.18.20) zelfs ook het interessante fenomeen dat de psalmist Gód vraagt zich te her-inneren!

En daarmee hebben zij het uitgehouden! We mogen hen dankbaar zijn dat zij in al die ellende dit ‘Lied ten Léven’ hebben blijven zingen, eeuwenlang, totdat ze konden ontdekken dat God groter is dan hun eigen symbolen, en dat ze dát hebben doorgegeven tot het in goede aarde viel bij iemand als Jezus, die het zo ver-werkelijk-t heeft dat het tot in onze tijd wordt doorgegeven.

Is het dan nog nodig vandaag Psalm 74 te bidden? Ik denk dat zij op meerdere manieren nog steeds heel actueel is. Er is het feit van volken vandaag die net zo verdrukt en vertrapt worden. Zíj mogen de Psalm bidden – en wij met en voor hen! Wat aan een volk gebeurt, gebeurt ook aan individuele mensen. Ook zij mogen de Psalm bidden – en wij met en voor hen.
Maar er is meer. We kunnen – nee, we moeten – ons de vraag stellen of wij zelf met ons Godsvolk niet in hetzelfde straatje zijn terecht gekomen! Het Godsvolk tóen had z’n lesje geleerd door de ballingschap, maar was het 500 jaar later, ten tijde van Jezus blijkbaar al weer vergeten. Vandaag kan de vraag ietwat scherp gesteld klinken: zijn wij het als Godsvolk de voorbije tijden ook niet vergeten en hebben we ons teveel vastgeklampt aan het kerkgebouw? Die vraag klinkt – terecht – al een tijdje, maar werd plots scherp duidelijk toen corona de kerken liet sluiten. Bleef er van ons geloof dan niets over? En hebben wij ‘Psalm 74 gebeden’ … tot we ontdekten dat er andere dingen mogelijk waren?
De kerken zijn weer open. En dat is goed (waren ze trouwens maar méér open!). Maar laten we niet vergeten dat ze níet het enige centrale symbool zijn van het Godsvolk. Dat is Christus: God in mensengestalte, telkens opnieuw te ontdekken – te ont-dekken, op te delven – in mijn even-mens.