Mt.7,15-20 (22/06/2022)
Hoed je voor pseudo-profeten, die naar jullie toe zullen komen in schapenvacht, maar vanbinnen grijpgrage wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van dorens of vijgen van distels …?
Zo brengt iedere goede boom mooie vruchten voort, maar de rotte boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen, noch een rotte boom mooie vruchten.
Elke boom die geen mooie vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Dus aan hun vruchten zul je ze [de pseudo-profeten] herkennen.
Pseudo-profeten zijn blijkbaar van alle tijden – échte profeten overigens ook. In het Oude Testament lezen we er vaak over; ook in Jezus’ tijd waren er; én ook vandaag. Misschien spreken we zo niet meer over pseudo-profeten omdat we ze niet herkennen? Of – maar dat komt eigenlijk op hetzelfde neer – omdat we de échte profeten niet herkennen?
Jezus geeft ons met twee vergelijkingen een aanwijzing:
Ze komen in schapenvacht, maar zijn eigenlijk grijpgrage wolven. Wees dus op je hoede voor vleierij, suikerzoet of meelijwekkend geblaat. Kijk waar ze éigenlijk op uit zijn: eigen gewin? Steeds meer? De wereld draait om hen?
Een rotte boom brengt slechte vruchten voort. Kijk dus naar wat uit hun handen komt, niet alleen op korte termijn, maar ook verderop. Durf daarbij ook slecht te benoemen wat slecht is. Uit – hier misplaatste – mildheid zijn we soms te toegeeflijk of schipperen met de waarheid.
Ons moderne leven bulkt van de profeten, publieke opiniemakers allerhande: politici, pers, TV en media, showbizz, … Een beetje onderscheiding – benoeming van écht en pseudo – van onze kant zou geen kwaad kunnen …
Mt.9,14-17 (2/07/2022)
Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem: “Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is? Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”
Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk; anders trekt het nieuwe aan het oude en wordt de scheur erger. En niemand doet nieuwe wijn in oude leren zakken; anders doet de wijn de zakken barsten en gaat de wijn verloren met de zakken. Nee. Nieuwe wijn hoort in nieuwe leren zakken.”
Hier klinkt de vraag over de vastenpraktijk van de leerlingen. “Waarom vasten jouw leerlingen niet?”
Blijkbaar ziet men wél datgene wat in hun beleving níet klopt, maar wat er écht gebeurt, dat zien ze niet. Ze zien niet de aanwezigheid van G-d in hun midden, niet de blijdschap, noch de vreugde en het helende effect dat die Aanwezigheid met zich meebrengt. Ook zien ze niet de ommekeer, die het toelaten van die Aanwezigheid in je leven teweeg brengt.
Jezus’ logica is duidelijk van een andere orde en vereist een nieuwe manier van kijken en denken, die pas te zien is als je je eigen logica durft op te schorten.
Misschien is het niet zo gek om af en toe even stil te vallen, een vast-endag in te bouwen om los te komen van onze manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen…
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt …
Mt.10,16-23 (8/07/2022)
“Kijk, ik zend jullie uit als schapen temidden van wolven. Wees dus schrander als slangen en een-voudig als duiven. En pas op voor de mensen! Want ze zullen jullie overleveren aan gerechtshoven en jullie geselen in hun samenkomsten [synagoge]. Je zult voor stadhouders en koningen geleid worden omwille van mij, tot getuigenis voor hen en voor de volken. Wanneer ze echter jullie overleveren, wees dan niet gezorgd over hoe of wat je moet zeggen, want op dat uur zal wat je te zeggen hebt je gegeven worden, want niet jullie zijn het die dan spreken, maar het is de Geest van de Vader die in jullie spreekt.
Een broer zal een broer uitleveren ter dood, een vader een kind, kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen doden; je zult door allen gehaat worden omwille van mijn naam; maar wie standvastig blijft ten einde toe, zal bevrijd worden.
Wanneer ze je in die stad vervolgen, vlucht naar een andere. Amen, ik zeg jullie: Je zult met de steden van Israël niet ten einde zijn voordat de mensenzoon komt!”
De waarschuwingen die Jezus hier aan zijn kandidaat-volgelingen geeft, zijn niet min. Bezin dus eer je begint!
We zouden ook kunnen zeggen: Bemin eer je begint! Wie zijn christen-zijn niet beleeft vanuit een diepgaande relatie met Jezus – “omwille van mijn naam” – zal nooit de standvastigheid bereiken om in al die omstandigheden rechtop te blijven. De innige vriendschapsverbinding met hem is de noodzakelijke voedingsbron om een leven in zijn spoor uit te houden.
Jezus heeft zijn leerlingen nooit een makkelijk leventje beloofd, ook geen zonder zorgen. Wél heeft hij beloofd er ‘in zijn Geest’ bij te zijn, net zoals zijn Vader het ook beloofd had aan Abraham en Mozes: Ik zal er zijn! Het was in diezelfde relatie dat Jezus stond om zijn zending in de wereld te kunnen volbrengen. Zouden zijn leerlingen er dan zonder kunnen?
Bemin eer je begint. De innige vriendschapsverbinding met Jezus, daar begint het voor ons allemaal mee. Beginnen …
Mt.12,14-21 (16/07/2022)
De farizeeën gingen naar buiten en beraadslaagden hoe ze hem zouden kunnen ombrengen. Maar Jezus besefte dit en ging van daar weg.
Een grote menigte volgde hem en hij genas hen allen. Hij verbood hen nadrukkelijk hem bekend te maken, opdat vervuld zou worden wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
“Zie mijn kind [pais: kind of dierbare dienaar],
mijn uitgekozene, mijn geliefde,
in wie mijn wezen vreugde vindt.
Ik zal mijn geest op hem leggen
en hij zal aan de volken het rechte verkondigen.
Hij zal niet twisten of schreeuwen,
niemand zal zijn stem op straat horen;
een geknakt riet zal hij niet breken
en een smeulende vlaspit niet doven;
totdat het rechte zegeviert door hem.
En op zijn naam zullen velen hopen.” [Jes.42,1-4]
Jezus’ levenswijze zorgt voor confrontatie en is voor sommigen zelfs bedreigend. Zij zoeken een manier om hem uit de weg te ruimen. Jezus weet dat, maar gaat hier niet op in. Hij verlaat het strijdtoneel en zoekt een weg om hiermee op een zinvolle manier om te gaan. Hij laat zich inspireren door de Thora, meer bepaald door één van de profeten.
Als je waarachtig het rechte wil laten zegevieren dan helpt roepen en bekvechten niet, noch om je eigen gelijk te halen, noch om al je goede daden te verkondigen. Laat je dan raken door gekwetste rafelrandmensen. De Thora raadt aan om hen niet verder de dieperik in te duwen.
Met die richtingwijzers – met die inspirerende Thora – gaat Jezus op weg. Hij laat zich raken en gaat zorgzaam en alert met mensen op weg. Zijn nabijheid is helend.
Een oproep ook aan mij: Vertrek vanuit G-ds Liefde en luister in alle openheid naar de Geest, dan zal het rechte zegevieren ook langsheen mijn kromme menselijke wegen!
Mt.18,21 – 19,1 (11/08/2022)
Petrus kwam naar Jezus en vroeg: “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen om hem nog te vergeven? Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
Jezus antwoordde hem: “Niet tot zeven maal, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven maal!”
Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen] Omdat hij niets had om te betalen, beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had, verkocht zouden worden. Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” De heer werd ten diepste bewogen, liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
Maar toen die dienaar naar buiten ging, kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen] Hij greep hem bij de keel: “Betaal wat je me schuldig bent!” De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” Maar hij weigerde. Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren en waren zo diep geschokt dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden. Toen riep de heer hem bij zich en zei hem: “Inrotte dienaar, heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden omdat je mij dat gesmeekt hebt. Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?” En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”
Toen Jezus deze woorden had beëindigd, vertrok hij uit Galilea en kwam in het gebied van Judea aan de overkant van de Jordaan.
Vergeving: een mooi idee, maar wat als je zelf iets te vergeven hebt, is het dan nog zo vanzelfsprekend?
Vergeven en vergeven worden, het werkt helend – dat wéét ik – maar alleen als ook ik mijn gevoelens durf bloot te leggen, als ook ik me kwetsbaar opstel. Vergeven wordt dan ten diepste een relationeel gebeuren. Een gebeuren waardoor relaties hersteld worden en leven opnieuw mogelijk wordt (wat niet wil zeggen dat wat er gebeurd is, wordt weggevaagd).
Maar hoe vaak moeten we vergeven? Petrus vindt van zichzelf dat hij een ruime maat aanhoudt. Hij weet natuurlijk dat de rabbijnen drie tot vier keer wel voldoende vinden. Maar ja, hij kent Jezus een beetje, vandaar dat hij met een ruime marge rekening houdt. En dan komt Jezus met het verbluffende antwoord: zeventig maal zeven. Met andere woorden, een onbeperkt aantal, grenzeloos, onvoorwaardelijk, net als G-d. Ten diepste door ontferming bewogen, herstelt hij telkens weer de relatie – of reikt toch de kans hiertoe aan.
Hij schept Léven daar waar er geen meer was.
Hoever durf ik daarin mee te gaan?
Mt.22,1-14 (18/08/2022)
Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten] opnieuw een gelijkenis: “Het koninkrijk der hemelen is als een koning die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon. Hij
zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen. Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden: “Zeg tot de genodigden: Mijn maaltijd is bereid, mijn ossen en mestvee zijn geslacht, alles is bereid. Kom toch naar het bruiloftsfeest!” Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg, de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel. Nog anderen grepen de dienaren vast en mishandelden en doodde hen.
Toen de koning dit hoorde, ontstak hij in woede. Hij stuurde zijn troepen om die moordenaars om te brengen en hun stad in brand te steken. Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Het bruiloftsfeest was wel bereid, maar de genodigden zijn het niet waard geweest [/waren niet bereid]. Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!” De dienaren trokken nu naar die buitenwegen en verzamelden allen die ze er vonden, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.
Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten. Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest en vroeg hem: “Waarom ben je hier binnengekomen als je niet gekleed bent voor het feest?” Hij verstomde … Daarop zei de koning tegen zijn dienaren: “Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee en werp je hem eruit, in de buitenste duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
Want velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.”
We starten bij de eigen context waarin Jezus deze parabel vertelde. Hij heeft het over zijn eigen volk. Het zag zichzelf als ‘Gods volk’, dus de genodigden op het bruiloftsfeest van de koning. Maar volgens Jezus gaan ze dus niet in op de uitnodiging. Ze hebben allerlei ‘belangrijker dingen te doen’. Geen wonder dat ‘de koning’ kwaad wordt – dat is altijd een teken van verdriet! Uiteindelijk wordt het feest dus gegeven voor ánderen – die er echter ook niet zomaar kunnen aan deelnemen als ze ‘er niet op gekleed zijn’, zich er niet op hebben (voor)bereid.
Hoe staat het met het volk waartussen wij leven? We kunnen moeilijk zeggen dat Vlaanderen (of Nederland voor onze lezers daar) zo massaal kiest voor een ‘leven naar G-d toe’. Vraag is dan wat er met mezelf gebeurt: laat ik mij meeslepen door de ‘gangbare opinie’ (het is niet moeilijk daar ‘goede’ redenen voor te noemen), of durf ik ‘anders’ zijn? Durf ik het feestgewaad aantrekken zodat aan mij te zien wordt dat ik andere keuzes maak?