Verbonden Léven

Mt.22,34-40 (19/08/2022)

Maar toen de Farizeeën hoorden dat hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd, kwamen ze bijeen en één van hen, een wetgeleerde, ondervroeg hem: “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?”
Jezus antwoordde: “Je zult de heer je God daad-werkelijk liefhebben, met geheel je hart, met geheel je geest en met geheel je verstand. [Deut.6,5] Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: Je zult wie jou nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18] Aan deze twee geboden hangen geheel de wet en de profeten.”

Men vraagt Jezus naar het grootste gebod, en hij noemt uit de Joodse wet nummer 1 en nummer 2. Wat maakt zijn antwoord dan bijzonder? Volgens de Joodse wet komt nummer 2 ná nummer 1; Jezus stelt ze aan elkaar gelijk!
Dat kan een technisch detail lijken, maar strekt veel verder. Het is het antwoord waarom in het Christendom de naastenliefde zó belangrijk is. Alle godsdiensten hebben de naastenliefde hoog staan, maar in het Christendom staat ze helemaal bovenaan.
Dat is omdat wij geloven in een ‘geïncarneerde’ G-d. Dat is een duur woord om te zeggen dat G-d zelf méns wordt. We zien dat uitdrukkelijk en verregaand in Jezus, maar dat gebeurt telkens opnieuw in elke mens (in zekere zin zelfs ook in elk schepsel). G-d legt zijn eigen Geest in elke mens; hij wil daarin wonen, er zijn thuis maken; ermee in de wereld zijn.
Volgens Jezus is het dus ‘ipso facto’ zo dat wie een mens dient, G-ds dienst vervult. Sta er vandaag misschien eens uitdrukkelijk bij stil dat G-d in jóu woont, en dat hij daarlangs bij je naaste wil zijn …