Mc.3,20-21 (21/01/2023)
Hij ging naar huis en opnieuw kwam er zoveel volk samen dat ze geen kans hadden om te eten.
Toen zijn verwanten dit hoorden, gingen ze naar hem toe om hem mee te nemen, want men zei dat hij buiten zijn zinnen was.
Zie je wel dat het toch wel gek was wat Jezus deed! (Zie het commentaar van eergisteren, donderdag.) Altijd maar al dat volk dat om hem heen drong en ‘van allerlei kwalen genezen wilde worden door hem aan te raken’ … En nu blijkt het nog zo erg te worden dat hij niet eens kans had om fatsoenlijk te eten; of er de tijd niet voor nám … Dát kan zijn familie niet meer hebben! Niet uit kwaadwilligheid of onbegrip; wellicht eerder omgekeerd uit grote bezorgdheid en misschien zelfs weloverwogen belang dat hij toch voldoende sterk moest staan om dit werk te kunnen blíjven doen. Of was het toch om de goede naam van de familie te beschermen, want ‘men zei …’? Er werd dus al over geroddeld.
En Jezus – onze voorganger – …? Die trok er zich allemaal niets van aan en ging zijn weg – de weg die hij ‘moest’ gaan. Geen roddel, geen familiebanden, geen honger hield hem tegen om te doen wat zijn roeping was in deze wereld. Leefden wij maar in deze ‘vrijheid van geest’! Er zou veel volk komen luisteren wat we te vertellen hebben …
Mc.4,26-34 (27/01/2023)
Verder zei hij: “Zo is het koningschap van God: Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat op, nacht en dag, en het zaad ontkiemt en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. Want uit de in zichzelf aanwezige kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren. En wanneer de vruchten rijp zijn, slaat hij er onmiddellijk de sikkel in omdat de oogst is aangebroken.”
Verder zei hij: “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken? Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken? Het is als een mosterdzaadje: Wanneer het in de aarde wordt gezaaid, is het kleiner dan alle zaden op aarde, maar wanneer het is gezaaid, ontkiemt en groeit het en wordt groter dan alle tuingewassen en er komen grote takken aan zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”
Met vele zulke gelijkenissen verkondigde hij hun het woord, naarmate zij in staat waren het te horen. Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen, maar apart met zijn leerlingen, gaf hij hen van alles uitleg.
Het koningschap van God lijkt te gaan over een kracht die ín de wereld aanwezig is. Als je wilt weten hoe het gaat met die goddelijke kracht, kijk dan naar de natuur, zegt Jezus. De planten laten het zien. Ze groeien als het ware vanzelf. Geen enkele plant zal sneller groeien als wij het proces proberen te forceren of naar onze hand trachten te zetten. Neen! Het enige dat we te doen hebben is deze kracht de tijd en de ruimte gunnen die nodig is om tot ontplooiing te komen. Het is niet aan ons om het koningschap te maken. Het is er reeds. Het enige dat ons te doen staat is vertrouwen dat het zal uitgroeien, openbloeien.
Een ander beeld voor het koningschap van God is dat onopvallend mosterdzaadje. Zo klein en toch is alles wat nodig is om uit te groeien reeds in dat kleine zaadje aanwezig. Het koninkrijk is niets spectaculairs. Het is gewoon ‘inwezig’ en groeit steeds verder uit tot een prachtige plek om te vertoeven, een plek van Verbonden Léven, verbonden met elkaar en met alles om je heen.
Mc.6,1-6 (1/02/2023)
Jezus ging van daar [Kafarnaüm] weg en kwam in zijn vaderstad [Nazaret, ca. 40km van Kafarnaüm]. Zijn leerlingen volgden hem. Toen het sabbat werd begon hij te onderrichten in de plaats van samenkomst [synagoge].
Velen die het hoorden, stonden versteld: “Vanwaar heeft hij die dingen? Wat voor een wijsheid is er aan hem gegeven? En wat een machtige daden gebeuren er door zijn handen!? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? Wonen zijn zussen niet hier bij ons?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei tegen hen: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn vaderstad, bij zijn verwanten en in zijn huis.” En hij kon daar geen enkele machtige daad [wonder] doen, behalve dat hij enkele ziekelijken de handen oplegde en hen heelde. Hij verwonderde zich over hun niet-vertrouwen en trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderrichtte er.
Als ik dit voorval met Jezus leg naast wat ik vandaag zie gebeuren, roept het bij mij allerlei bevreemding op.
Hoe komt het dat wij iemand uit de eigen kring niet zo makkelijk vertrouwen als die een boodschap brengt, maar dat liever ‘van buitenaf’ horen – terwijl we tegelijk weer andere stekels opzetten tegenover vreemden? Ook hierin zijn we als de ‘wispelturige kinderen’ waar Jezus het elders over heeft.
Diezelfde vreemdheid is ook vast te stellen als wij dit ‘niet vertrouwen van wie dicht bij ons staat’ nóg dichterbij trekken, nl. naar onszelf! Als ik er niet op vertrouw dat ik – heel gewone mens met nog een hoop gebreken op de koop toe – toch ook krachten en talenten heb gekregen, dan zal ik niet veel wonderen kunnen doen! Als ik echter mijn krachten vrij laat stromen van hun bron – ‘de Vader’ – naar hun doel – ‘mijn broers en zussen’ – dan zullen er ‘machtige dingen’ gebeuren. En de kans is groot dat de eersten die dit zullen erkennen ‘enkele ziekelijken’ zullen zijn …
Mc.8,1-10 (11/02/2023)
In die dagen was er weer een grote menigte bij hem en zij hadden niets te eten. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: “Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste, want ze zijn al drie dagen bij mij en hebben niets te eten. Als ik hen zonder eten naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken, want sommigen zijn van ver gekomen.”
Zijn leerlingen antwoordden hem: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?” Hij vroeg hen: “Hoeveel broden heb je?” Ze zeiden: “Zeven.”
Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden en na gedankt te hebben [eucharistein], brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan de menigte. Ze hadden ook enkele visjes. Hij zegende die en zei ze ook voor te zetten.
Ze aten en werden volop gevoed. En toen ze de overblijvende stukken ophaalden, waren er zeven manden. Er waren ongeveer vierduizend mensen.
Toen stuurde hij hen weg. Onmiddellijk stapte hij in een boot, samen met zijn leerlingen, en ze kwamen in de streek van Dalmanuta.
Telkens weer laat Jezus zich raken door mensen. Wat aan hen gebeurt beroert hem tot in het diepst van zijn wezen. Hij kan niet anders dan in beweging komen. De vraag is: durven wij ons diep van binnen laten beroeren door wat aan mensen gebeurt? Je laten beroeren wil ook zeggen: je kwetsbaar opstellen. Maar misschien moet je dan wel vaststellen dat er niets kan gedaan worden en dan komt de onmacht: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?”
Jezus laat zich door de onmacht van de leerlingen niet uit z’n lood slaan. Hij vraagt om verder te kijken, voorbij wat níet mogelijk lijkt: “Hoeveel broden heb je?” Hij vertrouwt erop dat wat wél aanwezig is voldoende zal zijn. Hij dankt G-d, breekt en deelt. Zo raakt hij het hart van mensen en doet ook hen delen. Zo kunnen zij gesterkt weer verder gaan.
Mc.9,2-10 (06/08/2021)
Zes dagen later [na de eerste lijdensvoorspelling] nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee naar een hoge berg, geheel alleen. Daar werd hij voor hun ogen van gedaante veranderd. Zijn kleren werden glanzend, hel wit, zoals geen wolbewerker op aarde ze wit kan maken. Elia en Mozes verschenen aan hen; zij waren in gesprek met Jezus.
Petrus reageerde tegen Jezus: “Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten maken, één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia.” Want hij wist niet wat te zeggen; ze waren immers van vrees bevangen.
Nu overschaduwde hen een wolk en een stem uit de wolk zei: “Dit is mijn geliefde zoon, luister naar hem.”
Plots rondkijkend, zagen zij niemand meer bij zich dan alleen Jezus.
Toen zij van de berg afdaalden, gebood hij hun aan niemand te vertellen wat ze gezien hadden dan wanneer de mensenzoon zou zijn opgestaan uit de doden. Ze bewaarden deze woorden bij zichzelf, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat dat ‘opstaan uit de doden’ betekende.
Wat is daar nu eigenlijk gebeurd op die ‘hoge berg’? Geen evangelist die het duidelijk kan maken, net zoals het ‘stralende wit zoals geen wolbewerker wit kan maken’!
Heb jij zo geen ervaringen gehad? Iets waarvan je heel duidelijk weet: Dit heeft iets met mij gedaan, dit heeft iets belangrijks voor mij betekend, maar ik kan het met geen pen beschrijven.
Ja, zo’n ervaring komt wel eens op ons af, maar ze zijn geen alledaagsheid. Het zijn ‘top-ervaringen’ in alle betekenissen van dat woord.
En ze hoeven ook geen alledaagsheid te worden, want we dragen ze met ons mee, vaak het hele vervolg van ons leven door! Ook in die zin zijn ze ‘top-ervaring’: ze worden een soort scharnier; er is een leven ‘voor’ en ‘na’. En de diepe en brede betekenis ervan laat zich pas geleidelijk aan kennen.
Op het ogenblik van de ‘feiten’ begrepen de leerlingen amper iets van wat daar gebeurde, maar ze werden er wel door gesterkt om de moeilijke dagen van Jezus’ lijden en dood te door-staan, en er uit op te staan, getuigend van een levende God. – Tot dat getuigenis ook ons bereikt!
Misschien wordt ik vandaag wel uitgenodigd mee die berg op te gaan …
Mc.12,28b-34 (31/10/2021)
Er kwam een schriftgeleerde bij Jezus die hem vroeg: “Wat is de eerste wijzing [het eerste gebod] van alle wijzingen [geboden]?”
Jezus antwoordde hem:
“De eerste van alle wijzingen is:
Luister, Israël,
de Heer is onze God, de Heer is één.
Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben,
uit geheel je hart, uit geheel je geest,
uit geheel je verstand en uit geheel je kracht. [Deut.6,4-5]
Dit is de eerste wijzing.
De tweede, gelijke, is:
Je zult wie jou nabij komt
daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet.”
De schriftgeleerde zei hem nu: “Goed, meester, het is waar wat je zegt: God is één en er is geen ander behalve hem, en hem daad-werkelijk liefhebben uit geheel je hart, uit geheel je geest, uit geheel je verstand en uit geheel je kracht, en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf, dat is méér dan alle brandoffers en andere gaven.”
Jezus zag dat hij wijs had geantwoord en zei hem: “Je bent niet ver van het koningschap van God.” En niemand durfde hem nog een vraag stellen.
Luister! Dit is niet zomaar een aandachtstrekker of een uitnodiging om de oren te spitsen voor wat volgt. Neen, hiermee begint het eerste van alle geboden.
Luister (sjama)! In het Hebreeuws klinkt het als hemel (sjamaim). De Joden wisten het reeds en wij weten het ook: Luisteren is hemels, zowel voor jezelf als voor de ander.
Dus luister! Leg even alle rumoer in en rond jou stil en luister naar woorden die van elders komen. Stem je af op de stem van onze G-d en ga je medemens tegemoet met alle liefde die je in je hebt.
Luisteren en graag zien, daar draait het om, dat is de kern van de zaak (hemels!).
Dan doet de a/Ander er toe voor mij, dan raak ik écht op hem/haar betrokken. Dan kan ik niet anders meer dan geloven dat het samen-leven hier en nu anders kan (en ‘koninkrijk van G-d’ worden) en dat de sleutel daarvoor de Liefde is. En die begint met … te luisteren!