Verbonden Léven

Mc.16,15-18 (25/01/2023)

Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]: “Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping!
Wie in vertrouwen zal leven en ondergedompeld worden, die zal bevrijd worden; maar wie niet in vertrouwen zal leven, zal veroordeeld worden.
En dit zijn de tekenen die de vertrouwenden zullen vergezellen: Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven, ze zullen nieuwe talen spreken, ze zullen slangen vastnemen en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt, ze zullen zwakken de handen opleggen en ze zullen het goed stellen.”

Jezus spreekt zijn leerlingen nog een keer toe vooraleer hij ze naar de hele wereld zendt. Ze zullen hun eigen weg moeten gaan, met in hun rugzak het advies van hun leraar. Dit is een heel natuurlijk verloop in de ontwikkeling van mensen: groeien, met vallen en opstaan, op je eigen benen leren staan en dan afscheid nemen van het vertrouwde, de eigen verantwoordelijkheid ontdekken en op je nemen.
Ga!
Treed naar buiten, naar de periferie en waag je tussen de (rafelrand)mensen. Treed uit je vertrouwde omgeving en spreek. Getuig van wat je mocht ervaren.
Vertrouw!
Je hoeft niet bang te zijn: wie vertrouwt, wordt bevrijd en spreekt een nieuwe taal (de taal van de Liefde). Vertrouw en laat je onderdompelen in het Léven.
Het gaat echter niet vanzelf. Je zal moeten oefenen om vol vertrouwen uit jezelf en uit je eigen overtuigingen te treden. Het vraagt wat om uit jezelf naar de ander toe te gaan, en het goede te doen. Maar het zal je goed gaan!

Mc.5,1-20 (30/01/2023)

Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gadarenen. [Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods] Hij stapte uit de boot. Onmiddellijk kwam uit de grafspelonken iemand hem tegemoet: een mens met een nog niet gereinigde geest, die woonde tussen de graven. Zelfs met ketens was niemand meer bij machte hem te binden. Meerdere keren had men hem gebonden met voetboeien en ketens, maar de ketens trok hij uiteen en de boeien verbrijzelde hij. Niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. Altijd maar door, zowel ’s nachts als overdag, was hij in de bergen en tussen de graven en schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
Hij had Jezus al van ver gezien, rende op hem af en viel voor hem neer. Krijsend riep hij luid: “Wat is er tussen mij en jou, Jezus, zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je, kwel mij niet!” Want Jezus had tegen hem gezegd: “Ga weg uit deze mens, nog niet gereinigde geest.” En hij vroeg hem: “Hoe is je naam?” Hij antwoordde: “Legioen is mijn naam, omdat wij met velen zijn.” En hij smeekte hem met aandrang dat hij hen niet uit het gebied zou wegzenden.
Er was daar tegen de bergflanken een grote kudde varkens aan het grazen. Ze smeekten hem: “Stuur ons naar die varkens, dat wij daar onze intrek kunnen nemen.” Hij stond het hun toe, en onmiddellijk gingen de nog niet gereinigde geesten weg [uit de man] en trokken in in de varkens. De kudde – zo’n tweeduizend varkens – stortte zich vanaf de helling in het meer en ze verdronken.
Degenen die de varkens aan het hoeden waren, vluchtten en berichtten ervan in de stad en op de velden. Men trok er op uit om te zien wat er gebeurd was. Ze kwamen bij Jezus en zagen de man die bezeten was geweest door het legioen, gekleed zittend en bij zijn verstand. En zij werden bang. Zij die het gezien hadden, vertelden hun hoe het gebeurd was, met de bezetene en met de varkens. En zij smeekten Jezus uit hun gebied weg te gaan. Hij stapte in de boot.
De man die bezeten was geweest, smeekte hem om bij hem te mogen blijven. Jezus stond het hem niet toe, maar zei: “Ga naar huis, naar je familie en vrienden, en verkondig wat de Heer voor jou heeft gedaan en hoe hij zich over jou heeft ontfermd.” En hij vertrok en begon te verkondigen in Dekapolis. En allen verwonderden zich.

Het gebeurt dat een mens vast zit aan van alles en nog wat en de vrijheid niet vindt om voluit te leven. Een mens … onvrij, in de greep van de waanzin en daardoor buitenspel gezet, uit de maatschappij geweerd, onbegrepen en heel alleen wordt hij achtergelaten …
Tot iemand hem ziet omdat die iemand vérder ziet, voorbij dat wat de man vastzet. Iemand die durft te benoemen waar het om draait. Iemand die een naam geeft aan wat mensen in de greep houdt.
Op dat moment gebeurt er iets. Diep van binnen bij de man begint er een gevecht. In alle onmacht wordt er geworsteld, maar Jezus laat de man niet alleen. Hij laat het geploeter gebeuren maar blijft nabij! Hij blijft tot de mens volledig bevrijd is en weer volop kan gaan leven. Hij stuurt hem opnieuw de maatschappij in. Hij wil niet dat hij afhankelijk wordt. De man moet op eigen benen staan en wordt uitgedaagd om vrij en zelfstandig opnieuw het leven op te nemen. Het enige wat Jezus vraagt is dat er getuigd wordt van deze vrijheid en van wie ze gegeven heeft.

 

Mc.7,24-30 (9/02/2023)

Jezus vertrok van daar [Galilea] en ging naar het [niet-Joodse] grensgebied van Tyrus en Sidon. Hij trok er in een huis en wilde niet dat iemand het wist. Maar hij kon moeilijk verborgen blijven.
Een vrouw van wie het dochtertje last had van een nog niet gereinigde geest, kwam naar hem toe en viel aan zijn voeten neer. Die vrouw was een Helleense van Syro-Fenicische afkomst [dus niet-Joods, ‘heidens’]. Zij vroeg hem de demon uit haar dochter te verdrijven. Maar Jezus zei haar: “Laat eerst de kinderen [= Joden] verzadigd worden! Want het is niet goed het brood van de kinderen te nemen en dat naar de hondjes [= ‘heidenen’] te werpen.” Maar zij antwoordde hem: “Toch wel, Heer, want ook de hondjes eten onder de tafel van de kruimels van de kindjes!”
Nu zei Jezus haar: “Omwille van deze woorden: ga heen; de demon is uit je dochter weggegaan.” De vrouw ging naar huis en vond het kind in haar bed; de demon was weggegaan.

De vrouw laat zich door Jezus’ botte afwijzing niet omverblazen. Wie weet hoeveel vernederingen ze al heeft moeten doorstaan met een dochter die bezeten is van een onreine geest. Misschien is ze gehard omdat ze er ervaring mee heeft: met de afwijzing, met de vernedering. Ze laat zich in ieder geval niet breken onder het oordeel en ze claimt de kruimels. Zo groot is haar kracht. Zo krachtig is haar geloof. Zo wordt dit verhaal een bijzonder genezingsverhaal, nl. een verhaal waarin Jezus zelf genezen wordt – en wij met hem. Genezen van angst voor het vreemde en voor de vreemdeling. Genezen van huiver voor het onbekende en van de neiging het eigen geluk voor zichzelf te houden alsof het je bezit is. Het is een verhaal dat bevrijdt, omdat grenzen worden overschreden – letterlijk en figuurlijk. Omdat het vreemde, de vreemdeling, deelgenoot wordt. Omdat het mechanisme van de uitsluiting wordt ontmanteld.
Deze vrouw, de niet Jodin, doet het ons voor: zo krachtig geloven dat de reikwijdte van het haalbare vergroot wordt en grenzen verlegt.

Mc.1,29-39(12/01/2022)

Onmiddellijk daarna gingen zij naar buiten, weg uit de plaats van samenkomst, en gingen naar binnen in het huis van Simon en Andreas, samen met Jakobus en Johannes. Maar Simons schoonmoeder lag neer, gegrepen door koorts. Onmiddellijk spaken zij hem over haar. Hij ging naar haar toe, nam haar bij de hand en richtte haar op. Onmiddellijk verliet de koorts haar en zorgde zij voor hen. Toen de zon was ondergegaan en de sabbat ten einde, brachten ze hem al wie erg zwak was of bezeten. Heel Kafarnaum kwam samen bij de deur en hij heelde velen die erg zwak waren door allerlei lijden en wierp veel demonen naar buiten, maar hij liet niet toe dat de demonen van hem getuigden.
Heel vroeg in de morgen, toen het nog donker was, stond hij op en ging weg naar een eenzame plaats, om daar te bidden.
Simon en wie bij hem waren, gingen hem achterna. Toen ze hem gevonden hadden, zeiden ze tegen hem: “Iedereen zoekt je!” Hij antwoordde hen: “Laten we naar ergens anders gaan, naar de omliggende dorpen, zodat ik ook daar kan verkondigen. Dat is immers waarom ik op weg ben gegaan.” Zo ging hij verkondigen in de plaatsen van samenkomst [synagoge] in heel Galilea, en dreef demonen uit.

De gebeurtenissen volgen zich snel op: Na zijn onderricht in de synagoge gaat Jezus naar het huis van Simon, geneest er zijn schoonmoeder, en daaropvolgend ook een heel aantal andere zieken uit de stad.
Op dezelfde wijze eindigt ook dit stukje Evangelie: “Dat is immers waarom ik op weg ben gegaan. Zo ging hij verkondigen … en dreef demonen uit.”
Maar daar tussenin, tussen begin en einde, staat een kern waarzonder ‘de rand’ niet zou kunnen: Hij zocht een eenzame plaats op om te bidden …
Dat Jezus bij momenten een erg druk bestaan had, horen we vaak aan het vele volk dat hem opzoekt. En ze mógen – zo groot is zijn diepe bekommernis om en zijn betrokkenheid op de mensen. Minder opvallend maar even aanwezig is het feit dat Jezus zich zeer regelmatig in de stilte terugtrekt. Zijn grote betrokkenheid op mensen wordt immers enkel en alleen gevoed vanuit zijn grote betrokkenheid op G-d.
Het is een wijze, en Jezus-gelijkvormige, manier van leven als elk van onze dagen iets van beide zou in zich dragen.

Mc.3,1-6 (19/01/2022)

Jezus ging opnieuw de plaats van samenkomst [in Kafarnaüm] binnen.
Daar was iemand met een verdorde hand. Men hield hem in de gaten of hij op sabbat zou genezen, zodat ze hem konden aanklagen.
Hij zei tegen degene met de verdorde hand: “Sta op. Kom hier in het midden.” En tegen hen zei hij: “Wat moet men doen op sabbat: goed of kwaad, iemand bevrijden of doden?” Maar zij zwegen. Woedend keek hij rond, diep bedroefd om de verhardheid van hun hart, en hij zei tegen hem: “Strek je hand uit.” Hij strekte zijn hand uit en die herstelde helemaal.
De farizeeën gingen naar buiten en onmiddellijk beraadden ze met de herodianen hoe ze hem zouden kunnen ombrengen.

In de synagoge, de plaats van samenkomst, komen mensen aangewaaid van allerlei pluimage:
• Een man met een verdorde hand, niet van tel, vol verdriet
• Mensen vastgeroest in een systeem van regels en wetten
• Mensen wiens hart meer en meer verhard raakt
• …
En Jezus ziet ze allemaal, ieder met de eigen nood, ieder met z’n onmacht en onbegrip.
Hij voelt de onmacht bij zichzelf en bij de man met de verdorde hand. Hij voelt het verdriet omwille van de beperkingen en zegt: “Kom! Kom hier in het midden. Hier mag je mens zijn. Strek je hand maar uit.” De man gaat in op Jezus’ uitnodiging. Geheeld en bevrijd gaat hij zijn weg verder.
Enkele anderen hielden hem in de gaten. Ze zwijgen in alle talen maar ondertussen spreekt hun lichaamstaal boekdelen. Jezus wordt er kwaad (zelfs woedend) om, want zonder communicatie is er geen relatie mogelijk. De verhardheid van hun hart doet hem pijn.
Tegen hen zegt hij: “Kijk verder dan je eigen regels en wetten. Laat je raken door de mens tegenover je en doe dan wat moet gedaan.”
Ze weigeren de uitgestoken hand en verhard gaan ze verder, zinnend op wraak.

Mc.4,1-20 (26/01/2022)

Opnieuw begon Jezus onderricht te geven langs het meer. Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem, dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten, op het meer, terwijl de menigte op het land langs het meer bleef. Hij onderrichtte vaak in gelijkenissen. Nu zei hij in zijn onderricht tegen hen:
“Luister! Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien. En het gebeurt, tijdens het zaaien, dat een deel op de weg viel. De vogels kwamen en aten het op. Een ander deel viel op steenachtige grond waar het niet veel aarde had. Onmiddellijk kwam het op, omdat het niet veel diepte had, maar toen de zon opkwam, verschroeide het, omdat het geen wortel had. Een ander deel viel tussen de dorens. Die kwamen op en verstikten het, zodat het geen vrucht gaf. Een ander deel viel in goede aarde. Opkomend en groeiend, gaf het vrucht, deels dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig.”
En hij besloot: “Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”

Maar toen hij alleen was, stelden zij die samen met de twaalf bij hem waren, hem vragen over de gelijkenissen. Hij zei hen: “Aan jullie is het gegeven het geheimenis van het koningschap van God te kennen, maar voor wie buiten staat, gebeurt dit in gelijkenissen. opdat [vervuld zou worden wat geschreven staat, dat] zij kijken, maar niet zien, en horen, maar niet begrijpen, opdat zij zich niet hoeven te bekeren en hun zonden vergeven worden.” [Jes.6,9-10]
Verder zei hij tegen hen: “Als jullie de kunst niet verstaan van deze gelijkenis, hoe zul je dan alle gelijkenissen vatten? De zaaier zaait het woord. Sommigen zijn als [het zaad dat] op de weg [valt]: Het woord wordt wel gezaaid, maar wanneer zij het gehoord hebben, komt onmiddellijk de tegenstander [satan] en neemt het woord weg dat in hen is gezaaid. Anderen zijn als [het zaad dat] op steenachtige grond [is gezaaid]: Wanneer zij het woord horen, nemen zij het onmiddellijk in vreugde aan, maar zij hebben geen wortel – het zijn mensen van het moment. Wanneer er vervolgens omwille van het woord verdrukking of vervolging komt, struikelen ze onmiddellijk. Anderen zijn als [het zaad dat] tussen de dorens [is gezaaid]: Zij horen het woord, maar de zorgen van deze wereld, de begoocheling van de rijkdom en de begeerte naar allerlei zaken dringen binnen en verstikken het woord en het blijft vruchteloos. Anderen zijn als [het zaad dat] in de goede aarde [valt]: Zij horen het woord en verwelkomen het. Zij dragen vrucht, soms dertig-, soms zestig-, soms honderdvoudig.

Veronderstel (Je kunt het nu volgende commentaar simpel verwerpen door te zeggen dat het een veronderstelling is, maar eigenlijk bedoel ik dat élke Christen, net zoals Jezus, iets te vertellen heeft.) Veronderstel dus dat ik meen iets zinvols te vertellen te hebben en de mensen dat wil leren.
Wáár zou ik dat dan doen? Wellicht aan een universiteit, of toch minstens een school of een zaal met enige allure (en een goede versterkingsinstallatie). En hóe zou ik dat doen? Wellicht met een stevig uitgewerkte theorie, schema’s, inventieve woorden (véél woorden 😉).
En Jezus?, naar wij zeggen toch ons grote voorbeeld? Die wandelt gewoon langs het meer, dat is de plaats waar mensen gewoon met hun werk bezig zijn: aan de ene kant (letterlijk) boeren, aan de andere kant vissers, en al wat daar tussen zit aan handelaars én tollenaars. En hij vertelt verhaaltjes, met beelden puur uit het leven gegrepen.
Als ik vandaag leerling van Jezus wil zijn, moet ik gewoon op de plek waar ik vandaag kom, bij de mensen die ik vandaag ontmoet, verhaaltjes vertellen, vanuit het leven, voor het Léven.