Mc.12,28b-34 (17/03/2023)
Er kwam een schriftgeleerde bij hem die vroeg: “Wat is de eerste wijzing [het voornaamste gebod] van alle wijzingen [geboden]?”
Jezus antwoordde hem: “De eerste van alle wijzingen is:
Luister, Israël,
de Heer is onze God, de Heer is één.
Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben, uit geheel je hart, uit geheel je geest, uit geheel je verstand en uit geheel je kracht. [Deut.6,4-5]
Dit is de eerste wijzing.
De tweede, gelijke, is:
Je zult wie jou nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet.”
De schriftgeleerde zei hem nu: “Goed, meester, het is waar wat je zegt: God is één en er is geen ander behalve hem, en hem daad-werkelijk liefhebben uit geheel je hart, uit geheel je geest, uit geheel je verstand en uit geheel je kracht, en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf, dat is méér dan alle brandoffers en andere gaven.”
Jezus zag dat hij wijs had geantwoord en zei hem: “Je bent niet ver van het koningschap van God.” En niemand durfde hem nog een vraag stellen.
Jezus heeft het uit de Joodse Schrift, maar hij haalt het sterk naar voor: onze relatie met mede-mensen heeft alles van doen met onze relatie met G-d, en omgekeerd. Je zou ook kunnen zeggen: Godsdienst is mensendienst, en omgekeerd, maar dan wel met de nadruk op díenst. Uit de kwaliteit van het één, zul je de kwaliteit van het ander kunnen afleiden. Het doet er dus ook niet zoveel toe aan welk van beide kanten je begint. Wie één ‘kant’ serieus neemt en teneinde toe gaat, zal aan de andere ‘kant’ uitkomen! (Op onze dagen, waar G-d wel eens ‘vergeten’ wordt, mag ons dat enigszins geruststellen. Wél mogen we mensen uitnodigen/uitdagen vér te gaan in hun mens-dienst.)
Er is echter ook nog de vaak veronachtzaamde tussenschakel, die ik zelf ben! Heel deze dynamische beweging tussen G-d en mede-mens verloopt over de relatie met mezelf! Let wel, Jezus roept hier uiteraard niet op tot egotripperij – dat doen mensen uit zichzelf al genoeg! Die ‘tussenpositie’ gaat er net om dat ik mij helemaal omringd mag weten, door G-d en mede-mens, als graag geziene!
Mc.10,28-31 (30/05/2023)
28 Petrus ging daarop in
[op Jezus’ uitspraken over de rijke jonge man]
en zei tegen Jezus:
“Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
en wíj zíjn je gevolgd …”
29 Jezus antwoordde:
“Amen, ik zeg jullie:
Er is niemand die zijn huis heeft losgelaten,
of zijn broers of zussen,
of zijn vader of moeder,
of zijn vrouw en kinderen,
of zijn akkers,
omwille van mij en de bevrijdende boodschap [Euangelion],
30 die niet, nu in deze tijd,
honderdvoudig huizen ontvangt,
en broers en zussen,
en moeders en kinderen,
en akkers,
– zij het mét vervolgingen –
en in de nieuwe tijd het volle leven.
31 Maar vele eersten zullen laatsten zijn
en de laatsten de eersten!”
Na 2de Pinksterdag is de Paastijd voorbij en hernemen we de ‘gewone tijd door het jaar’ (de liturgische kleur wordt weer groen ipv wit). We vallen een beetje plomp binnen in de lopende lezing van het Marcusevangelie. Na de verheven taal van Johannes wordt het hier opnieuw bloednuchter en concreet.
Petrus boogt op het feit dat zij als apostel toch maar alles achtergelaten hebben – wat een hele prestatie was in vergelijking met ‘de rijke jongeling’. Jezus ontkent het niet. Integendeel, hij bevestigt en versterkt dat nog: wie loslaat, ontvangt! Heb je zelf nog nooit de waarheid hiervan ondervonden? Probeer maar: wie echt zijn eigen ikje en zijn eigen beslommeringen aan de kant zet, ontvangt een meervoud aan anderen, ja zelfs ook aan goederen!
Jezus geeft er echter wel twee waarschuwingen bij: 1° het zal niet gaan zonder ‘vervolgingen’, moeilijkheden en tegenkantingen van allerlei slag, en 2° denk niet te snel dat je door zo te handelen ook automatisch ‘de eerste’ bent; ook dat menselijke verlangen moeten we loslaten …
Mc.9,30-37 (19/ 09/2021)
Ze gingen van daar weg en trokken door Galilea. Hij wilde niet dat iemand het wist, want hij onderrichtte zijn leerlingen. Hij zei hen:
“De mensenzoon wordt uitgeleverd in de handen van de mensen, en ze zullen hem doden en na drie dagen zal hij opstaan.”
Zij begrepen dat woord echter niet, maar schrikten ervoor terug hem ernaar te vragen.
Ze kwamen in Kafarnaüm. Thuis gekomen, vroeg hij hun: “Waarover ging jullie gesprek onderweg?” Maar ze bleven zwijgen, want ze hadden het erover gehad wie de grootste was.
Hij ging zitten en riep de twaalf. Hij zei hen:
“Als iemand wil de eerste zijn, zal hij van allen de laatste zijn en van allen een dienstknecht.”
Hij nam een kind op en zette het in hun midden. Hij omarmde het en zei:
Wie in mijn naam één van zulke kinderen bij/in zich opneemt, neemt mij op, en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar wie mij gezonden heeft.”
Als Jezus een kind in het midden zet, is dat omwille van één heel specifieke eigenschap: nl. de pretentieloze ontvankelijkheid van een kind. Daar kunnen volwassenen veel van leren. Een kind kent die pretentie niet waarmee wij, volwassenen, toch dikwijls menen onze persoonlijkheid te moeten bevestigen en zo in concurrentie komen te staan met anderen. Een kind leeft niet van concurrentie maar van verbondenheid met anderen. De vanzelfsprekende kleinheid van een kind maakt hen tegelijk ontvankelijk voor het grootse. G-ds grootheid laat zich juist zien in de Lévenskracht van het kleine, het onaanzienljke.
Het mooie is … dat ‘iedereen’ het kan ’leven in kleinheid’. Je hebt er geen universitair diploma voor nodig, je hoeft niet in staat te zijn om werkwoorden en onderwerpen te doen overeenstemmen en je hoeft ervoor niet fysisch sterk te zijn. Je hebt alleen een hart nodig dat aangeraakt is door de genade, door de liefde en dan de nodige moed om van daaruit te leven.
Mc.1,40-45 (13/01/2022)
Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!” En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”
Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend: “Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
Wonderlijke genezingen, we hebben er een nogal dubbel gevoel bij. Enerzijds vinden we het natuurlijk wel fantastisch en zouden niet liever hebben dan dat ze nog gebeuren (en wel liefst nog aan mezelf). Anderzijds trekken we er onze schouders wat voor op en denken stilletjes dat dat alleen iets is ‘uit de tijd dat ze nog niet beter wisten’.
Maar ik daag je uit: raak eens een onaanraakbare aan. Beide wel in de sterke zin: geen toevallige of angstvallige aanraking, maar een bewust en liefdevol gewilde aanraking van iemand van wie iedereen vindt dat hij vuil, vies, besmettelijk, … is of een verwrongen lichaam heeft. – En je zult zien dat er wonderen gebeuren!
Eigenlijk is de vraag dus niet of er wonderen kúnnen gebeuren, maar of wij het echt wíllen. Zijn wij ‘volgeling genoeg’ om mét Jezus daad-werkelijk te wíllen dat iemand heel wordt en daar onze handen aan ‘vuil’ te maken? “Als je vertrouwen maar zo groot was als een mosterdzaadje, zou je tot deze boom zeggen: ruk je uit en plant je in zee,” zei Jezus (Mt.17,20).
Mc.3,7-12(20/01/2022)
Jezus en zijn leerlingen trokken zich terug naar het meer. Een grote menigte volgde hem, vanuit Galilea, Judea, Jeruzalem, Idumea; en van over de Jordaan en rond Tyrus en Sidon. Heel velen die hoorden wat hij allemaal deed, kwamen naar hem.
Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze een bootje in de buurt moesten houden opdat ze hem niet zouden verdringen. Want hij genas velen, zodat al wie een of andere kwaal had op hem aandrong om hem aan te raken. En toen de nog niet gereinigde geesten hem zagen, vielen zij voor hem neer en krijsten: “Jij bent de zoon van God!” Maar hij snauwde hen met kracht af dat ze hem niet bekend mochten maken.
Daar waar Jezus langskomt, gebeurt er heel wat. Zijn passage gaat nooit ongemerkt voorbij en dat is geweten. En masse komen ze naar hem toe met het verlangen om geheeld te worden, aangeraakt.
Wie mag jou aanraken en heel maken? Wat als iemand je vertelt dat niet de wetenschap maar G-d hem gered heeft? Zouden we dat geloven en naar Hem toegaan of zouden wij onze bedenkingen hebben en even meewarig glimlachen?
En toch is het waar: je laten raken door G-d – door de Liefde – doet Léven, geeft leven in overvloed. Het enige wat je moet weten is dat je hem niet zal vinden op podia, in de media of op facebook. Je zal voorbij de macht van elk voor zich moeten gaan naar de A/ander toe. Daar, in alle kwetsbaarheid zal je Hem herkennen.
Mc.4,21-25 (27/01/2022)
Ook zei hij tegen hen:
“Men brengt toch geen lamp om haar onder een korenmaat [emmer] te zetten of onder een bed? Zal zij niet op een staander worden gezet?
Want niets is verborgen dat niet zichtbaar zal worden; niets is geheim dat niet openbaar zal worden.
Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
Verder zei hij: “Let op wat je hoort!
Met de maat waarmee je meet, zal ook voor jou gemeten worden – en zelfs nog daar bovenop.
Want wie [de houding van de leerling] heeft,
hem zal [de kennis van Gods koningschap] gegeven worden.
En wie niet [de houding van de leerling] heeft,
hem zal zelfs nog ontnomen worden
wat hij dacht [aan kennis over Gods koningschap] te hebben.
Vier afzonderlijke spreuken. (De ‘want’ in v.22 en 25 geeft een inhoudelijke verbinding aan, maar geen oorzakelijke.) Blijf even rustig hangen bij elk van de vier. Stuk voor stuk helemaal niet moeilijk te begrijpen; integendeel, bijna vanzelfsprekend. – Je reageert zoiets als ‘ja natuurlijk’.
Kan het zijn dat wijsheid zo eenvoudig is?
Alle wijsheidstradities lijken hun ‘leer’ eerder in eenvoudige spreuken te vatten dan in lange geleerde teksten. Wijsheid en eenvoud lijken dicht in elkaars buurt te komen.
Maar hoe ‘eenvoudig’ eenvoud ook is, ze houdt ook in:
Stop niet weg wat je te bieden hebt aan de wereld. Doe wat je moet doen, zeg wat je moet zeggen. (Spr.1)
Zorg dat je zo leeft dat alles openbaar zou mogen zijn. Laat geen tegenstelling bestaan tussen je ‘private’ en ‘publieke’ leven. (Spr.2)
Wees even soepel en mild in de beoordeling van anderen als je dat bent voor je eigen gedrag. (Spr.3)
Eenvoud is de houding van de leerling, die luistert, ontvangt, en daardoor ‘in kennis geraakt met’ G-d. (Spr.4)