Verbonden Léven

Mc.7,14-23 (8/02/2023)

Toen hij de menigte weer bij zich had geroepen [na een onderhoud met de farizeeën (v.1-13)], zei hij tegen hen: “Luister allen naar mij, en kom tot begrip! Niets wat van buitenaf de mens binnenkomt kan hem ontwijden, maar wat van binnenuit de mens buitengaat, dat kan hem ontwijden. Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
Toen hij van de menigte thuis was gekomen, vroegen zijn leerlingen hem naar die gelijkenis. Hij zei tegen hen: “Zijn jullie ook zo onbegrijpend? Weet je niet dat al wat van buitenaf de mens binnenkomt, hem niet kan verontreinigen? Want het gaat niet binnen in zijn hart, maar in zijn buik en gaat dan weer naar buiten, alle voedsel reinigend. Maar wat van uit de mens naar buiten komt, dat ontwijdt hem. Want uit het hart van de mensen komen kwade gedachten naar buiten: ontucht, diefstal, moord, overspel, hebzucht, boosaardigheid, bedrog, losbandigheid, een kwaad oog [afgunst], laster, hoogmoed, verdwaasdheid. Al deze slechte dingen gaan van binnen naar buiten en zíj ontwijden de mens.”

Jezus roept de menigte opnieuw samen. Hij wil hen doen inzien dat wat van buiten komt (voedsel) niets van doen heeft met gewijd (G-dgericht) leven. G-dgericht leven vertrekt van binnen-uit, vanuit het hart (het meest wezenlijke). Voor de Bijbelse mens – en dus ook voor Jezus – is het hart immers het oriëntatiepunt van al wat hij zegt en doet. Daar vertrekt wat hij naar buiten toe laat zien, hoe hij leeft.
Het valt Jezus bitter tegen dat zelfs zijn leerlingen dit nog niet begrepen hebben. Het is je hart, je relatie met G-d, waar het om draait. Doorheen je doen en laten komt immers tot uiting wat er reëel aan jouw binnenkant leeft. Als je hart afgestemd is op G-d, dan zal je binnen- en buitenkant in harmonie zijn. Hij maakt z’n leerlingen er attent op, dat het de eigen dwaze gedachten zijn die ontwijden en níet de dingen die van buiten af komen.
Een straffe uitnodiging dus om eerlijk naar onszelf te kijken en te onderscheiden of ons doen en laten al dan niet vertrekt vanuit een levensechte verbondenheid met G-d.