Verbonden Léven

Mc. 4,35-41 (28/01/2023)

Op diezelfde dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: “Laten we naar de overkant van het meer gaan.” Ze lieten de menigte gaan en namen hem mee, zoals hij in de boot zat. Ook andere bootjes waren bij hem.
Er stak een hevige stormwind op en de golven stortten zich op de boot, zodat die al vol liep. Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: “Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?” Nu wakker geworden, strafte hij de wind af en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!” En de wind bedaarde en er ontstond een grote stilte.
Hij zei tegen hen: “Waarom zijn jullie zo bang? Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?”
Zij echter werden erg bevreesd en zeiden tegen elkaar: “Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”

Vandaag horen we hoe Jezus de daad bij het woord voegt. Wat hij gisteren vertelde in de vorm van een parabel – de zaaier mag erop vertrouwen dat het graan opschiet terwijl hij slaapt – brengt hij nu zelf tot uitvoer. Vol vertrouwen laat hij zich – na een lange, intense werkdag – door zijn leerlingen meenemen in hun boot. In vertrouwen legt hij zich te slapen neer.
Tot er storm opsteekt en het lijkt – voor de leerlingen althans – alsof hij niet geïnteresseerd is in wat er hen overkomt. Het voelt alsof het hem niet kan raken dat zij dreigen te vergaan. Nochtans is het dat waar hij wakker van wordt. Hij voelt hun onmacht om te kunnen vertrouwen. Dat maakt hem pas écht bezorgd. Hoe kan hij dit nog meer voorleven om hen mee te nemen in dat vertrouwen?
Zonder al te veel gedoe legt hij de storm het zwijgen op.
Het werd stil …
Een stilte die hen vrees inboezemt.
Durven wij het aan om die stilte in te gaan?