Verbonden Léven

Lc.9,18-22 (23/09/2022)

Op zekere dag was Jezus aan het bidden op een eenzame plek. Zijn leerlingen waren bij hem en hij vroeg hun: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Zij antwoordden: “Johannes de doper, anderen Elia, en nog anderen dat een van de vroegere profeten is opgestaan.”
“Maar jullie, vroeg Jezus, wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus antwoordde: “De gezalfde [christos / messiah] van God!” Maar hij drukte hen met klem op het hart dit aan niemand te zeggen. “Eerst zal de mensenzoon veel moeten lijden en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen en gedood moeten worden en op de derde dag opgewekt zijn.”

Stel dat Jezus die vraag aan mij zou stellen: “Wie zeg jij dat ik ben?” Vermoedelijk zou mijn antwoord iets zijn in de richting van … dat ik het niet weet en dat ik het waarschijnlijk ook nooit echt zal weten en dat ik dat zelfs helemaal niet erg vind.
Niet weten geeft mij immers zoveel meer levensruimte. Het zorgt ervoor dat onverwacht nieuwe aspecten van de a/Ander aan het licht kunnen komen. Het voert mij binnen in een wereld van niet-weten en niet-verbeelden, in een wereld van aanwezigheid en nabijheid zonder vast te houden (zoals Jezus bij het lege graf zei tot Maria van Magdalena). Er is immers een andere nabijheid dan diegene waaraan wij mensen spontaan denken, nl. een stille, onuitsprekelijke nabijheid voorbij, of liever voorafgaand aan, alle woorden. Al levend in die nabijheid, groeit er een verwantschap zonder te grijpen of te begrijpen. Zo is het dat ik Jezus zou willen benoemen: een fascinerend Mysterie, een geheimvolle nabijheid die mij oproept om zo ook voor elkaar te zijn.