Verbonden Léven

Lc.8,1-3 (22/09/2023)

     Daaropvolgend trok Jezus een tijdlang langs stad en dorp.
       Hij predikte en bracht het Goede Nieuws van het koningschap van God.
       De twaalf waren bij hem
     en ook enkele vrouwen die geheeld waren van boze geesten en ziekten,
       waaronder Maria van Magdala, uit wie zeven demonen waren weggegaan.
     Ook Johanna, de vrouw van Herodes’ zaakvoerder Chuzas,
       Suzanna en vele andere vrouwen
       zorgden voor hen met wat zij hadden.

Er bestaat een joods verhaal over een mislukte uittocht uit Egypte. Daarin trekken de mannen van de stam Efraïm alleen weg. Vrouwen en kinderen, ouderen en zwakkeren zouden de boel alleen maar vertragen, zeggen ze. Ze nemen alleen geld mee, daarmee denken ze onderweg al het nodige te kopen. Hun gebeente is volgens het verhaal later in de woestijn gevonden.
Tegen deze menselijke logica in verkondigde Jezus een heel ‘andere logica’, nl. die van de belangeloze goedheid. De beste manier om deze ‘andere logica’ te leren is daadwerkelijk samen op weg gaan met mensen die niets terug kunnen geven, behalve wie ze zijn. Dat is wat Jezus constant doet. Hij knoopt vriendschappen aan met vrouwen en rafelrandmensen. Hij bevrijdt ze van wat hen bezet houdt. Hij deelt hun pijn en reikt hen een hoopvol toekomstperspectief aan. Hij wist dat je zo’n werk best niet alleen verricht en zocht twaalf mannen om met hem mee te gaan. Samen – mannen, vrouwen en rafelrandmensen – getuigden zij (en met hen ook nu nog vele anderen) van een goddelijke Liefde en van dat leven-gevende Goede Nieuws!

Lc.1,57-66.80 (24/06/2023)

57     Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling
       en zij bracht een zoon ter wereld.
58    De omwonenden en haar verwanten hoorden
       dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond
       en zij verheugden zich, samen met haar.
59    Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden
       en noemden het naar zijn vader Zacharias.
60    Maar zijn moeder zei:
       “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
61    Ze antwoordden haar:
       “Maar er is niemand in jouw familie
       die deze naam draagt.”
62    Ze wenkten nu zijn vader,
       hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
63    Hij vroeg een schrijfplankje en schreef:
       “Johannes is zijn naam!”
       En allen verwonderden zich.
64    Onmiddellijk kon hij weer spreken
       en hij zegende God.
65    Huiver overkwam alle omwonenden
       en in heel het bergland van Judea werd dit besproken.
66    Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
       “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”,
       want de hand van de Heer was met hem.

80    Het jongetje groeide op
       en werd gesterkt in de geest.
       Hij verbleef op eenzame plaatsen
       tot de dag dat hij zich aan Israël bekend maakte.

Allerlei ongewone gebeurtenissen, rondom de geboorte van een heel gewoon jongetje. “Wat zal er toch van dit jongetje worden”, vragen de betrokken omstaanders zich af? Kan het zijn dat G-d zich de doodgewone mens aantrekt? Maakt hij ‘kleine mensen groot’?
Het ‘Oude Verbond’ wist er al van. Eigenlijk was het geen nieuwigheid. Maar Elisabet en Zacharias mochten het aan den lijve ervaren. En dat was nodig om Maria te ‘overtuigen’, en zij op haar beurt verkondigt het voluit met ‘de vrucht van haar schoot’ en in haar ‘magnificat’.
Ja, G-d ziet de kleinheid van de mens, hij hoort z’n zuchten en twijfel. En hij gaat met hen mee …
Johannes is niet ‘plots’ een volwassen ‘Doper’; nee, het jongetje moet nog groeien en gesterkt worden – alles op ‘zíjn’ tijd. De transformatie van klein naar groot duurt wel even – een mensenleven tijd! Wat blijkbaar nodig is, is dat hij die tijd néémt en uitdrukkelijk neemt door ‘op eenzame plaatsen’ te verblijven, zodat G-d óók mag ‘groeien’ in zijn leven.

Lc.6,39-42 (15/09/2023)

39     Hij vertelde hen nu een gelijkenis:
       “Een blinde kan toch niet een blinde op weg leiden?
       Zullen beide dan niet in een put vallen?
40    Een leerling staat niet boven zijn leermeester.
       Maar als hij volgroeid zal zijn,
       zal hij zijn zoals zijn leermeester.
41    Maar wat kijk je naar de splinter
       in het oog van je broer
       als je de balk in je eigen oog niet opmerkt?
42    Of kun je tegen je broer zeggen:
       ‘Broer, laat me de splinter uit je oog weghalen’,
       als je de balk in je eigen oog niet ziet?
       Ondermaatse oordelaar! [hypocritès]
       Haal eerst de balk uit je eigen oog,
       dan [pas] zul je doorzicht hebben
       om de splinter uit het oog van je broer te halen.”

De ‘simpele’ vraag bij het Evangelie van vandaag, zou kunnen zijn: door wie laat ik mij leiden en wat voor een leider ben ik voor anderen? Het klinkt simpel, maar het heeft erg verstrekkende gevolgen. Als wij Jezus met enige diepte willen volgen, hebben wij in beide richtingen een verantwoordelijkheid.
Wie of wat laat ik richting geven aan mijn leven? Door mensen met een heldere kijk op het leven of door (andere) meelopers? Het lijdt geen twijfel dat ons christen-zijn zich vandaag veel te veel laat meeslepen door de tendensen van de maatschappij, waardoor we ‘de balk in eigen oog’ niet zien.
En hoe ga ik om met de mensen rondom mij? Ben ik kritisch (= onderscheidend) genoeg om hen niet per se míjn weg op te leggen, maar hen te helpen hún weg te gaan? Is mijn omgang met hen bevrijdend, of net eerder verknechtend?
Jezus hoopt dat wij met een ‘scherp oog’ in het leven staan, helder onderscheidend waar het éigenlijk op aan komt in ons samen-leven.

Lc.7,31-35 (20/09/2023)

31    Jezus zei:
       “Waarmee zal ik deze generatie vergelijken?
       Waar lijken ze op?
32    Ze zijn als kinderen die op de markt zitten
       en elkaar toeroepen:
       ‘Wij spelen voor jullie op de fluit, maar je danst niet.
       Wij zingen voor jullie een klaaglied,
       maar je weent niet!’
33    Zie je?
       Johannes de Doper is gekomen,
       hij eet geen brood en drinkt geen wijn,
       en jullie zeggen: ‘Hij is van een demon bezeten.’
34    De mensenzoon is gekomen,
       hij eet en drinkt wel,
       en jullie zeggen: ‘Kijk eens naar die vreter en zuiper,
       die vriend van tollenaars en zondaars.’
35    Wijsheid wordt als waar erkend
       door allen die haar kinderen zijn.”

Waarmee zou Jezus de mensen van onze tijd vergelijken? Hoe zou hij ons omschrijven? Eigenlijk maakt dat niet zoveel uit, het is immers de opdracht van élke generatie om steeds opnieuw te bepalen welk spel er gespeeld wordt. En welk spel spelen wij? Spelen we het spel van de wispelturige kinderen, waar egocentrisme en het eigen (en enig zaligmakende) perspectief het spel bepalen? In dat spel zullen zij die door G-d gezonden worden steeds de spelbrekers zijn of ze nu een klaaglied zingen of op de fluit spelen.
Of spelen we het spel van ‘de kinderen van de wijsheid’ en mag ‘waarheid’ ons spel bepalen? Deze waarheid komt van elders, van de a/Ander en breekt het eigen perspectief open. Ze zet je in beweging, doet je mee-spelen, mee-leven. Deze waarheid is te vinden in Johannes’ boodschap (hij die niet eet, niet drinkt en vast) én in die van Jezus (hij die wel eet en drinkt en iedereen laat mee-feesten). Beiden zijn zo anders en toch nodigen zij ons uit, ieder op zijn manier, tot het heilige spel van Verbonden Léven!

Lc.1,39-56 (15/08/2021)

Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea. Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet. Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest. Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
Vanwaar valt mij dit toe
dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd
zal vervulling vinden.”

En Maria zong het uit:
“Mijn ziel maak groot de Heer,
uitbundig blij is mijn geest om God, mijn bevrijder,
want hij heeft omgezien
naar de kleinheid van zijn dienares.
Kijk! Vanaf nu zullen alle generaties mij gezegend noemen.
Want hij die geestkrachtig is,
deed grote dingen aan mij.
Heilig is zijn Naam!
Zijn barmhartigheid duurt over alle generaties
voor wie hem vreest.
Hij toont machtige daden
en slaat hoogmoedigen van hart uiteen;
machthebbers haalt hij neer van hun troon
en kleinen maakt hij groot;
hongerigen vervult hij met goede gaven
en rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich Israël, zijn dienaar, aan,
her-innerend zijn tederheid
– zoals hij het gezegd had tegen onze vaders –
voor Abraham en voor alle generaties, tot in eeuwigheid.”
Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar
en keerde dan naar huis terug.


We komen dit stuk Evangelie nogal eens tegen in de loop van een jaar! Er staan dan ook meerder Maria-feesten op de kalender, terwijl er eigenlijk niet zoveel passages over Maria in de Bijbel staan. Als men dan déze passage telkens aanhaalt, wil dat wel zeggen dat het een bijzonder rijke is, waarin heel Maria’s levensdiepte in vervat ligt!
Elisabet, zelf vervuld van heilige geest, wijst het beknopt, maar zeer raak aan: “Gezegend ben jij! Gezegend ben jij omdat je vertrouwde!”
En Maria, door diezelfde geest bewogen, al haar hele leven lang, zingt het nu lang en breed uit: “God is groot! Híj is het die alles omkeert, toekeert naar zijn wezen!” Wat ze in haar eigen concrete leven had zien gebeuren, herkent ze ook in hoe het met ‘de mensheid’ gaat (of is het omgekeerd?).
Het feest van Maria ten hemelopneming gaat erom dat zó leven in vertrouwen grenzeloos is. Net zoals de maatschappelijke afgrenzingen voor G-d geen grens zijn, is ook het fysieke leven van de mens dat niet voor hem.
In het ‘fiat’ – het gebeure maar – van Maria gaat zij ons voor in dát vertrouwen.

 

Lc.1,67-80 (24/12/2021)

Johannes’ vader Zacharias werd vervuld van heilige geest en sprak profetisch uit:
“Gezegend de Heer, de God van Israël,
want hij heeft daad-werkelijk omgezien naar zijn volk
en het verlossing bereid.
Hij heeft voor ons een bevrijdende kracht gewekt
uit het huis van David, zijn Dienaar,
zoals hij het van oudsher had gezegd
bij monde van zijn heilige profeten:
Bevrijding van onze weerstrevers
en uit de handen van al wie ons haten
– en zo tederheid te tonen over onze vaders
en indachtig te zijn zijn heilig verbond,
de eed die hij aan Abraham had gezworen –
zodat wij onbevreesd hem zouden dienen,
gered uit de handen van onze weerstrevers,
in heiligheid en integriteit voor zijn aangezicht,
al de dagen van ons leven.
En ook jij, jongetje,
zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd.
Want je zult voor de Heer uitgaan
om zijn wegen te bereiden;
om zijn volk bekend te maken met zijn bevrijding
in de vergeving van hun zonden,
door de innige tederheid van onze God
waarmee hij daad-werkelijk naar ons heeft omgezien
– stralend licht uit den hoge,
dat verschijnen zal
aan al wie zitten in duisternis
en schaduw van de dood –;
en om onze voeten te richten
op een weg van vrede.”

Voor Zacharias, is de geboorte van zijn zoon, Johannes, een scharnier tussen verleden en toekomst. De Geest doet hem profetisch spreken: Geworteld in een levende traditie die daad-werkelijk G-d verwoordt, vrij en teder her-innerend hun G-d, de G-d van Abraham. Er loopt een wonderlijke lijn doorheen de geschiedenis van de Schrift. Onvruchtbare vrouwen worden zwanger, een herdersjongen wordt koning, een stotteraar krijgt de leiding over de Uittocht ut Egypte, een kwetsbaarkind de Messias. De heilsgeschiedenis is tegendraads, een voortdurend verzet van het leven tegen de dood.
Johannes, gezegend ben je. Er wordt jou een grote taak toegedicht. Ook jij zal profeet zijn. Jij zal verwijzen vér wijzen, oude woorden zo uitspreken dat ze nieuwe toekomst worden. Jouw vader (én moeder) zullen je de weg wijzen, die jij aan anderen zult wijzen … tot ze uitkomen bij de Messias. Stralend licht zal er zijn, Licht dat onze voeten richt op een weg van vrede.