Joh. 10,1-10 (30/04/2023)
1 “Amen, amen, ik zeg jullie:
Wie de binnenhof van de schapen
niet binnengaat door de deur,
maar binnenklimt langs ergens anders,
is een dief, een rover.
2 Maar wie binnengaat door de deur,
is de herder van de schapen.
3 Voor hem doet de deurwachter open
en de schapen geven gehoor aan zijn stem.
Hij roept zijn schapen bij name
en leidt ze naar buiten.
4 En wanneer hij alle naar buiten heeft gedreven,
gaat hij voor hen uit
en de schapen volgen hem
omdat ze zijn stem kennen.
5 Maar een ander zullen ze zeker niet volgen;
ze zullen van hem wegvluchten
omdat ze van de ander de stem niet kennen.”
6 Deze parabel vertelde Jezus tegen hen,
maar ze herkenden niet wat het was
dat hij tegen hen zei.
7 Jezus zei dus opnieuw tegen hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Ik ben de deur voor de schapen.
8 Allen die vóór mij gekomen zijn,
waren dieven, rovers,
nee, de schapen hebben aan hen geen gehoor gegeven.
9 Ik ben de deur.
Als iemand door mij naar binnen gaat,
zal hij bevrijd worden:
hij zal in- en uitgaan en weide vinden.
10 De dief komt voor niets anders
dan om te stelen, te slachten en verloren te laten gaan.
Ik ben gekomen
opdat zij leven zouden hebben,
en wel in overvloed.”
In het Evangelie wordt op meerdere manieren het beeld van de herder gebruikt om te spreken over de Messias, de bevrijder die vanwege G-d onder de mensen zou komen. Het was voor het G-dsvolk een bekend beeld. Enerzijds maakte het deel uit van het alledaagse leven, ook al keken ze er vaak op neer. Anderzijds – en dat is merkwaardig gezien het eerste – was van oudsher de Messias voorgesteld als een herderfiguur. Dé grote koning – David – was dan ook eerst en vooral een herder!
Herders leven in diepe verbondenheid met het leven, zoals dat in de schepping door G-d gegeven is. Én ze leven in diepe verbondenheid met hun kudde, voor wie ze daarom een grote verantwoordelijkheid aan de dag leggen, zowel voor de kudde in z’n geheel als voor elk dier afzonderlijk.
Ik mag mij dus ‘geherderd’ weten door dé Herder! (De vraag daarbij is of ik mij een schaap wil weten!) Én ik mag mij – in navolging van hem – een herder weten voor mijn even-mens, en brug/poort-figuur zijn die Léven brengt in G-ds naam en verantwoordelijkheid opneemt voor hen.
Joh. 14,27-31a (9/05/2023)
27 Vrede laat ik jullie na.
Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft.
Ik geef haar jullie,
laat je hart dus niet verontrust raken
en wees niet bang!
28 Je heb gehoord dat ik jullie zei:
Ik ga heen en kom naar jullie terug.
Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben,
zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga,
want de Vader is groter dan ik.
29 En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt,
opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.
30 Veel zal ik met jullie niet meer kunnen bespreken,
want de heerser van deze wereld komt.
Hij heeft geen macht over mij,
31 maar zo zal de wereld leren kennen
dat ik de Vader liefheb
en handel zoals de Vader mij gewezen heeft.
Johannes cirkelt rond het afscheid van Jezus. We horen het slot van de afscheidsrede, waarin Jezus de leerlingen inwijdt in de essentie van liefde. Niet liefde als een fijn gevoel, maar liefde inclusief lijden. We hoorden het al op Paasochtend: in de diepte van de nacht en in het lijden kán liefde openbreken. Op de rand van de afgrond kán liefde dragende grond zijn. Als je zelf in duisternis zit, dan zijn dat geen mooie zalvende woorden, dan is het geen ‘mantel der liefde die alles bedekt’, maar dan is dat een liefde die met een ongekende kracht dóórleeft.
In zijn menselijke, fysieke verschijning, moet Jezus wel weggaan, maar gelukkig laat hij een medestander na én zijn vrede. Het is een afscheid, een ‘shalom’: het ga je goed. Als wij elkaar vandaag de vredewens geven, is dit dus niet zomaar een groet. We geven elkaar de vrede van Christus en dat is spannend om elkaar aan te zeggen, want het is een vrede die ons verstand te boven gaat. Het is die vrede die ons staande houdt op de rand van de afgrond. Het is de vrede die ons door iedere diepte heen zal dragen.
Joh. 16,29-33 (22/05/2023)
29 Nu zeiden zijn leerlingen hem:
“Kijk, nu spreek je vrijmoedig
en gebruik je geen beelden!
30 Nu weten wij dat jij alles weet
en dat het voor jou niet nodig is dat iemand je vragen stelt.
Daarom geloven wij dat je van God bent uitgegaan.”
31 Jezus antwoordde hun:
“Nu geloven jullie?
32 Kijk, er komt een uur
– ja, het is er al –
dat jullie verstrooid zullen worden,
elk naar het zijne,
en mij alleen achterlaten.
Maar toch ben ik niet alleen
omdat de Vader bij mij is.
33 Ik zeg dit tegen jullie
opdat je ín mij vrede zou hebben.
In de wereld heb je drukkende pijn,
maar hou moed:
ik heb de wereld overwonnen.
Langzaam begint het te dagen bij de leerlingen (bij ons?). Stilaan groeit het besef van wie Jezus is. De innige verbondenheid tussen G-d en Jezus wordt gevoeld en we worden erin meegenomen. Zo lijkt het vanzelfsprekend dat de mens Jezus van G-d is uitgegaan en dat wij daarvan gaan getuigen. Maar Jezus waarschuwt: Het is niet zo eenvoudig als het nu, op dit moment, wel lijkt te zijn. Er is zoveel in de wereld waardoor je overspoeld kan raken en je doet wegdrijven van G-d. Allerlei dingen zullen je aandacht opeisen. De wereld zal aan je trekken en je zal verstrooid raken naar alle kanten.
Maar Jezus stelt ook gerust. Zelfs te midden van de verstrooidheid mogen wij goede moed bewaren, want hij heeft de wereld overwonnen. Het is duidelijk dat het hier niet gaat over een wereldse overwinning, maar wel over die onoverwinnelijke verbondenheid tussen hem en de Vader. Wat er ook gebeure, hoezeer we ook verstrooid raken, hij brengt ons telkens weer tezamen.
Joh.3,16-18 (4/06/2023)
16 Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
17 Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18 Wie vertrouwend ín hem is,
wordt niet gevonnist,
maar wie niet vertrouwt,
is al gevonnist,
omdat hij niet heeft vertrouwd
in de naam van de eniggeboren zoon van God.
Vanaf de 5de eeuw reeds gebruikte men het beeld van de goddelijke dans om iets uit te drukken van het wezenlijke van de ‘Drie-eenheid’ (perichorese).
In zijn diepste wezen is G-d gemeenschap, liefde en wederkerigheid. Hij is geen onbewogen, onveranderlijke, in zichzelf gekeerde godheid. Hij is een op de ander gerichte, zichzelf-gevende liefde. G-ds Liefde wil ons opnemen, optillen, en meenemen in zíjn Liefdesavontuur. Ten diepste gaat het in ons leven dus om relaties, om liefde, om het vinden van die liefde, en het gevonden worden door die Liefde.
“Zozeer heeft God de wereld liefgehad … zodat niemand verloren zou gaan.”
Het is G-d zelf die als wervelend gebeuren ieder van ons uitnodigt en wil meetrekken in zíjn leven – dat dan Léven wordt.
Als het waar is dat Léven een goddelijke dans is, de dans van de drie-eenheid, dan is meedansen het allerbelangrijkste wat er is, meedansen om te leven in die Liefde en ervan te genieten.
Dus: trek alvast je dansschoenen aan en laat je verleiden!
Joh.20,24-29 (3/07/2023)
24 Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd,
één van de twaalf,
was niet bij hen toen Jezus kwam.
25 De andere leerlingen zeiden hem:
“We hebben de Heer gezien!”
Maar hij zei tegen hen:
“Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie
en er mijn vingers in kan steken,
en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen,
hoe kan ik het dan vertrouwen?”
26 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen
en nu was Tomas er wel bij.
Jezus kwam – terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden
en zei: “Vrede voor jullie!”
27 Daarna zei hij tegen Tomas:
“Kom met je vinger, kijk naar mijn handen,
kom met je hand en leg die in mijn zijde.
Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!”
28 Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!”
29 Jezus zei hem:
“Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen.
Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
De apostelen kregen blijkbaar een eigen opdracht te vervullen. Petrus weidde de lammeren en werd de rots voor zijn Kerk. Paulus ging op pad ter ondersteuning en verkondiging naar gemeenschappen ver weg, … Maar wat is er weggelegd voor de (ongelovige?) Tomas?
Wanneer alle anderen vol enthousiasme vertellen over hun ervaring, is hij het die twijfelt en niet durft te vertrouwen zonder gezien te hebben. Zou dat zijn taak geweest zijn? Het kruis van de twijfel op nemen en ook met dit kruis toch nog Jezus blijven volgen.
Misschien zit de kracht van ons geloof niet in de onweerlegbaarheid van onze overtuiging, maar in het vermogen om ook alle twijfels en onzekerheden te verdragen, het niet-weten? Geloven is immers ook te midden van het niet-weten toch de hoop vast houden en het vertrouwen in de barmhartigheid en de liefde van G-d. Misschien is dat wel de roeping van Tomas: het geloof dat geboren wordt uit de aanraking van de wonden, niet tot bezit maken of inkapselen als zeker weten, maar op weg blijven gaan doorheen alle onzekerheden.
Joh.1,45-51 (24/08/2023)
43 De volgende morgen besloot Jezus naar Galilea te gaan.
Hij ging er Filippus zoeken [heuriskei = vinden door actief te zoeken]
en zei hem: “Volg mij.”
44 Filippus was van Betsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus. [vissersdorp aan de noordkant van het meer van Galilea]
45 Filippus ging Natanaël zoeken
[de traditie vereenzelvigt hem met de apostel Bartolomeus]
en zei hem:
“Wij hebben degene gevonden
over wie Mozes geschreven heeft in de Wijzing, en ook de profeten:
Jezus, de zoon van Jozef uit Nazaret!”
46 Natanaël repliceerde:
“Uit Nazaret? Kan daar iets goeds van komen?”
Maar Filippus zei hem: “Kom en zie!”
47 Jezus zag Natanaël naar zich toekomen
en zei over hem:
“Kijk! Een waarachtige Israëliet,
iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
48 Natanaël vroeg hem:
“Vandaar ken jij mij?”
Jezus antwoordde:
“Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat,
zag ik jou!”
49 Nu zei Natanaël:
“Rabbi, jij bent de zoon van God,
jij bent de koning van Israël!”
50 Jezus antwoordde hem:
“Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je?
Je zult grotere dingen dan deze zien!”
51 En hij zei:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Je zult de hemel geopend zien
en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen op de mensenzoon.”
“Kom en zie!” “Kijk!” “Ik zag jou onder de vijgenboom” ….
Tot geloof komen heeft duidelijk te maken met ‘zien’. Van bij het begin waren er mensen die zagen hoe Jezus sprak en optrad. Ze werden door hem gekend en lieten toe dat hij hen aankeek.
Zo kwamen zij tot ‘zien’. Dankzij hun getuigenis ontstond er een lange traditie van ge‘zien’ worden, ‘zien’ en verder vertellen – een traditie die nog steeds doorgaat.
Zo wordt geloof doorgegeven, niet als dogma, maar steunend op getuigenissen van mensen die ‘gezien’ hebben en hierover niet kunnen zwijgen. Telkens weer gaat het over heel concrete gebeurtenissen die mensen op een andere manier naar het leven doen kijken: liefdevol. En wie liefdevol kijkt, ‘ziet’ waar het om gaat en wekt anderen tot geloven.
Toch vertrekt het initiatief bij G-d. Hij is het die roept en ons aankijkt. Maar zijn roepen kan maar gehoord worden langsheen de stem van mensen, een stem die je raakt, aanspreekt en je doet ‘zien’ – vol liefde.