Verbonden Léven

Joh.15,9-17 (14/05/2022)

Zoals de Vader mij daad-werkelijk heeft liefgehad, zo heb ik ook jullie daad-werkelijk liefgehad. Verblijf in mijn liefde. Als je mijn Wijzingen be-waart [= behouden door waar te maken], zul je in mijn liefde verblijven, zoals ik ook de Wijzingen van mijn Vader heb be-waard en in zijn liefde verblijf.
Ik heb deze dingen tegen jullie gezegd opdat mijn vreugde in jullie zou verblijven en jullie vreugde vol zou worden!
Dit is mijn Wijzing: Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad. Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren. Jullie zijn mij dierbaar. Doe dan wat ik jullie Wijs.
Ik noem jullie geen dienaren, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar ik heb jullie dierbaren genoemd, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, heb leren kennen aan jullie.
Niet jullie hebben mij uitgekozen, nee, ik heb jullie uitgekozen. Ik heb jullie ingezet om op weg te gaan en vrucht te dragen – vruchten die blijvend zijn – en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, hij het jullie geeft.
Dit is mijn Wijzing voor jullie: Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.

14 mei, feest van de apostel Mattias. Zonder Judas zou hij een onbekende gebleven zijn. Maar nu Judas er niet meer is, zoekt Petrus een plaatsvervanger. Geen sinecure
plaatsvervanger zijn, de leegte opvullen die veroorzaakt werd door verraad en ontrouw. Maar hij neemt het aan en vervuld van de heilige Geest gaat hij op weg om te verkondigen over Jezus’ Liefde en trouw.
Over die liefde gaat het hier (en in het ganse Evangelie). Deze liefde is van een totaal andere orde dan onze menselijke liefde. Ze is steeds op zoek naar de ander om zichzelf te kunnen geven opdat de ander kan leven. Aan die liefde gaat iets vooraf, nl. een lege ruimte, de openheid waarin de ander aanwezig mag komen. Daar begint die Liefde, in die open ruimte, die passieve, kijkende, luisterende aanwezigheid waarin de ander mag binnentreden en verblijven. Misschien is dat wel de grootste uitdaging: Het uithouden in die Liefde; tijd nemen om te zijn, om verbonden te blijven met Jezus’ leven; jezelf compleet laten overdonderen; je laten omarmen door zijn Liefde. Net zoals een danser gedanst wordt door de muziek, zo mag de Liefde ons bewegen naar de ander en ons verbinden vanuit een intense liefdevolle verbondenheid met de Vader.

Joh.5,33-36 (16/12/2022)

Jullie hebben gezanten gezonden naar Johannes en hij heeft naar waarheid getuigd. Zelf heb ik het getuigenis van een mens niet nodig, maar ik zeg dit tot jullie vrijmaking. Hij was de lamp, brandend en schijnend, maar jullie hebben je maar een uur in zijn licht willen verheugen.
Maar ik heb een getuigenis dat groter is dan dat van Johannes: de werken die de Vader aan mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt over mij dat de Vader mij gezonden heeft.

We lezen een fragment uit een gesprek tussen de Joden en Jezus. Zij willen hem doden omdat hij G-d zijn Vader noemt en zich zo – voor de Joden – gelijkstelt aan G-d. Jezus probeert al getuigend te duiden hoe de vork aan de steel zit. Hij handelt niet namens zichzelf maar namens G-d. Hij weet dat een enkele getuigenis over zichzelf (en van zichzelf) voor zijn toehoorders onvoldoende zal zijn. Daarom verwijst hij naar Johannes de Doper, wiens licht (succes) ze niet lang hebben kunnen verdragen (omwille van de radicaliteit?), én naar zijn eigen daden. Wat hij doet en zegt, is voldoende om te beseffen dat hij niet uit eigen kracht handelt. Het reikt verder en dieper dan het menselijke en daarom spreekt het voor zich dat wat hij doet van G-d komt!
Zullen deze getuigenissen hen tot geloof brengen? Is dat ook waardoor wij kunnen geloven in hem?
Simpelweg ja antwoorden op deze vraag zou niet kloppen, omdat we weten dat ‘geloven’ ook ‘consequent navolgen’ inhoudt. Ons doen en laten zal dus moeten vertrekken bij dat ‘niet namens mijzelf’.

Joh.8,51-59 (7/04/2022)

Amen, amen, ik zeg jullie: Als iemand mijn woord be-waart, zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
Nu zeiden de Joden hem: Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt: Abraham is gestorven, en de profeten ook, en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart, zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken. Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is; en ook de profeten zijn gestorven. Voor wie houd jij jezelf wel?”
Jezus antwoordde: “Als ik mezelf groots maak, betekent mijn grootsheid niets. Het is de Vader die mij groots maakt, hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’. Maar jullie zijn niet in kennis met hem; ik ben in kennis met hem. Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken, zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar. Maar ik ken hem en be-waar zijn woord. Abraham, jullie vader, verheugde zich er op mijn dag te mogen zien. En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
De Joden zeiden hem: “Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Van voor Abraham geboren werd, ben ik.”
Nu raapten ze stenen op om op hem te werpen, maar Jezus trok zich terug en ging weg uit de tempel.

Als je met de gewone logica van de rationaliteit naar Jezus uitspraken vandaag kijkt, dan hebben ‘de Joden’ gelijk: dit klopt niet. Je kunt niet ‘nog geen 50 zijn’ én ‘Abraham gezien hebben’; je kunt niet ‘in eeuwigheid de dood niet zien’.
Blijkbaar spreekt Jezus over een ander soort tijdsverloop. Die speelt zich wel af ín de wereld, maar is niet die ván de wereld. De logica van de r-el-ationaliteit speelt zich op een andere laag af.
Verbondenheid overbrugt ook de ogenschijnlijke grenzen van tijd en ruimte. Ik kan verbonden zijn met wie niet hier is; ik kan verbonden zijn met wie nu niet hier is; en dat strekt zich ook uit over de ogenschijnlijke grens van de dood.
‘Be-waren’ in de logica van de rationaliteit is: veilig opbergen in een goed afgesloten hokje, zodat er niets mee kan gebeuren en het steriel blijft. ‘Be-waren’ in de logica van de r-el-ationaliteit is: durven aan de slag gaan met wat je krijgt, het waarmaken, het in beweging brengen, om het levend te kunnen doorgeven aan anderen …

Joh.3,31-36 (28/04/2022)

“Wie van boven komt, is boven allen. Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde. Wie uit de hemel komt, is boven allen. Wat hij gezien en gehoord heeft, daar getuigt hij van. Maar niemand neemt zijn getuigenis aan. Wie zijn getuigenis wél aanneemt, bezegelt daarmee dat God waarachtig ís. Want wie God gezonden heeft, spreekt de woorden van God, want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
De Vader heeft de Zoon lief en heeft hem alles in handen gegeven. Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon, heeft het volle leven, maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon, zal het leven niet zien – maar Gods genegenheid blijft op hem.”

Bij aanvang van deze perikoop lijkt het alsof hemel en aarde een eindje uit elkaar liggen en met elkaar niets te maken zouden hebben. Maar de natuur laat ons dagelijks het tegendeel zien. Er is wel degelijk een plek waar hemel en aarde elkaar raken, nl. daar waar de zon opkomt, daar waar nieuw leven tevoorschijn komt. Voor Johannes is dit raakvlak Jezus. Liefdevol (vol liefde) verbindt hij de hemel (G-d) met de aarde (mens). En, wordt er gezegd, als je in die liefdesstroom gaat staan, zal je ten volle leven. Je leven krijgt betekenis (zin) en wordt zo een zin-vol-Léven, een leven dat er toe doet voor de anderen, een leven gericht op G-d en geleid door zijn Geest (ruach). Jezus is het levend getuigenis van wat in dat raakvlak te zien en te ervaren valt en ons nodigt ons uit dit getuigenis aan te nemen en samen met hem naar die plek (dat raakvlak) te komen. We weten allemaal dat dit niet van-zelf-sprekend is, maar (als we de evangelist mogen geloven) mogen we gerust zijn dat G-ds liefde blijft stromen en zijn genegenheid blijft aanwezig ook als je het leven niet ziet.

 

Joh.6,52-59 (6/05/2022)

De Joden raakten onder elkaar in heftige discussie: Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?
Jezus zei hen: “Amen, amen, ik zeg jullie: Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten en zijn bloed niet drinken, hebben jullie geen leven in jullie. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, heeft het volle leven en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag. Want mijn vlees is waarachtig voedsel en mijn bloed waarachtige drank. Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt, verblijft in mij en ik in hem. Zoals de levende Vader mij gezonden heeft en ik leef door de Vader, zo zal ook wie mij herkauwt leven door mij.
Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals met het manna dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn. Wie dít brood herkauwt, zal leven in volheid.”
Hij zei deze dingen toen hij onderricht gaf in de plaats van samenkomst [synagoge] in Kafarnaüm.

Geef toe, Jezus spreekt hier erg tegen de borst stotende taal! Nog maar logisch dat ‘de Joden’ er tegenin gingen. Als wij echt goed naar deze woorden zouden luisteren en ze niet zomaar aan ons laten passeren als ‘ja, dat kennen we al’, zouden wij net zo reageren.
De knoop ligt gebonden in het feit dat ‘de Joden’ Jezus’ woorden letterlijk opvatten, terwijl hij ze spreekt in de geest – zeg maar Geest – van de Schrift (wat wij het ‘Oude Testament’ noemen).
Wij kunnen makkelijk verrast zijn van de ‘lijfelijkheid’ van Schriftteksten. Dat is omdat de Bijbel de mens niet opdeelt in ‘domeinen’ (zoals geest en lichaam), zoals wij dat in het spoor van het Griekse denken wél gewoon zijn te doen. Voor de Bijbel bestaat er maar één mens, die tegelijk in al z’n aspecten handelt, voelt, leeft, … én zich op G-d richt.
Het ‘herkauwen van Jezus’ vlees’ gaat er dus om dat wij ons hem eigen maken, dat wij hem willen ‘interioriseren’ – om het modern te zeggen, dat hij ín ons mag gaan leven, met al wie hij is en met al wie wij zijn.
Bijbelse mensen weten dat dit geen doodskwestie is, maar net een levenszaak. Dat hadden ‘de Joden’ kunnen weten, maar ze waren toen al te vergriekst en te verstart …

Joh.14,1-6 (13/05/2022)

“Laat je hart niet verontrust raken. Jullie vertrouwen in God, vertrouw ook in mij. In het huis van mijn Vader zijn er veel verblijfplaatsen. Als dat niet zo was, zou ik het jullie gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden. En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid, kom ik terug en neem jullie op bij mij, zodat jullie ook zijn waar ik ben. Waar ik heenga en de weg erheen, kennen jullie.
Tomas zei: “Heer, wij weten níet waar je heengaat, hoe kunnen we dan de weg kennen?” Jezus antwoordde hem: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.”

Wat een geruststelling! Wat een krachtige, troostvolle boodschap! “Vertrouw!” G-d ‘is’ en bij hem zijn er veel verblijfplaatsen. Je zou ook kunnen zeggen: G-d ‘verblijft’ op vele plaatsen! M.a.w. we kunnen hem op vele plaatsen – verwachtte en onverwachte – vinden! En dan gaat het m.i. niet over het hiernamaals maar in de eerste plaats over het leven hier en nu. Daarbij stelt Jezus ons gerust: “Jullie mogen bij hem zijn.” Hijzelf zal plaats maken voor ieder van ons. Een straffe uitnodiging om op weg te gaan, hem achterna. Hij wijst de weg, ‘is’ de weg. Door Jezus te leren kennen zal je op het spoor komen van G-ds Liefde, en deze goddelijke Liefde reikt tot in alle verblijfplaatsen – ook in kwaadsprekers, in ellende, in dat wat dood lijkt.
Er is een weg die leven geeft, daar mag je op vertrouwen. Open gewoon je ogen, je oren, je hart en laat je meenemen op die weg.